Artikel 8
1. Het is een ieder verboden een voertuig te besturen, als bestuurder te doen besturen of als begeleider op te treden, terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen of tot behoorlijk te begeleiden in staat moet worden geacht.
2. Het is een ieder verboden een voertuig te besturen, als bestuurder te doen besturen of als begeleider op te treden na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat:
a. het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, dan wel b. het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed.
3. In afwijking van het tweede lid is het de bestuurder van een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs is vereist, verboden dat motorrijtuig te besturen of als bestuurder te doen besturen na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat:
a. het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, dan wel b. het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 0,2 milligram per milliliter bloed,indien:
1° sedert de datum waarop hem voor de eerste maal een rijbewijs voor de categorie AM of T is afgegeven nog geen zeven jaren zijn verstreken en hij op het tijdstip van afgifte van dat rijbewijs de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, 2°. sedert de datum waarop hem voor het eerst een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en hij op het tijdstip van afgifte van dat rijbewijs de leeftijd van ten minste achttien jaar heeft bereikt, dan wel 3°. indien sedert de datum waarop hem voor het eerst een rijbewijs voor de categorie B is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en hij op het tijdstip van afgifte van het rijbewijs voor de categorie B nog niet de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, ongeacht of hij op dat tijdstip van afgifte van het rijbewijs voor de categorie B al in het bezit was van een rijbewijs voor de categorie AM of T.
4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op een ieder die zonder dat aan hem een rijbewijs is afgegeven een motorrijtuig bestuurt voor het besturen waarvan een rijbewijs vereist is.
5. Het is een ieder verboden een voertuig te besturen, als bestuurder te doen besturen of als begeleider op te treden na gebruik van een of meer van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen stoffen als bedoeld in het eerste lid, waardoor het gehalte in zijn bloed van de bij de stof vermelde meetbare stof, of in geval van gebruik van meer stoffen als bedoeld in het eerste lid die bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zijn als groep, het totale gehalte in zijn bloed van de bij die stoffen vermelde meetbare stoffen, bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan de daarbij vermelde grenswaarde. Indien een van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen stoffen of alcohol in combinatie wordt gebruikt met een of meer andere van deze aangewezen stoffen of met een van de stoffen als bedoeld in het eerste lid die niet bij deze algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen, geldt voor iedere aangewezen stof of alcohol afzonderlijk een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen grenswaarde. Die grenswaarde is gelijk aan de laagst meetbare hoeveelheid van die stof of alcohol die niet op natuurlijke wijze in het bloed aanwezig kan zijn.
6. Het is verboden een motorrijtuig als bestuurder te doen besturen door een persoon waarvan men weet of redelijkerwijs moet weten dat deze verkeert in een toestand als in het eerste, tweede, derde of vijfde lid is omschreven.
7. Voor de toepassing van het derde lid wordt onder een rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland en wordt voor de toepassing van het derde lid, aanhef en onderdelen 1° en 3°, met een rijbewijs voor de categorie AM of T gelijk gesteld een rijbewijs voor de categorie A1, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland aan een persoon die op het tijdstip van afgifte nog niet de leeftijd van achttien jaar had bereikt.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen]
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2015:434 - Alcoholslotprogramma: Samenloop bestuursrecht en strafrecht leidt tot vervolgingsbeletsel - 2 maart 2015
Strafrechtelijke vervolging voor rijden onder invloed is in strijd met de beginselen van een goede procesorde als aan de verdachte voor hetzelfde feit de onherroepelijke verplichting tot deelname aan het alcoholslotprogramma (ASP) is opgelegd. Dit leidt tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
ECLI:NL:HR:1999:ZD1314 - Hoge Raad - 25 januari 1999
ECLI:NL:GHAMS:2024:2648 - Gerechtshof Amsterdam - 11 september 2024
ECLI:NL:HR:2015:2502 - Te vaak blazen: schending waarborgen ademanalyse of grondslagverlating? - 23 november 2015
Het overschrijden van het maximaal aantal toegestane blaaspogingen bij een ademanalyse leidt niet tot de conclusie dat er geen sprake is van een 'onderzoek' als bedoeld in art. 8 lid 2 WVW 1994. Dit voorschrift waarborgt niet de juistheid van het resultaat en is geen strikte waarborg.
ECLI:NL:HR:2022:567 - Strikte waarborgen bloedonderzoek gelden ook voor buitenlandse laboratoria - 11 april 2022
De wettelijke waarborgen voor een bloedonderzoek in verkeerszaken worden niet strenger enkel omdat het monster naar een buitenlands laboratorium wordt gestuurd. De Hoge Raad verduidelijkt welke procedurele voorschriften wel en niet als 'strikte waarborg' gelden, waarvan schending de bewijswaarde van het onderzoek aantast.
ECLI:NL:HR:2015:2504 - Ademanalyse: maximaal aantal blaaspogingen bij alcoholonderzoek in het verkeer - 23 november 2015
De Hoge Raad oordeelt dat bij een ademanalyse twee cycli van elk maximaal vier blaaspogingen zijn toegestaan. Een ademonderzoek is dus ook geldig als het resultaat pas na de vierde poging, bijvoorbeeld bij de zesde poging binnen de tweede cyclus, wordt verkregen.
ECLI:NL:HR:2020:569 - Tegenonderzoek bloedproef: keuze uit drie laboratoria geen strikte waarborg - 6 april 2020
Het recht op tegenonderzoek bij een bloedproef is een strikte waarborg. De wettelijke eis dat een verdachte hierbij kan kiezen uit ten minste drie laboratoria is dat echter niet, omdat deze keuzemogelijkheid niet de betrouwbaarheid van het onderzoek zelf waarborgt.
ECLI:NL:HR:2015:1799 - Bewijskracht proces-verbaal opsporingsambtenaar die tevens slachtoffer is - 6 juli 2015
De bijzondere bewijskracht van een ambtseed opgemaakt proces-verbaal (art. 344 lid 2 Sv) geldt ook als het strafbare feit tegen de verbaliserende opsporingsambtenaar zelf is gepleegd. De rechter moet een afwijzing van een onderbouwd standpunt over de onbetrouwbaarheid van dit bewijsmiddel wel specifiek motiveren.
ECLI:NL:HR:2014:854 - Weigering ademanalyse: geen beroep op niet-nageleefde procedurele waarborgen - 7 april 2014
Een verdachte die zijn medewerking aan een ademanalyse staakt, kan zich niet met succes beroepen op het niet naleven van procedurele waarborgen, zoals de wachttermijn of de bevoegdheid van de bedienaar. Door het staken van de medewerking wordt de ademanalyse als geweigerd beschouwd.
ECLI:NL:HR:2019:1984 - Procedurefout bij bloedonderzoek ontslaat weigerende verdachte niet van strafbaarheid - 16 december 2019
Een procedurefout, zoals het ten onrechte niet eerst aanbieden van een ademanalyse, ontneemt de (hulp)officier van justitie niet zijn bevoegdheid om een bloedonderzoek te bevelen. Een verdachte die weigert hieraan mee te werken, kan zich behoudens bijzondere omstandigheden niet met succes op deze fout beroepen.