Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:3451 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 21 mei 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2024:345121 mei 2024

Genoemde wetsartikelen

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht Kantonrechter

Zittingsplaats Bergen op Zoom

Zaaknummer: 10859601 \ CV EXPL 23-4027

Vonnis van 22 mei 2024

in de zaak van

MENZIS ZORGVERZEKERAAR N.V., te Wageningen, eisende partij, hierna te noemen: Menzis, gemachtigde: [gemachtigde] ,

tegen

[gedaagde], te [plaats] , gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] , procederend in persoon.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 24 oktober 2023 met productie 1 en 2, - het schriftelijke antwoord met bijlagen 1 tot en met 6, - de conclusie van repliek met producties 3 tot en met 9, - de schriftelijke toelichting (dupliek).

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 Het geschil

2.1. Menzis vordert, uitvoerbaar bij voorraad, om [gedaagde] de veroordelen: I. tot betaling van het bedrag van € 386,13 (€ 322,94 aan hoofdsom + € 58,61 aan buitengerechtelijke incassokosten + € 4,58 aan wettelijke rente), vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf datum dagvaarding tot alles is betaald, II. tot betaling van de proceskosten plus btw over de daarvoor in aanmerking komende kostenposten.

2.2. Menzis legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting uit de tussen partijen gesloten zorgverzekeringsovereenkomst door in de maanden juni en juli 2023 de premie niet te voldoen.

2.3. [gedaagde] voert het volgende verweer. In de maanden juli en juli 2023 verbleef hij in het buitenland met de intentie daar te blijven. De gemeente Bergen op Zoom zou zijn uitschrijving uit het BRP regelen. Op 13 juli 2023 is hij teruggekeerd naar Nederland, waarna hij dakloos is geraakt.

3 De beoordeling

3.1. Vaststaat dat Menzis en [gedaagde] een zorgverzekeringsovereenkomst hebben gesloten, op grond waarvan [gedaagde] is gehouden de premies maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen. Als niet betwist staat ook vast dat [gedaagde] de premies voor de maanden juni en juli 2023 niet heeft voldaan. Het verweer van [gedaagde] dat hij op dat moment in het buitenland verbleef met de intentie daar te blijven treft geen doel. Artikel 2 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) bepaalt namelijk dat iedereen die legaal in Nederland woont verzekeringsplichtig is voor de ziektekosten. Uit het uittreksel van de Basisregistratie Personen (BRP) volgt dat [gedaagde] ook in de periode dat hij in het buitenland verbleef ingeschreven stond op een adres in Nederland. Hij is dus wel degelijk verzekeringsplichtig.

3.2. Voor zover [gedaagde] een beroep doet op een eventueel gewekt gerechtvaardigd vertrouwen, door te stellen dat hij erop vertrouwde dat de medewerker van de gemeente zijn uitschrijving uit de BRP zou regelen, maakt het voorgaande niet anders. Het betreft namelijk een verklaring die niet afkomstig is van Menzis, zodat dit niet aan Menzis kan worden tegengeworpen. Daarbij rust op [gedaagde] zelf de verplichting dergelijke veranderingen aan Menzis door te geven.

3.3. Kortom, [gedaagde] is gehouden de premie voor de maanden juni en juli 2023, derhalve een totaalbedrag van € 322,94, aan Menzis te voldoen.

3.4. Omdat [gedaagde] de premies niet op tijd heeft betaald is hij de wettelijke rente aan Menzis verschuldigd. Het gevorderde bedrag van € 4,58 aan wettelijke rente wordt dan ook toegewezen, alsmede de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding, 24 oktober 2023, tot aan de dag dat de vordering volledig is voldaan.

3.5. Het bedrag van € 58,61 aan buitengerechtelijke incassokosten (inclusief btw) wordt toegekend nu dit niet door [gedaagde] is weersproken en gegrond voorkomt. Menzis heeft daarbij gesteld dat zij de gevorderde btw niet kan verrekenen.

3.6. [gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Menzis worden begroot op:

4 De beslissing

De kantonrechter

4.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Menzis een bedrag van € 386,13 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 322,94 vanaf 24 oktober 2023 tot aan de dag dat de volledige vordering is voldaan,

4.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 465,49, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

4.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgt, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 22 mei 2024.