ECLI:NL:RBROT:2025:9757 - Rechtbank Rotterdam - 7 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ROTTERDAM
Toezicht
Locatie Rotterdam
toezichtnummer
:
NL:TZ:0000182414:B001
CBM-nummer
:
[nummer]
beschikkingsnummer
:
002
datum
:
7 augustus 2025
Beschikking van de kantonrechter
op verzoek van:
Fidinda CBM B.V.,[postadres],Kamer van Koophandel-nummer [kvk-nummer],
hierna te noemen: verzoeker, met betrekking tot:
[betrokkene],geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,wonende te [adres], [postcode] [woonplaats],hierna te noemen: betrokkene.
Het verzoek
Bij beschikking van de kantonrechter te Rotterdam d.d. 2 maart 2021 is bewind ingesteld vanwege een lichamelijke of geestelijke grond.
In een beschikking van 6 mei 2021 heeft de kantonrechter de beloning van de bewindvoerder met ingang van 3 maart 2021 vastgesteld conform het hoge schuldentarief, in verband met de problematische schulden van betrokkene.
Op 27 mei 2025 heeft de bewindvoerder een verzoek ingediend om het hoge schuldentarief nog gedurende een jaar in rekening te mogen brengen, vanaf het moment dat betrokkene schuldenvrij is geraakt door een nulaanbod (28 april 2025).
De kantonrechter heeft op grond van de ontvangen informatie afgezien van een mondelinge behandeling.
Beoordeling
De bewindvoerder vraagt om voor een periode van 12 maanden na acceptatie van een nulaanbod – dat is een schuldregeling zonder afloscapaciteit – het hogere schuldentarief te mogen rekenen. De kantonrechter wijst het verzoek af. Hierna wordt uitgelegd waarom.
De Rechtbank Rotterdam hanteert bij verzoeken om in deze situatie toch een hogere beloning te mogen rekenen het volgende beleid. De bewindvoerder heeft bij een geaccepteerd nulaanbod in beginsel recht op de hogere beloning voor een periode van 18 maanden na het moment waarop betrokkene is aangemeld bij schuldhulpverlening, met een maximum van 24 maanden vanaf datum waarop het bewind is gestart. Dit geldt voor de situatie dat het bewind nog doorloopt nadat de problematische schulden zijn opgelost. Dat kan zijn omdat er nog een zelfredzaamheidstraject moet worden gevolgd, of omdat de grond van het bewind is gewijzigd naar lichamelijk/geestelijke grond, zoals bij betrokkene.
De grondslag voor deze tijdelijke hogere beloning is artikel 1 lid 8 van de Regeling Beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (hierna: de Regeling Beloning). Er is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van uitzonderlijke omstandigheden in de zin van artikel 1 lid 8 van de Regeling Beloning, omdat de bewindvoerder in de beginfase van het schuldenbewind relatief veel werk moet verzetten en door het geaccepteerde nulaanbod ineens terugvalt naar de lagere beloning. Met een tijdelijk hoger tarief is het mogelijk om te voorzien in een adequate vergoeding ook voor de werkzaamheden die in de periode voor het nulaanbod door de bewindvoerder zijn verricht.
Op deze manier wordt de beloning voor de bewindvoerder in deze situatie in lijn gebracht met de situatie dat wél sprake is van afloscapaciteit. In die situatie zou de bewindvoerder gedurende het minnelijk of wettelijke schuldentraject van doorgaans 18 maanden, dat volgt op een periode waarin de bewindvoerder betrokkene begeleidt richting schuldhulpverlening, ook de hogere beloning in rekening mogen brengen. De bedoeling van de periode van 24 maanden na start bewind is om recht te doen aan de omstandigheid dat een bewindvoerder juist in de beginfase extra werkzaamheden moet verrichten in het kader van toeleiding naar schuldhulpverlening.
In deze zaak leidt dit toetsingskader tot het volgende oordeel. Betrokkene staat sinds 17 juni 2022 onder bewind wegens problematische schulden. Betrokkene is sinds 23 mei 2025 schuldenvrij, doordat zijn schuldeisers een nulaanbod hebben geaccepteerd. Hierdoor is het hogere schuldentarief niet langer van toepassing. Er is geen reden om na deze datum nog langer het hogere schuldentarief te mogen berekenen. De periode van 24 maanden is al geëindigd.
Beslissing
De kantonrechter wijst het verzoek af.
Tegen deze beschikking kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag:a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.