Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:9736 - Rechtbank Rotterdam - 18 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:973618 juli 2025

Rechtsgebieden

Civiel RechtInsolventierecht

Uitspraak inhoud

Team insolventie

insolventienummer: [nummer]

vonnis van: 18 juli 2025

op het verzoek van:

[schuldenaar], wonende te [adres], [postcode] [woonplaats].

Waar deze zaak over gaat [schuldenaar] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft [schuldenaar] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een eerdere ingangsdatum te bepalen.

De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1 De procedure

1.1. [schuldenaar] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.

1.2. Het verzoek is behandeld op de zitting van 11 juli 2025. Op de zitting zijn verschenen:

  • [schuldenaar],
  • [naam 1], dochter van [schuldenaar].

1.3. Ter zitting zijn aanvullende stukken overgelegd.

1.4. De uitspraak is bepaald op heden.

2 De beoordeling van het verzoek

2.1. Om toegelaten te worden tot de WSNP, dient [schuldenaar] in beginsel eerst een buitengerechtelijke schuldregeling te beproeven. Dit vereiste vervalt indien aannemelijk is dat het niet mogelijk is om tot een dergelijke regeling te komen.

2.2. Uit het verzoekschrift blijkt dat schuldhulpverlening namens [schuldenaar] niet geprobeerd heeft om tot een minnelijke regeling te komen met de schuldeisers. In plaats daarvan is direct een WSNP-verzoek ingediend. De reden hiervoor is dat de Belastingdienst niet wil meewerken aan een schuldregeling en nauwelijks reageert. [schuldenaar] heeft namelijk geen belastingaangiftes gedaan. Daarnaast was de schuldenlast niet vast te stellen, omdat er steeds weer schulden bijkwamen.

2.3. De rechtbank is van oordeel dat in deze specifieke situatie het ontbreken van een poging om tot een minnelijke regeling te komen, niet aan de ontvankelijkheid van het verzoek in de weg staat; voldoende aannemelijk is geworden dat de Belastingdienst als grootste schuldeiser geen medewerking wilde verlenen aan het minnelijk traject. [schuldenaar] is dus ontvankelijk in zijn verzoek.

De toelating

2.4. [schuldenaar] kan worden toegelaten tot de WSNP als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat [schuldenaar] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.

2.5. [schuldenaar] wordt toegelaten tot de WSNP.

Goede trouw toets

2.6. De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan [schuldenaar] dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin het [schuldenaar] kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van [schuldenaar] voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.

2.7. Gebleken is dat [schuldenaar] hoge schulden heeft laten ontstaan bij de Belastingdienst, onder meer in de periode 2022 en 2023. Dit betreft deels ambtshalve aanslagen omdat [schuldenaar] geen belastingaangiftes heeft gedaan. Ook is er gedurende die jaren niet, althans veel te weinig, gereserveerd en afgedragen. Daarmee heeft hij tijdens het voeren van zijn onderneming niet, althans onvoldoende voldaan aan zijn fiscale verplichtingen. Dit terwijl er in die jaren wel geld is onttrokken aan de onderneming, zo blijkt uit de jaarstukken. Deze schulden zijn daarom niet te goeder trouw ontstaan en/of onbetaald gelaten en staan in beginsel aan toelating tot de WSNP in de weg.

Hardheidsclausule

2.8. Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw (artikel 288, eerste lid onder b) wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat [schuldenaar] de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van deze schulden, onder controle heeft gekregen waardoor een wending ten goede is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. De onderneming is gestaakt per september 2023. Bovendien is ter zitting verklaard dat [schuldenaar], die over twee jaar de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, niet meer de intentie heeft om te gaan ondernemen. De omstandigheden die tot de (voornamelijk zakelijke) schulden hebben geleid, zijn daarmee weggenomen. Ter zitting is naar voren gekomen dat [schuldenaar] ook niet meer bij machte is om met behulp van zijn boekhouder alsnog aangiften te laten verzorgen (en aldus tot een correcte vaststelling van de Belastingschuld te komen). Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de schulden zoals die zijn ontstaan bij de Belastingdienst op dit moment niet aan toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in de weg staan, mede gelet op het feit dat de onderneming inmiddels twee jaar geleden is gestaakt en mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van [schuldenaar].

[schuldenaar] heeft ook blijk gegeven van een serieuze en saneringsgezinde houding. Bij de rechtbank is dan ook het vertrouwen ontstaan dat [schuldenaar] de verplichtingen uit de WSNP naar behoren zal nakomen.

Verplichtingen

2.9. De verplichtingen waaraan [schuldenaar] tijdens de WSNP moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert of de verplichtingen worden nagekomen. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.

2.10. Als [schuldenaar] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op [schuldenaar] kunnen verhalen.

Postblokkade

2.11. De eerste 13 maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan [schuldenaar].

Bevoegdheid

2.12. De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [schuldenaar] in Nederland ligt.

De ingangsdatum

2.13. Het WSNP-traject duurt in principe 18 maanden. De Faillissementswet bepaalt dat de termijn van de WSNP in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de termijn eerder te laten ingaan.

2.14. Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Het vtlb wordt berekend met de vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het vtlb. Daarnaast moet er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt worden of moet er aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.

2.15. De rechtbank kan niet vaststellen dat aan de vereiste verplichtingen is voldaan. [schuldenaar] heeft niet fulltime gewerkt en niet aantoonbaar gesolliciteerd naar een fulltime baan. Dat [schuldenaar] (volledig) arbeidsongeschikt is, is niet met stukken onderbouwd. Mede tegen deze achtergrond kan ook niet beoordeeld worden of terecht tot uitgangspunt is genomen dat er geen afloscapaciteit is.

2.16. De rechtbank komt dus tot de conclusie dat er geen eerdere ingangsdatum zal worden bepaald.

3 De beslissing

De rechtbank:

  • spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:

[schuldenaar], geboren op [geboortedatum]-1960 te [geboorteplaats], wonende te [adres]; voorheen handelend onder de naam [handelsnaam],

  • benoemt tot rechter-commissaris mr. C.G.E. Prenger

en tot bewindvoerder [naam 2], gevestigd te [postadres] ;

  • stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 18 juli 2025 en de einddatum op 18 januari 2027;

  • draagt de bewindvoerder op de post van [schuldenaar] in te zien;

  • bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:

  • zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,

  • voor zover de boedel toereikend is.

Dit is de beslissing van mr. C.G.E. Prenger, rechter, in samenwerking met mr. T.M.M. de Laat, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2025.[1]

Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.


Voetnoten

Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.