Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:3649 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 3 juni 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2024:36493 juni 2024Deze uitspraak is in 1 latere zaken aangehaald

Uitspraak inhoud

uitspraak

Wrakingskamer

Middelburg

zaaknummer / rekestnummer: C/02/422228 HA RK 24-82

Beslissing van 4 juni 2024 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht van:

mr. S.C. van Paridon advocaat te Rotterdam, als advocaat van en namens: [verzoeker] verder te noemen verzoeker.

1 De procedure

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:

2 Het verzoek

2.1. Het verzoek strekt tot wraking van de rechter, belast met de behandeling van de hoofdzaak.

2.2 De rechter berust niet in het verzoek tot wraking.

3 De gronden van het wrakingsverzoek

3.1 Verzoeker legt aan zijn verzoek, kort weergegeven, het volgende ten grondslag. Op de momenten dat de gemachtigde van verzoeker aan het woord was, heeft de rechter herhaaldelijk en op luide toon door hem heen gepraat, door de gemachtigde als ‘tetteren’ aangeduid. Hierdoor heeft de rechter verhinderd dat verzoeker zijn standpunten kon innemen en toelichten. De rechter gaf hiermee blijk dat ze de argumentatie van verzoeker niet wilde horen. Daarnaast verzocht de rechter zonder deugdelijke motivering aan de gemachtigde van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een processtuk aan het digitale dossier toe te voegen, terwijl de rechter bekend was met de bezwaren van verzoeker hiertegen. Omdat de rechter verzoeker niet de gelegenheid gaf om zijn bezwaren tegen deze beslissing te onderbouwen, is het beginsel van hoor en wederhoor geschonden.

4 De reactie van de rechter

4.1 De rechter heeft, kort samengevat, als volgt op het wrakingsverzoek gereageerd. De rechter weerspreekt partijdig of vooringenomen te zijn (geweest) tijdens de behandeling van de hoofdzaak. De rechter onderbrak de gemachtigde van verzoeker met vragen ter verduidelijking van het standpunt van verzoeker. De gemachtigde van verzoeker heeft de gelegenheid gekregen om zijn pleitnota in zijn geheel voor te lezen en heeft dan ook zijn beroepsgronden kunnen toelichten. Ondanks de bezwaren van verzoeker, stond het de rechter vrij om aan de gemachtigde van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te verzoeken een processtuk aan het digitale dossier toe te voegen. Uit deze beslissing blijkt dat niet de rechter partijdig of vooringenomen is, omdat het rechterlijk oordeel over dit processtuk nog moest volgen.

5 De beoordeling

5.1 Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan elk van de rechters die een zaak behandelt op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

5.2 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter geldt het uitgangspunt dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Alleen een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer moet daarom onderzoeken of de door verzoeker aangevoerde specifieke feiten en omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert, of dat de door verzoeker geuite vrees daarvoor – objectief – gerechtvaardigd is.

Bespreking van de wrakingsgronden

5.3 In artikel 8:61, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht staat dat de voorzitter de leiding heeft van de zitting. Als uitgangspunt wordt daarom genomen dat het aan de rechter is die de zaak behandelt om het verloop van de zitting en de regie te bepalen en om de orde tijdens de zitting te bewaken. De rechter heeft hierbij een grote mate van vrijheid. Het staat de rechter dan ook vrij om partijen te onderbreken. Ook bepaalt de rechter welke ruimte aan partijen wordt gegeven om de standpunten toe te lichten. Daarbij hoort dat beide partijen voldoende in de gelegenheid moeten worden gesteld om de standpunten tijdens de zitting naar voren te brengen.

5.4 De wrakingskamer maakt uit de zittingsaantekeningen en uit hetgeen door verzoeker en de rechter naar voren is gebracht op dat verzoeker voldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn standpunten naar voren te brengen en deze te onderbouwen. Door verzoeker wordt niet betwist dat hij in zijn eerste termijn zijn pleitnota geheel heeft kunnen voordragen. Daarbij komt dat verzoeker tijdens de mondelinge behandeling van zijn wrakingsverzoek heeft uitgelegd dat hij niet al zijn beroepsgronden tijdens zijn eerste termijn wilde prijsgeven. Het is dan ook zijn eigen keuze geweest om niet al zijn standpunten in de eerste termijn te delen. Gelet op diens regierol stond het de rechter bovendien vrij om verzoeker te onderbreken, aan hem vragen te stellen en hem erop te attenderen dat hij een standpunt al eerder (schriftelijk) kenbaar had gemaakt. Daarnaast was het onderzoek ter zitting nog niet gesloten en is niet gebleken dat verzoeker op een later moment niet alsnog de gelegenheid zou krijgen van de rechter om zijn standpunten (nader) toe te lichten. Gelet op het voorgaande zijn geen concrete aanknopingspunten aanwezig voor het oordeel dat verzoeker door de rechter werd verhinderd in het innemen en onderbouwen van zijn standpunten.

5.5 De beslissing van de rechter om aan de gemachtigde van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te vragen of hij een processtuk aan het digitale dossier kan toevoegen, betreft een procesbeslissing. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, bijvoorbeeld het arrest van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413, komt de wrakingskamer geen oordeel toe over de juistheid van een procesbeslissing. De vraag of al dan niet hoor en wederhoor correct is toegepast valt eveneens daaronder. Ook over de motivering van een procesbeslissing mag de wrakingskamer geen oordeel geven, zelfs niet als het gaat om een door verzoeker onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of het ontbreken van een motivering. De reden hiervoor is dat er tegen een uitspraak van de rechtbank doorgaans een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) kan worden ingesteld waarbij dit aan de orde kan komen. Alleen als een procesbeslissing in het licht van de omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden. Naar het oordeel van de wrakingskamer is daarvan in deze zaak niet gebleken. Daarbij is overigens niet gebleken dat verzoeker niet alsnog in de gelegenheid zou zijn gesteld om te reageren op het processtuk.

5.6 Gelet op het voorgaande is niet gebleken van enige schijn van vooringenomenheid dan wel van een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking dan ook ongegrond verklaren.

6 De beslissing

De wrakingskamer:

Deze beslissing is gegeven op 4 juni 2024 door mr. Peters, rechter en voorzitter, mr. Van Noort en mr. Leppens, rechters, in aanwezigheid van mr. De Mul, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, mr. Van Noort,

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.