ECLI:NL:RBROT:2025:9691 - Rechtbank Rotterdam - 9 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team insolventie
insolventienummer: [nummer]
vonnis van: 9 juli 2025
op het verzoek van:
[schuldenaar], wonende te [adres], [postcode] [woonplaats].
Waar deze zaak over gaat [schuldenaar] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft [schuldenaar] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen. Daarnaast verzoekt [schuldenaar] om een eerdere ingangsdatum. Dit verzoek wordt toegewezen.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.
1 De procedure
1.1. [schuldenaar] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2. Het verzoek is behandeld op de zitting van 2 juli 2025. Op de zitting zijn verschenen:
- [schuldenaar],
- [naam 1], partner van [schuldenaar].
1.3. Ter zitting zijn aanvullende stukken overgelegd.
1.4. De uitspraak is bepaald op heden.
2 De beoordeling van het verzoek
2.1. [schuldenaar] kan worden toegelaten tot de WSNP als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat [schuldenaar] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.2. [schuldenaar] voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de WSNP.
2.3. De verplichtingen waaraan [schuldenaar] tijdens de WSNP moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert of de verplichtingen worden nagekomen. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
2.4. Als [schuldenaar] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op [schuldenaar] kunnen verhalen.
2.5. De eerste 13 maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan [schuldenaar].
2.6. De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [schuldenaar] in Nederland ligt.
De ingangsdatum
2.7. Het WSNP-traject duurt in principe 18 maanden. De Faillissementswet bepaalt dat de termijn van de WSNP in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de termijn eerder te laten ingaan.
2.8. [schuldenaar] verzoekt de termijn eerder te laten ingaan.
2.9. Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Het vtlb wordt berekend met de vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het vtlb. Daarnaast moet er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt worden of moet er aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.10. De rechtbank stelt vast dat [schuldenaar] aan de schuldeisers op 19 december 2024 een zogenoemd nulaanbod heeft gedaan, omdat hij op dat moment geen afloscapaciteit had. De vaststelling in het nulaanbod dat [schuldenaar] geen afloscapaciteit heeft, kan op één lijn worden gesteld met een eerste aflossing (als bedoeld in artikel 349a lid 1 van de Faillissementswet). Verder stelt de rechtbank vast dat uit de vtlb-berekening van 19 maart 2025 volgt dat er op dat moment wel een (kleine) afloscapaciteit was. Gedurende het voorafgaande schuldhulpverleningstraject is er echter niet gespaard voor de (gezamenlijke) schuldeisers, omdat door een schuldeiser beslag is gelegd op de inkomsten van [schuldenaar]. Gedurende de maanden dat er beslag lag, is aan die verplichting om te sparen voor de gezamenlijke schuldeisers dus niet voldaan. De rechtbank is van oordeel dat die omstandigheid niet aan [schuldenaar] is toe te rekenen. De rechtbank verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1913), rechtsoverweging 3.11.3. En zolang het rechtens onduidelijk blijft of schuldenaren gedurende het schuldhulpverleningstraject bevoegd zijn om door middel van een moratorium of een voorlopige voorziening te ageren tegen een liggend beslag, zal ook het uitblijven van dit verzoek in beginsel niet verwijtbaar zijn. Daarom telt die periode wel mee bij het bepalen van een eerdere ingangsdatum, ook al omdat [schuldenaar] in deze periode meer heeft afgedragen dan hij op grond van het vtlb zou hebben gemoeten. Daarom telt die periode wel mee bij het bepalen van een eerdere ingangsdatum. Daarnaast is in de periode van het schuldhulpverleningstraject ook aan de inspanningsverplichting voldaan. [schuldenaar] heeft namelijk al de AOW-leeftijd bereikt. Gelet op het voorgaande heeft [schuldenaar] dus vanaf 19 december 2024 voldaan aan de verplichtingen.
2.11. De rechtbank komt dus tot de conclusie dat een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald. De rechtbank stelt de ingangsdatum vast op 19 december 2024, zijnde de dag waarop het (nul)aanbod is gedaan.
3 De beslissing
De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[schuldenaar], geboren op [geboortedatum]-1945 te [geboorteplaats], wonende te [adres], [postcode] [woonplaats];
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema
en tot bewindvoerder [naam 2], gevestigd te [postadres] ;
-
bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1*/*12e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:
-
zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,
-
voor zover de boedel toereikend is. Dit is de beslissing van mr. M. Aukema, rechter, in samenwerking met T.M.M. de Laat, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.
[1]
Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.