ECLI:NL:RBZWB:2024:1158 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 16 januari 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10553036 \ MB VERZ 23-212 CJIB-nummer : 8062 5422 4856 7088 uitspraakdatum : 17 januari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van naam : [betrokkene] adres : [adres] woonplaats : [woonplaats] ( [land] ) hierna: betrokkene
Verloop van de procedure
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 januari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C. de Meer (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.
Standpunten
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 11 km per uur harder rijden dan mag op een (auto)weg buiten de bebouwde kom op de N253 Nieuwstraat (t.h.v. HMP 8.0) te Oostburg op 3 april 2022 om 00:56 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene beroept zich op artikel 8 Wahv en stelt dat het voertuig ten tijde van de gedraging was verhuurd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft, indien de bestuurder, volledige adres en kenteken in het huurcontract staan, verzocht om het beroep gegrond te verklaren. Ten aanzien van de zekerheidstelling is de zittingsvertegenwoordiger van mening dat de zekerheid, wegens proceseconomische redenen, op nihil dient te worden gesteld.
Overwegingen
Op grond van artikel 11 Wahv moet de indiener van een beroepschrift eerst een bedrag aan zekerheidstelling betalen voordat het beroep in behandeling kan worden genomen. Betrokkene heeft deze zekerheidstelling van € 105,- niet betaald.
Betrokkene heeft aangevoerd de zekerheid niet te kunnen betalen. De kantonrechter ziet, gelet op proceseconomische redenen, aanleiding om de zekerheid op nihil te stellen. De te betalen zekerheid wordt daarom op nihil gesteld.
De kantonrechter zal het beroep tegen de boete vervolgens inhoudelijk beoordelen.
Op grond van artikel 5 Wahv wordt, als niet direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is, de boete opgelegd aan de kentekenhouder. Ingevolge artikel 8 Wahv is dat alleen dan anders indien de kentekenhouder
( a) niet heeft kunnen voorkomen dat een ander van het voertuig gebruik heeft gemaakt of
( b) een schriftelijke bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst van ten hoogste drie maanden met betrekking tot het voertuig overlegt of
( c) ten tijde van de gedraging niet meer de eigenaar van het voertuig was.
Betrokkene stelt dat het voertuig zou zijn verhuurd ten tijde van de gedraging. De kantonrechter begrijpt dat betrokkene hiermee een beroep doet op de uitzondering onder b (bedrijfsmatige verhuur). Betrokkene heeft die stelling voldoende onderbouwd door een geldige lease- of huurovereenkomst te overleggen. Daarmee staat vast dat die uitzondering zich heeft voorgedaan. De boete is dan ook ten onrechte aan betrokkene als kentekenhouder opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Beslissing
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond; ‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd; ‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 105,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: