ECLI:NL:RBZWB:2024:3886 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 6 juni 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4632
[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker,
(gemachtigde: [naam] ),
en
Inleiding
Van 6 juni 2024 tot en met 8 juni 2024 vinden ‘de dorpsfeesten [plaats] ’ plaats in en rond de feesttenten op het Plein in [plaats] .
Verzoeker heeft op 7 juni 2024 bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van 22 mei 2024 over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het omgevingsplan ten behoeve van dit evenement. Verzoeker heeft op diezelfde datum bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van 21 mei 2024 over het verlenen van een evenementenvergunning en ontheffing op grond van artikel 35 van de Alcoholwet. Op 7 juni 2024 heeft verzoeker de voorzieningenrechter ook verzocht om deze besluiten te schorsen, omdat in de nacht van 6 op 7 juni 2024 een ‘bierpit’ door de raam van de woonkamer van verzoeker is gegooid.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
1. Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter ziet zich voor de vraag gesteld of een voorlopige voorziening moet worden getroffen. Omdat het verzoek is ingediend op een moment dat het evenement als is aangevangen, wordt deze vraag uitsluitend beantwoord aan de hand van een belangenafweging.
3. Het belang van verzoeker is gelegen in het belang van veiligheid. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de veiligheid van hemzelf, zijn eventuele medebewoners en zijn woning dermate in gevaar is als gevolg van het evenement, dat het evenement daarom per direct gestopt moet worden. Dat in de nacht van 6 op 7 juni 2024 iets door het woonkamerraam van verzoeker zou zijn gegooid is op geen enkele wijze met objectieve en verifieerbare bewijsstukken onderbouwd. Daarnaast is ook niet gebleken dat dit incident verband houdt met de dorpsfeesten op het plein voor de woning van verzoeker. Verzoeker schrijft dat het incident heeft plaatsgevonden in de nacht van 6 op 7 juni 2024. Uit de evenementenvergunning blijkt dat het evenement slechts duurde tot 00.30 uur. Verder zijn aan de evenementenvergunning verschillende voorschriften verbonden die de veiligheid in en rondom het Plein beogen te waarborgen. In de evenementenvergunning heeft de burgemeester ook expliciet voorgeschreven dat dagelijks zes beveiligers moeten worden ingezet vanaf 20.30 uur totdat alle bezoekers het evenemententerrein hebben verlaten. Wanneer niet wordt gehandeld in overeenstemming met de voorschriften die zijn opgenomen in de evenementenvergunning is het aan de burgemeester om daar handhavend tegen op te treden. In het geval de burgemeester niet bereikt kan worden, kan verzoeker zich wenden tot de politie. De voorzieningenrechter leest verder dat de gronden die verzoeker in het bezwaarschrift aanvoert voornamelijk betrekking hebben op de gehandicaptenparkeerplaats van verzoeker die bereikbaar moet blijven. Het had op de weg van verzoeker gelegen om – met die reden – eerder dan na aanvang van het evenement bezwaar te maken tegen de besluiten. Daarnaast acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat ook dit belang voldoende wordt gewaarborgd. In de evenementenvergunning staat voorgeschreven dat de invalidenparkeerplaats ter hoogte van [adres] te [plaats] te allen tijde bereikbaar dient te blijven. Ook voor dit voorschrift geldt dat het aan de burgemeester is om handhavend op te treden als dat niet wordt nagekomen en dat verzoeker zich tot de politie kan wenden als de burgemeester niet bereikbaar is.
4. Tegenover de belangen van verzoeker staat het algemeen belang dat erbij is gediend dat het evenement doorgang kan vinden. De organisator, horecaondernemingen, bezoekers en andere betrokkenen hebben er belang bij dat het evenement doorgang kan vinden. Onder de hiervoor geschetste omstandigheden dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter een zwaarder gewicht te worden toegekend aan het belang dat is gediend met het doorgaan van het evenement.
5. Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding. De voorzieningenrechter gaat er wel vanuit dat verzoeker het griffierecht dat hij verplicht is te voldoen voor dit verzoek om voorlopige voorziening nog zal voldoen.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 7 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: