ECLI:NL:RBZWB:2024:4890 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 17 juli 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3116
[eiser] , uit [plaats 1] , eiser,
(gemachtigde: mr. dr. T.N. Sanders),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst,
verweerder, (gemachtigde: mr. L.R. Kortland)
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een incidentele subsidie voor restauratie van een rijksmonument.
1.1. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 8 november 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 mei 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen
Totstandkoming van het besluit
2. Eiser heeft op 29 april 2016 het pand aan [het adres] in [plaats 2] gekocht. Het pand is sinds 1973 een rijkmonument.
2.1. Bij brief van 16 september 2022 heeft eiser een aanvraag ingediend bij het college om een incidentele subsidie te verstrekken ter hoogte van een bedrag van € 1.880.616,19 voor restauratie van het voorhuis.
2.2. Met het primaire besluit van 8 november 2022 heeft het college eisers verzoek afgewezen. Eiser heeft op 23 november 2022 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, welk bezwaar bij besluit van 16 mei 2023 ongegrond is verklaard (het bestreden besluit).
2.3. Op 2 juni 2023 is daartegen door eiser opgekomen in beroep en op 4 juli 2023 zijn de gronden van beroep aangevuld.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt of het college op juiste gronden, in heroverweging, bij het bestreden besluit zijn besluit om de aanvraag om een incidente subsidie niet te verlenen aan eiser in stand heeft gelaten. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank is van oordeel dat het college niet gehouden was de aangevraagde subsidie te verlenen en daarom is het beroep ongegrond*.* Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Incidenteel geval?
5. Op grond van artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verstrekt een bestuursorgaan slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift, dat regelt voor welke activiteiten subsidie wordt verstrekt. Tussen partijen is niet in geschil dat een wettelijke grondslag voor subsidieverlening door het college voor herstel van rijksmonumenten ontbreekt. Op grond van artikel 4:23, derde lid, aanhef en onder d van de Awb is het vereiste van een wettelijke grondslag niet van toepassing in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.
5.1. Uit de totstandkomingsgeschiedenis
5.2. Het college heeft zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat in eisers situatie geen sprake is van een incidenteel geval. Ter onderbouwing daarvan heeft het college toegelicht dat er in de gemeente Hulst 109 rijksmonumenten zijn waarvan een groot aantal in eigendom bij particulieren. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is van een situatie waarin het aantal potentiële aanvragen van eigenaren voor subsidie voor de kosten van herstel van hun rijksmonument zó beperkt is, dat eisers verzoek een incidenteel geval vormt.
5.3. Bij gebrek aan een (wettelijke) grondslag voor subsidieverstrekking, ontbreekt voor het college de bevoegdheid tot subsidieverlening. Het college heeft het verzoek daarom terecht afgewezen en heeft het daartegen gerichte bezwaar van eiser op juiste gronden ongegrond verklaard. Eisers beroep op het evenredigheidsbeginsel kan daar geen verandering in brengen.
5.4. Omdat geen sprake is van een incidenteel geval, komt de rechtbank niet toe aan bespreking van de overige beroepsgronden, inhoudende dat de afwijzing van de aanvraag in strijd is met het beleid zoals dat volgt uit het bestuursakkoord 2022-2026, de Nota Ruimtelijke Kwaliteit 2015 en de concept Nota Ruimtelijke Kwaliteit van juli 2022, dat bestaande subsidieregelingen onvoldoende soelaas bieden en dat bijzondere omstandigheden de afwijzing van het verzoek om incidentele subsidie onevenredig maken.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.J. Maas-Cooymans, voorzitter, en mr. dr. E.J. Govaers en mr. A.G.J.M. de Weert, leden, in aanwezigheid van mr. W.J.C. Goorden, griffier, op 18 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Bij afwezigheid van de voorzitter is de uitspraak ondertekend door mr. dr. E.J. Govaers.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Kamerstukken II, 1993/94, 23700, nr. 3