ECLI:NL:RBROT:2025:9979 - Rechtbank Rotterdam - 10 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer] uitspraakdatum: 10 juli 2025
Bij vonnis van deze rechtbank van 24 oktober 2022 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenares], [adres] [postcode] [woonplaats] , schuldenares, bewindvoerder: R.I. de Jong.
1 De procedure
De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 22 mei 2025 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder heeft de rechtbank, bij bericht van 30 juni 2025, de laatste stand van zaken toegezonden.
Ter zitting van 3 juli 2025 zijn verschenen en gehoord:
Schuldenares heeft de rechtbank, bij e-mailbericht van 9 juli 2025, aanvullende stukken toegezonden.
De uitspraak is bepaald op heden.
2 De standpunten
Standpunten bewindvoerder De bewindvoerder heeft aan zijn voordracht tot tussentijdse beëindiging ten grondslag gelegd dat schuldenares niet heeft voldaan aan de informatieplicht, sollicitatieplicht en afdrachtplicht. Er ontbreken bankafschriften van de beheer- en leefgeldrekening over mei en juni 2025, de loonspecificaties over juni 2025 zijn niet aangeleverd en sollicitaties over februari tot en met juni 2025 zijn niet aangeleverd. Voorts is er sprake van een boedelachterstand van € 4.613,92. Er is al vaak aangegeven dat beschermingsbewind nodig is. Zo is tijdens het verhoor van 20 maart 2025 bij de rechter-commissaris aangegeven dat schuldenares zo snel mogelijk beschermingsbewind dient te regelen. Op 21 maart 2025 heeft de bewindvoerder in dat kader diverse namen van beschermingsbewindvoerders in de regio Rotterdam doorgegeven. De bewindvoerder heeft diverse malen gevraagd of schuldenares reeds beschermingsbewind heeft ingeschakeld maar heeft hier geen reactie op ontvangen. Voor zover bekend is nu geen sprake van beschermingsbewind. En zonder beschermingsbewind wordt het nakomen van de verplichtingen moeilijk.
Verder wordt het volledige inkomen van schuldenares nog steeds niet overgemaakt naar de beheerrekening van de budgetbeheerder. Door het ontbreken van de bankafschriften van de beheer- en leefgeldrekening over mei en juni 2025 kan de bewindvoerder niet controleren of het inkomen van schuldenares rechtstreeks wordt overgemaakt naar de budgetbeheerder. In april 2025 was dit nog niet gebeurd.
Verder zou schuldenares een betalingsvoorstel doen om de boedelachterstand in te lopen. De bewindvoerder heeft geen betalingsvoorstel van schuldenares ontvangen. Er is echter tussentijds wel een eenmalig bedrag van € 1.001,-- door de bewindvoerder ontvangen.
In reactie op hetgeen schuldenares ter zitting heeft verklaard, heeft de bewindvoerder aangegeven dat het kan zijn dat informatie in de verkeerde maand wordt aangeleverd. Het is echter niet zo dat die stukken verdwijnen of elders terechtkomen.
Standpunten schuldenares Schuldenares heeft zich op het standpunt gesteld dat zij problemen ervaart met de website van de bewindvoerder waar zij de informatie moet aanleveren. Schuldenares verklaart dat wanneer zij informatie bij de juiste maand wil aanleveren het naar een andere maand verschuift. Informatie die eerder is aangeleverd blijkt er niet meer te zijn. Schuldenares heeft ter zitting verklaard dat zij over februari tot en met april 2025 de gevraagde stukken heeft aangeleverd. Voorts verklaart schuldenares dat zij in januari 2025 niet aan de informatieplicht kon voldoen omdat haar werkgever op vakantie was waardoor zij geen salarisspecificatie heeft ontvangen. Daarnaast verklaart schuldenares dat zij sollicitaties heeft verricht via een uitzendbureau. Via hun website kan zij zien op welke vacatures zij heeft gesolliciteerd maar zij geeft aan dat de bewindvoerder hier geen genoegen mee neemt. Schuldenares geeft toe fouten te hebben gemaakt maar verklaart tegen een technisch probleem aan te lopen. Schuldenares heeft ter zitting verklaard dat er meerdere gesprekken zijn geweest met verschillende beschermingsbewindvoerders. Zij verklaart dat het beschermingsbewind niet is doorgezet omdat eerst de uitkomst van de behandeling van de tussentijdse beëindiging wordt afgewacht.
Voorts heeft schuldenares verklaard dat sinds juli 2024 het inkomen van haar en haar partner naar de budgetbeheerder zou worden overgemaakt. Echter, is ter zitting verklaard dat dit niet mogelijk blijkt door moeilijkheden. De budgetbeheerder zou hebben aangegeven dat het geen probleem is dat schuldenares haar inkomen op haar eigen rekening ontvangt zolang zij de afdracht naar de bewindvoerder zelf overmaakt. Ter zitting heeft schuldenares verklaard op 2 juli 2025 € 999,-- te hebben overgemaakt naar de boedelrekening van de bewindvoerder. Schuldenares stelt dat de boedelachterstand grotendeels bestaat uit kosten voor de bewindvoerder. Zij zou hier bijzondere bijstand voor willen aanvragen.
Schuldenares heeft ter zitting ook verklaard dat zij pas een betalingsregeling voor de boedelachterstand kan treffen nadat zij en haar partner hun salarissen hebben ontvangen. Zij verklaart € 500,-- per maand te kunnen aflossen om de boedelachterstand in te kunnen lopen en de lopende afdrachten te kunnen voldoen. Schuldenares verklaart last te hebben van een uitstelprobleem en huiverig is om fouten te maken.
3 De beoordeling
De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 37.595,19 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen bovenmatige nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat schuldenares is tekortgeschoten in de nakoming van haar informatieplicht, sollicitatieplicht en afdrachtplicht. Schuldenares is meerdere malen in de gelegenheid gesteld om de gevraagde informatie, waaronder sollicitatiebewijzen voor de periode februari 2025 tot en met juni 2025, bij de bewindvoerder aan te leveren hetgeen tot op heden niet (volledig) is gebeurd. Schuldenares heeft tijdens het verhoor van 20 maart 2025 bij de rechter-commissaris aangegeven zich onder beschermingsbewind te willen laten stellen, maar op dit moment is voor zover bekend geen sprake van beschermingsbewind. Het had op de weg van schuldenares gelegen om tijdig actie te ondernemen in de vorm van het zoeken van hulp. De bewindvoerder heeft na het verhoor zelfs diverse namen van beschermingsbewindvoerders in de regio Rotterdam aan schuldenares doorgegeven, maar heeft – ondanks herhaaldelijk verzoek – geen reactie hieromtrent ontvangen. De rechtbank neemt het standpunt van de rechter-commissaris over dat het van belang is dat er beschermingsbewind wordt ingesteld nu is gebleken dat schuldenares niet in staat is om zelfstandig haar verplichtingen na te komen.
Voorts stelt de rechtbank vast dat sprake is van een boedelachterstand van ruim € 4.613,92 Schuldenares had toegezegd om een betalingsvoorstel te doen om de boedelachterstand in te kunnen lopen. Los van een eenmalige betaling van € 1.001,-- is er echter geen concreet betalingsvoorstel gekomen. Ter zitting is slechts aangevoerd zij samen met haar partner ongeveer € 500,-- per maand kan aflossen, maar dit is verder niet onderbouwd. Daarnaast wordt het inkomen van schuldenares – ondanks eerdere toezeggingen – nog steeds niet overgemaakt naar de budgetbeheerder, zodat dit nog steeds een onzekere factor is ten aanzien van de afdrachtplicht.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenares niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenares, in elk geval na de waarschuwingsbrief van de rechter-commissaris van 19 december 2023 en het verhoor door de rechter-commissaris van 28 februari 2024 en 20 maart 2025, van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.
4 De beslissing
De rechtbank:
-
beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
-
stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 2.147,61;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van I. van Gemerde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.