ECLI:NL:RBZWB:2024:3227 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 15 mei 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1811 WMO15
(gemachtigde: mr. I.E. Duijts),
en
het dagelijks bestuur van gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden (de Bevelanden), verweerder.
Procesverloop
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een maatwerkvoorziening in de vorm van een traplift.
1.1. De Bevelanden heeft deze aanvraag met het besluit van 12 september 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 31 januari 2023 op het bezwaar van eiseres is de Bevelanden bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2. De Bevelanden heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en namens de Bevelanden [naam 1] en [naam 2] .
Beoordeling door de rechtbank
2.1. De rechtbank beoordeelt of de Bevelanden de gevraagde maatvoorziening op goede gronden heeft afgewezen. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.2. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
3.1. Eiseres is een vrouw van 74 jaar, die bekend is met artritis, botontkalking en reuma. Zij woont ruim 41 jaar samen met haar echtgenoot in hun huidige koopwoning te [plaats 1] .
3.2. Op 15 juli 2022 heeft eiseres een melding gedaan bij de Bevelanden voor ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) in de vorm van een vergoeding voor een traplift. Naar aanleiding van de melding heeft op 18 juli 2022 in het kader van de quickscan een telefoongesprek met eiseres plaatsgevonden. Op 8 september 2022 heeft een huisbezoek plaatsgevonden.
3.3. Eiseres heeft tijdens het huisbezoek van 8 september 2022 een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een traplift vanwege haar beperkingen in de zelfredzaamheid. Met het besluit van 12 september 2022 (primair besluit) heeft de Bevelanden de aanvraag voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een traplift afgewezen, omdat het verhuisprimaat voorliggend wordt geacht.
3.4. Eiseres heeft op 18 oktober 2022 bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Naar aanleiding daarvan heeft de Bevelanden op 24 november 2022 een medisch advies bij stichting SAP opgevraagd. Met het bestreden besluit heeft de Bevelanden het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Standpunt verweerder
4.1. De Bevelanden heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat verhuizen naar een gelijkvloerse woning de goedkoopst compenserende voorziening is. Met alleen een traplift wordt het door eiseres ervaren probleem in de zelfredzaamheid niet duurzaam opgelost. Op basis van het advies van stichting SAP stelt de Bevelanden dat het aan te bevelen is dat het aanwezige ligbad op termijn wordt uitgebroken en vervangen door een inloopdouche met de mogelijkheid tot zittend douchen.
4.2. De kosten van verhuizen zijn lager dan de kosten van het aanpassen van de huidige woning met een traplift en een natte cel. De kosten voor een traplift met één bocht bedragen eenmalig € 3.630,- (incl. BTW) en jaarlijks € 84,70 voor onderhoudskosten (incl. BTW). De kosten opgeteld bij de kosten voor het aanpassen van de badkamer zullen naar schatting hoger zijn dan € 10.000,-. De Bevelanden gaat voor verhuizing naar een geschikte woning uit van een normbedrag van € 1.553,- totaal (stoffering en transport).
4.3. Daarnaast heeft de Bevelanden onder meer in de belangenafweging betrokken dat er genoeg gelijkvloerse woningen beschikbaar zijn binnen nu en enkele maanden. In [plaats 1] moet dit binnen één jaar te realiseren zijn. Bij eiseres is geen sprake van een acute spoedige noodzaak om te verhuizen, zo blijkt uit het advies van stichting SAP. Ook geven de sociale omstandigheden en de verandering in woonlasten geen aanleiding om het verhuisprimaat niet toe te passen.
Beroepsgronden
5.1. Eiseres voert aan dat alleen een traplift noodzakelijk is om de woning langdurig geschikt te maken. Op grond van het medisch advies bestaat slechts een indicatie voor gelijkvloers wonen, waarbij de woning toegankelijk moet zijn zonder traplopen. De Bevelanden betrekt ten onrechte de natte cel bij de beoordeling in het kader van de aanvraag om een traplift. Uit het medisch advies volgt enkel de aanbeveling om op termijn het aanwezige ligbad te vervangen voor een inloopdouche met de mogelijkheid tot zittend douchen. De kosten van het plaatsen van een inloopdouche en het eventueel overbruggen van het hoogteverschil in de woonkamer wil eiseres voor haar eigen rekening nemen. De Bevelanden heeft dit ten onrechte niet in het onderzoek meegewogen.
5.2. Eiseres stelt verder dat er geen behoorlijke en zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden als gevolg waarvan het verhuisprimaat is opgelegd. Daartoe voert zij onder meer aan dat de woonlasten bij verhuizen hoger worden en dat de eenmalige aanschafkosten in de vorm van een traplift niet opwegen tegen de kosten die gepaard gaan met een verhuizing en de belasting op het zorgsysteem wegens het wegvallen van de mantelzorg.
Overwegingen van de rechtbank
6. Uit vaste rechtspraak volgt dat het bestuursorgaan, in dit geval de Bevelanden, een stappenplan moet volgen bij de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.
Is de hulpvraag juist vastgesteld en welke beperkingen ondervindt eiseres bij het gebruik van haar woning? (stap 1 en 2)
6.1. Tussen partijen staat vast dat eiseres niet langer veilig gebruik kan maken van de trap. In geschil is of de aanpassingen aan de badkamer noodzakelijk zijn en mochten worden betrokken in de beoordeling van de aanvraag voor de traplift. Eiseres vindt dat de Bevelanden te veel beperkingen heeft aangenomen.
6.2. De rechtbank is van oordeel dat de Bevelanden onvoldoende heeft onderbouwd dat eiseres ook beperkingen ondervindt bij het gebruik van de badkamer met ligbad. Eiseres heeft ter zitting verklaard nog altijd zelfstandig gebruik te maken van het bad. Dat eiseres ooit gevallen is of andere problemen heeft ervaren bij het gebruik van het bad, blijkt niet uit het dossier. De Bevelanden baseert zich op het advies van stichting SAP, maar de rechtbank stelt vast dat uit dit advies volgt dat vervanging van het ligbad op termijn is aan te bevelen. Dit impliceert, zoals eiseres ook stelt, dat er op het moment door eiseres geen beperkingen worden ondervonden in het gebruik van het ligbad.
6.3. De door de Bevelanden aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde motivering, zoals nader toegelicht ter zitting, komt erop neer dat sprake is van een redelijkerwijs te verwachten ontwikkeling van de al aanwezige beperkingen van eiseres. De rechtbank leidt uit het medisch advies van stichting SAP echter niet af dat de al aanwezige beperkingen van eiseres naar verwachting zullen toenemen. In het advies staat vermeld dat naar verwachting de situatie voorlopig stationair blijft. Op de vraag of de verwachting is dat de klachten zullen verergeren, antwoordt de verzekeringsarts van stichting SAP: “Hierover kan geen valide uitspraak worden gedaan. Met adequate respons op therapie en medicatie wordt gestreefd naar behoud van thans aanwezige functionele mogelijkheden”. Het is dan ook onduidelijk waarop de verzekeringsarts de aanbeveling om op termijn het ligbad te vervangen baseert. Ook wordt niet geconcretiseerd om welke termijn het dan zou gaan.
6.4. De rechtbank ziet daarom onvoldoende aanleiding om beperkingen aan te nemen bij het gebruik van de badkamer. Daarom zal de rechtbank in de verdere beoordeling enkel de beperking bij het gebruik van de trap betrekken.
Is de verhuiskostenvergoeding een passende voorziening? (stap 3)
7.1. Uit de beleidsregels vloeit voort dat de Bevelanden de gevraagde woningaanpassing niet verstrekt indien een verhuiskostenvergoeding goedkoper en - eveneens - adequaat is. Dit is het zogenoemde verhuisprimaat. Ter zitting heeft de Bevelanden toegelicht dat het verhuisprimaat nog steeds voorliggend is, indien enkel de kosten van de traplift worden meegenomen.
7.2. Uit vaste rechtspraak van de CRvB
7.3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Bevelanden onvoldoende onderzocht of in het geval van eiseres verhuizing naar een andere woning een passende bijdrage levert aan haar zelfredzaamheid en participatie.
7.4. Bij de kostenvergelijking tussen aanpassen van de huidige woning en verhuizen gaat de Bevelanden uit van € 3.630,- voor aanschaf van een traplift met één bocht en € 84,70 voor jaarlijks onderhoud daarvan. De Bevelanden hanteert voor verhuizing een normbedrag van € 1.403,- voor stoffering en € 150,- voor transport, zijnde € 1.533,- in totaal. Het door de Bevelanden gehanteerde normbedrag is gebaseerd op de Nibud richtlijnen. De rechtbank is echter van oordeel dat de Bevelanden er niet onverkort vanuit kan gaan dat dit normbedrag voor verhuiskosten in het geval van eiseres en haar echtgenoot reëel en toereikend is. Bij het maken van een kostenvergelijking moeten alle kosten in verband met de verhuizing worden meegenomen. Eiseres en haar echtgenoot hebben ter zitting aangegeven fysiek niet in staat te zijn zelf de inboedel te transporteren, waardoor zij een verhuisbedrijf zouden moeten inschakelen. De kosten van verhuizing zouden dan hoger komen te liggen. De Bevelanden heeft dit onvoldoende in de afweging betrokken. Een klein verschil tussen de kosten van verhuizing en de kosten van een traplift rechtvaardigt bovendien nog niet het verhuisprimaat.
7.5. De rechtbank stelt verder vast dat de Bevelanden eiseres ten tijde in geding, te weten ten tijde van de behandeling van haar aanvraag, geen concrete passende woningen heeft aangewezen waarnaar zij met haar echtgenoot op korte termijn zou kunnen verhuizen. Daardoor heeft eiseres niet kunnen beoordelen of de beweerdelijk beschikbare woningen voor haar passend waren of tegen geringe kosten passend konden worden gemaakt.
7.6. Daarnaast heeft de Bevelanden evenmin op concrete wijze inzichtelijk gemaakt welke verandering in woonlasten een verhuizing met zich meebrengt, noch in hoeverre een woonlastenstijging, die mogelijk met een verhuizing gepaard gaat, voor eiseres nog aanvaardbaar is. De Bevelanden heeft hier in de besluitvorming wel overwegingen aan gewijd, maar dit niet geconcretiseerd met bedragen. Hierdoor is niet duidelijk wat de financiële consequentie van verhuizen in het geval van eiseres is. Van belang daarbij is dat de huidige woonlasten voor de hypotheekvrije koopwoning beperkt zijn.
7.7. Op grond van voorgaande overwegingen komt de rechtbank tot het oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en een deugdelijke motivering ontbreekt. Het besluit is in zoverre dus in strijd met het bepaalde in artikel 3:2 en in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Conclusie en gevolgen
8.1. Het beroep wordt gegrond verklaard en het bestreden besluit wordt vernietigd. De Bevelanden zal worden opgedragen opnieuw te beslissen op de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit, met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen.
8.2. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de Bevelanden aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden. De rechtbank veroordeelt de Bevelanden verder in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1). Daarnaast komen de door eiseres gevraagde reiskosten ten behoeve van de zitting voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank veroordeelt de Bevelanden in deze kosten, die de rechtbank vaststelt op € 9,40, gebaseerd op de kosten van openbaar vervoer.
Beslissing
De rechtbank:
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier op 16 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Artikel 1.2.1, onder a Een ingezetene van Nederland komt overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit:
a. door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie
Artikel 2.3.1 Het college draagt er zorg voor dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 2.3.5, derde lid Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Verordening Maatschappelijke Ondersteuning [plaats 1] 2021
Artikel 7. Criteria voor een maatwerkvoorziening (…)
7. Zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819.
Bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 21 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:702, van 22 augustus 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2602 en van 31 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3506.
Zie de uitspraak van de CRvB van 31 augustus 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR6619.
Zie de uitspraken van de CRvB van 9 december 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK6964 en
14 mei 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1662.