Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:2336 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 11 april 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2024:233611 april 2024

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 23/3900 PW

[eiser], uit [plaats], eiser,

en

het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant (Werkplein), verweerder, (gemachtigde: [gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW).

Eiser heeft beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB). De CRvB heeft het beroep doorgestuurd om door deze rechtbank te worden behandeld.

1.1. Werkplein heeft eisers aanvraag om bijzondere bijstand met het besluit van 24 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 10 juli 2023 op het bezwaar van eiser is Werkplein bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.

1.2. Werkplein heeft op het beroep gereageerd met verweerschriften.

1.3. De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] (eisers dochter) en de gemachtigde van Werkplein.

Totstandkoming van het besluit

2.1. Eiser heeft op 3 maart 2023 bij Werkplein een aanvraag om bijzondere bijstand voor een bril ingediend voor een bedrag van € 109,-. Dit is het bedrag dat eiser nog dient te betalen na gedeeltelijke vergoeding door zijn zorgverzekeraar CZ.

2.2. Met het primaire besluit van 24 maart 2023 heeft Werkplein deze aanvraag afgewezen.

2.3. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

2.4. Met het bestreden besluit van 10 juli 2023 heeft Werkplein dit bezwaar ongegrond verklaard. Werkplein stelt dat uit rechtspraak van de CRvB volgt dat de kosten van een bril behoren tot de kosten van medische zorg waarvoor de Zorgverzekeringswet (Zvw) in beginsel als een aan de PW voorliggende, toereikende en passende voorziening moet worden beschouwd. De wetgever heeft een bewuste keuze gemaakt om deze kosten niet op grond van de Zvw vanuit de basisverzekering te vergoeden en er bestaat voor het dagelijks bestuur in beginsel geen ruimte om bijzondere bijstand voor de voor eigen rekening blijvende kosten van een bril te verstrekken. Hierbij is niet van belang of de kosten slechts gedeeltelijk worden vergoed op grond van de aanvullende verzekering. Tot slot stelt Werkplein dat er geen sprake is van dringende redenen in de zin van artikel 16 van de PW. Er moet dan vaststaan dat sprake is van een acute noodsituatie. Een acute noodsituatie is aan de orde als de situatie levensbedreigend van aard is of blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben. Daarvan is in het geval van eiser niet gebleken. Dat eiser de kosten van een bril niet kan betalen en zonder bril niet goed kan zien is vervelend, maar dat betekent niet dat sprake is van een acute noodsituatie.

Beroep

3.1. Eiser heeft gesteld dat hij beperkt zicht heeft en afhankelijk is van een bril. Zonder bril op de juiste sterkte kan hij niet autorijden.

3.2. Ter onderbouwing van zijn standpunt is namens eiser op zitting informatie van het [ziekenhuis] van 4 maart 2024 overgelegd. Hierin is vermeld dat eiser met zijn huidige bril een zicht heeft van 80%.

Juridisch kader

4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Oordeel van de rechtbank

5.1. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of Werkplein op goede gronden geweigerd heeft aan eiser bijzondere bijstand te verstrekken voor de kosten van een bril.

5.2. Werkplein heeft dat geweigerd omdat beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening en er geen sprake is van dringende redenen.

Voorliggende voorziening

5.3. Artikel 15, eerste lid, van de PW bepaalt dat geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.

In de Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Roosendaal is vastgelegd dat voor brillen geen bijzondere bijstand wordt verstrekt omdat artikel 15 van de PW aan toekenning in de weg staat. Alleen als sprake is van zeer dringende reden als bedoeld in artikel 16 van de PW kan van het bepaalde in artikel 15 van de PW worden afgeweken.

5.4. In de door Werkplein genoemde uitspraak van de CRvB van 31 juli 2018[1] is met betrekking tot bijzondere bijstand voor een bril overwogen: ‘Daartoe heeft de rechtbank, samengevat weergegeven, overwogen dat voor de kosten van medische zorg de Zvw in beginsel als een aan de PW voorliggende, toereikende en passende voorziening moet worden beschouwd. Gelet op het bepaalde in artikel 11, eerste lid, onder b, van de Zvw, in samenhang met artikel 2.9, eerste lid, van het Besluit zorgverzekering en artikel 2.13 van de Regeling zorgverzekering, bestaat geen aanspraak op vergoeding van brillenglazen en brillenmonturen. Hiermee heeft de wetgever een bewuste keus gemaakt om de kosten hiervan niet te vergoeden binnen de basiszorgverzekering. Dit betekent dat voor het college in beginsel geen ruimte is om bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage van appellante in de kosten van een bril te verstrekken. (…) De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank, en de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd, dat de kosten van een bril behoren tot de kosten van medische zorg, dat de wetgever een bewuste keuze heeft gemaakt om deze kosten niet op grond van de Zvw te vergoeden en dat er voor het college in beginsel geen ruimte is om bijzondere bijstand voor de voor eigen rekening blijvende kosten van de bril van appellante te verstrekken. Het bepaalde in artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de PW staat hieraan in de weg.’

De CRvB heeft deze overwegingen in bijvoorbeeld de uitspraken van 9 januari 2024, 19 april 2022 en 9 maart 2021[2] herhaald.

5.5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Werkplein, gelet op het bepaalde in artikel 15 van de PW en deze rechtspraak, terecht gesteld dat er geen ruimte is om bijzondere bijstand voor de (resterende) kosten van een bril te verstrekken omdat de Zvw voor die kosten als voorliggend dient te worden beschouwd. Dat eiser naar eigen zeggen beperkt zicht heeft en (voor het autorijden) afhankelijk is van een bril, maakt dit niet anders.

Dringende redenen

5.6. Op grond van artikel 16, eerste lid, van de PW kan het college aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, gelet op alle omstandigheden, alsnog bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.

5.7. Op grond van vaste rechtspraak van de CRvB doen deze zeer dringende redenen zich voor als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Een noodsituatie is acuut als een situatie levensbedreigend is of als blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn.

In de uitspraak van 13 juni 2023[3] heeft de CRvB deze rechtspraak genuanceerd. De acute noodsituatie is niet beperkt tot alleen de situaties die levensbedreigend zijn of die kunnen leiden tot blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit. Ook in andere gevallen kan sprake zijn van een acute noodsituatie. Bij de beoordeling of een acute noodsituatie zich voordoet zal moeten worden meegewogen of het niet-verlenen van bijstand voor de betrokkene tot ernstige gevolgen leidt, met name voor diens gezondheid. Daarbij is verder van belang dat de wetgever bij het begrip ‘zeer dringende redenen’ heeft gedacht aan een extreme situatie en nadrukkelijk niet heeft beoogd een algemene ontsnappingsclausule te bieden. Daarom moet het gaan om een schrijnende situatie waarvan het evident is dat weigering van bijstand zonder meer onaanvaardbaar is.

5.8. Werkplein heeft gesteld dat er, ook gelet op deze genuanceerde rechtspraak, geen sprake is van dringende redenen. Werkplein wijst daarbij op het medisch advies van [Stichting] van 20 december 2023 dat op zijn verzoek is uitgebracht.

[verzekeringsarts] (van [Stichting]) heeft eiser in persoon gezien en gerapporteerd dat er bij eiser sprake is van een aandoening van het gezichtsvermogen. Eiser is in lichte mate slechtziend en moet gebruikmaken van een bril. [verzekeringsarts] concludeert dat er voor de gevraagde voorziening een medische onderbouwing bestaat, maar dat er geen acute, levensbedreigende situatie zal optreden als die voorziening geweigerd wordt.

5.9. De rechtbank is van oordeel dat Werkplein hiermee voldoende heeft gemotiveerd dat geen sprake is van dringende redenen. Ook de rechtbank ziet geen dringende redenen aanwezig. Niet is gebleken dat het niet-verlenen van bijzondere bijstand voor een bril voor eiser tot ernstige gevolgen leidt, met name voor zijn gezondheid. Dat kan niet worden afgeleid uit de door eiser overgelegde informatie van het [ziekenhuis]. Dat het voor eiser lastig is als hij geen (nieuwe) bril kan aanschaffen en hij volgens eigen zeggen niet kan autorijden zonder bril op de juiste sterkte, betekent niet dat sprake is van een schrijnende situatie en dringende redenen in voormelde zin.

Conclusie en gevolgen

De rechtbank komt tot de slotsom dat het besluit van Werkplein waarbij aan eiser bijzondere bijstand voor een bril is geweigerd, standhoudt. Het beroep is daarom ongegrond.

Eiser heeft als gevolg daarvan geen recht op vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 12 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet

Artikel 5

d. bijzondere bijstand: de bijstand, bedoeld in artikel 35 en de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36;

e. voorliggende voorziening: elke voorziening buiten deze wet waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven.

Artikel 15

1. Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.

Artikel 16

1. Aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, kan het college, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.

Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Roosendaal

Artikel 9

1. Voor een aantal met name genoemde kostensoorten geldt specifiek gemeentelijk beleid. Deze kostensoorten zijn opgenomen in de “Bijlage kostensoorten bijzondere bijstand”. De “Bijlage kostensoorten bijzondere bijstand” maakt integraal onderdeel uit van deze beleidsregel.

Artikel 10

1. Een aanvraag bijzondere bijstand voor:

a. medische kosten/behandelingen en/of

b. de door het Centraal Administratiekantoor (CAK) opgelegde eigen bijdrage op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) of Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo),

wordt geweigerd, omdat de Zvw, Wlz en Wmo als zogenaamde passende en toereikende voorliggende voorzieningen worden aangemerkt;

BIJLAGE KOSTENSOORTEN BIJZONDERE BIJSTAND

Alle overige medische kosten en behandelingen: Onder deze kosten vallen onder andere: huisartsenzorg, poliklinische behandelingen, specialistenhulp, ziekenhuiszorg, wijkverpleging, ambulancevervoer, orthodontie, diverse medische therapieën/hulpmiddelen, bevalling/ kraamzorg, brillen/contactlenzen, geneesmiddelen etc.

Artikel 15, eerste lid, eerste volzin, van de Pw bepaalt dat geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Voorts heeft gelet op artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de Pw, die wet geen functie indien binnen de voorliggende voorziening een bewuste beslissing is genomen over de noodzaak van bepaalde kostensoorten in het algemeen of in een specifieke situatie. Indien binnen de voorliggende voorziening het gevraagde in het algemeen of in een specifieke situatie niet noodzakelijk is geacht dient daarbij voor de toepassing van de Pw te worden aangesloten.

Uit diverse uitspraken van de CRvB (zie: 13-4-2010, ECLI:NL:CRVB:2010: BM2959, 26-10-2010: ECLI:NL: CRVB:2010:BO3556, 12-7-2011, ECLI:NL: CRVB:2011: BR2509, 21-7-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2399, 29-1-2013: ECLI:NL:CRVB:2013:BY9838 en 24-5-2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2309) blijkt dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de daarop gebaseerde Regeling zorgverzekering en de Wet langdurige zorg, Wlz (voorheen AWBZ) als voorliggende, toereikende en passende voorzieningen zijn aan te merken voor medische kosten en behandelingen.

Met uitzondering van de in categorie h: medische dienstverlening van de in de “Bijlage kostensoorten bijzondere bijstand “ beschreven kostensoorten waarvoor buitenwettelijk begunstigend beleid wordt toegepast, geldt voor alle overige medische kosten en behandelingen dat artikel 15 lid 1 Pw aan toekenning van bijzondere bijstand in de weg staat. Daarom wordt hiervoor geen bijzondere bijstand verstrekt.

Alternatief is deelname aan de CZV met uitgebreide dekking vanuit de aanvullende verzekering.

Uitzondering: alleen als sprake is van zeer dringende reden als bedoeld in artikel 16 Pw kan van het bepaalde in art. 15 Pw worden afgeweken. Er moet dan wel sprake zijn van een acute noodsituatie en de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert moeten op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Een acute noodzaak is aan de orde als de situatie levensbedreigend is of blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben. Zie CRvB: 29-3-2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1251 en 1-12-2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK6576.

ECLI:NL:CRVB:2018:2326

ECLI:NL:CRVB:2024:28, ECLI:NL:CRVB:2022:921 en ECLI:NL:CRVB:2021:493

ECLI:NL:CRVB:2023:985


Voetnoten

ECLI:NL:CRVB:2018:2326

ECLI:NL:CRVB:2024:28, ECLI:NL:CRVB:2022:921 en ECLI:NL:CRVB:2021:493

ECLI:NL:CRVB:2023:985