ECLI:NL:RBROT:2025:9248 - Rechtbank Rotterdam - 18 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/703368 / FA RK 25-5410 Referentienummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 18 juli 2025 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) op verzoek van:
**de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,**hierna: de officier,
met betrekking tot: [betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1985, [geboorteplaats] , hierna: betrokkene, wonende te [woonplaats] , op dit moment verblijvende in [naam GGZ-instelling] te [plaats] , advocaat mr. R.A.F. Jansen te Rotterdam.
1 Procesverloop
1.1. Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 16 juli 2025, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 16 juli 2025 opgelegde crisismaatregel. Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
1.2. De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 18 juli 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
1.3. De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
2 Beoordeling
2.1. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander en bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat zij onder invloed van een ander raakt. Betrokkene is ongeveer een maand geleden opgenomen met een crisismaatregel vanwege een psychotisch toestandsbeeld. Destijds bleek betrokkene tien weken zwanger te zijn, waar zij zelf niet van op de hoogte was. Tijdens de vorige opname had betrokkene bij aanvang een wens tot abortus. Na enkele dagen, in nuchtere toestand, maakte betrokkene de keuze de zwangerschap te willen continueren. Betrokkene heeft toen aangegeven vrijwillig in de kliniek te willen blijven om haar leven op de rit te krijgen voor haar ongeboren kind. Betrokkene is enkele dagen na het afwijzen van de voortzetting crisismaatregel weggegaan uit de kliniek. Voorafgaand aan de huidige opname is betrokkene aangetroffen in een vervuilde woning, onder invloed van middelen en met psychotische klachten. Tijdens de mondelinge behandeling verklaart betrokkene dat zij inmiddels ongeveer 15 weken zwanger is en dat zij een abortus wil ondergaan. Betrokkene maakt zich zorgen dat deze opname een abortus in de weg staat, gelet op het feit dat de zwangerschap al redelijk vergevorderd is. De arts licht toe dat zij betrokkene opgenomen wil houden om te zorgen dat betrokkene niet opnieuw terugvalt in het gebruik van middelen met daarbij komende psychotische symptomen. In die toestand kan betrokkene namelijk geen weloverwogen keuze maken over de toekomst van haarzelf en het ongeboren kind. Tijdens deze opname zullen de laatste psychotische symptomen, die vermoedelijk het gevolg waren van het middelengebruik, naar verwachting snel verbleken. Hierna is betrokkene beter in staat een weloverwogen keuze te maken. Ongeacht haar keuze kan betrokkene hulp en ondersteuning krijgen vanuit de instelling.
2.2. Anders dan door de advocaat is bepleit wordt vermoed dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een psychotisch toestandsbeeld. De arts verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat het beeld vermoedelijk voortkomt uit het gebruik van middelen en dat, hoewel de psychotische symptomen aan het zakken zijn, er nog steeds psychotische restsymptomen zijn. Zo is betrokkene nog steeds geladen en er is sprake van kritieke oordeelsstoornissen.
2.3. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.4. Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
2.5. De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het toedienen van vocht en voeding, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, het insluiten, het uitoefenen van toezicht op betrokkene, het onderzoek aan kleding of lichaam, het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen, het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten en het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.6. Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Betrokkene verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat zij naar huis wil. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.7. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.8. Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend. Nu de machtiging tot doel heeft om de laatste psychotische restverschijnselen te doen verdwijnen, hetgeen naar verwachting niet langer dan een week zal duren, zal de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden afgegeven voor de duur van één week.
3 Beslissing
De rechtbank:
3.1. verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [betrokkene] voornoemd;
3.2. bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3. bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 25 juli 2025;
3.4. wijst af het meer of anders verzochte.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.