Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:9172 - Rechtbank Rotterdam - 28 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:917228 juli 2025

Rechtsgebieden

BestuursrechtBestuursprocesrecht

Uitspraak inhoud

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 25/5067

wettelijk vertegenwoordiger: [naam 1] (gemachtigde: mr. D.H. van Tongerlo),

en

(gemachtigde: mr. A. Wintjes).

De burgemeester heeft aan verzoeker een gebiedsverbod opgelegd voor drie maanden. Het is aannemelijk dat verzoeker deel uitmaakt van een drillrapgroep en dat hij voor (ernstige) overlast zorgt. Verzoeker kan zijn school, huisarts en tandarts bezoeken. De burgemeester heeft verder het algemeen belang zwaarder mogen laten wegen dan het belang van verzoeker om zich vrij te bewegen binnen het gebied. Het verzoek om het gebiedsverbod te schorsen, wordt afgewezen.

Procesverloop

  1. Met het bestreden besluit van 27 juni 2025 heeft de burgemeester aan verzoeker een gebiedsverbod opgelegd*.* Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.

  2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigde van de burgemeester, [naam 2] en [naam 3] (beiden namens de burgemeester).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?

  1. De burgemeester heeft van de politie een bestuurlijke rapportage gekregen van 30 april 2025. Volgens de politie is er een vete gaande tussen rivaliserende drillrapgroepen. Aan de ene kant van dit conflict staat KD3, een drillrapgroep die zich voornamelijk ophoudt in het centrum van Rotterdam, met als hoofdlocatie de West-Kruiskade in Rotterdam. Aan de andere kant van het conflict staan de Parkweggroep en #22; rivaliserende jeugdgroepen uit de omgeving van Schiedam. Volgens de politie is het conflict de afgelopen jaren ontwikkeld van simpele vechtpartijen tot schietpartijen op klaarlichte dag in dichtbevolkte locaties, zoals de metro. De politie geeft in de bestuurlijke rapportage een opsomming van 32 incidenten in de periode van februari 2021 tot en met april 2025. Verzoeker behoort volgens de politiesystemen tot de groep KD3. Volgens de politie was verzoeker betrokken/aanwezig bij drie incidenten in het centrum van Rotterdam, namelijk in oktober 2024, november 2024 en maart 2025. Daarnaast heeft verzoeker in de periode van oktober 2024 tot en met begin april 2025 acht (overlastgevende) politieregistraties binnen het basisteam Centrum.

Waar gaat het in deze zaak om?

  1. De burgemeester heeft aan verzoeker een gebiedsverbod opgelegd voor drie maanden voor het centrum van Rotterdam ter bescherming van de openbare orde. Omdat verzoeker in het centrum van Rotterdam woont, heeft hij van de burgemeester een looproute gekregen vanaf zijn woning. Verzoeker is het er niet mee eens dat hij een gebiedsverbod heeft gekregen. Hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat het bestreden besluit wordt geschorst.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af

  1. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Heeft verzoeker een spoedeisend belang?

  1. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de verzochte voorlopige voorziening is, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.

  2. Verzoeker wordt ernstig beperkt wordt in zijn bewegingsvrijheid, nu zijn woning binnen het gebied ligt waarvoor het verbod geldt. De voorzieningenrechter vindt daarom dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek.

Waarom wordt het verzoek afgewezen?

  1. De rechtbank stelt vast dat de rechtbank van de burgemeester een besluit heeft gekregen waarbij een kaartje zou moeten zitten met het gebied waar het gebiedsverbod betrekking op heeft. Bij het besluit zit echter alleen een kaartje met daarop de looproute hoe verzoeker het gebied rond zijn woning kan verlaten. Ter zitting is gebleken dat het niet duidelijk is of verzoeker het kaartje met het gebied waarvoor het verbod geldt (wel) heeft ontvangen. Dat kaartje is van belang om overtreding van het gebiedsverbod te voorkomen. Dit eventuele gebrek heeft echter geen gevolgen voor deze zaak. De voorzieningenrechter beoordeelt namelijk alleen of de burgemeester het gebiedsverbod heeft kunnen opleggen. Bovendien heeft de gemachtigde van de burgmeester het kaartje van het gebied getoond waarvoor het verbod is aangegeven. Voorts is de voorzieningenrechter gebleken dat de gemachtigde van verzoeker dit kaartje inmiddels ook heeft ontvangen. Het kaartje wordt voor de volledigheid ook als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

  2. De burgemeester kan aan iemand een gebiedsverbod opleggen als deze persoon de openbare orde individueel of in groepsverband ernstig heeft verstoord of herhaaldelijk heeft verstoord én er een ernstige vrees is dat de openbare orde verder wordt verstoord.[1]

  3. Gelet op de inhoud van de bestuurlijke rapportage is het aannemelijk dat verzoeker deel uitmaakt van een drillrapgroep en dat deze groep voor veel en ernstige overlast zorgt. Daarnaast heeft verzoeker meerdere politieregistraties op zijn naam staan, waaruit blijkt dat hij zelf ook regelmatig overlast veroorzaakt, al dan niet in het bijzijn van andere KD3-leden.

Ter zitting heeft verzoeker naar voren gebracht dat de informatie uit de bestuurlijke rapportage over hem niet klopt. De bestuurlijk rapportage is naar waarheid opgemaakt op basis van op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, politiemutaties en openbare bronnen, en ondertekend. Verzoeker heeft op geen enkele wijze onderbouwd waarom de over hem opgenomen informatie onjuist zou zijn. Daarnaast heeft de burgemeester informatie van de politie ontvangen, waaruit blijkt dat verzoeker recentelijk (eind juni 2025) nog contact heeft gehad met andere KD3-leden, zodat verzoekers stelling dat hij niet meer met die jongens omgaat, niet geloofwaardig wordt geacht. De voorzieningenrechter vindt daarom dat de burgemeester in beginsel bevoegd was om aan verzoeker een gebiedsverbod op te leggen.

  1. De burgemeester moet bij het opleggen van een gebiedsverbod de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht nemen. Met andere woorden, het opleggen van een gebiedsverbod is pas aan de orde wanneer gewone middelen niet voorhanden of toereikend zijn (subsidiariteit). Verder mogen de genomen maatregelen niet ingrijpender zijn dan nodig om de openbare orde te beschermen (proportionaliteit). Gelet op de inbreuk die het bestreden besluit maakt op de grondrechten van verzoeker, dient een afweging gemaakt te worden tussen enerzijds de bescherming van het algemeen belang en anderzijds het belang van verzoeker om zich vrijelijk te kunnen bewegen.

12.1. De voorzieningenrechter vindt dat het bestreden besluit voldoet aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.

12.2 Op 22 november 2024 is er een bijeenkomst georganiseerd voor jonge aanwas van KD3. Verzoeker heeft een uitnodiging ontvangen voor deze bijeenkomst. Tijdens deze bijeenkomst is vanuit de politie en het openbaar ministerie een waarschuwing gegeven dat de KD3-leden moesten stoppen met de overlastgevende incidenten. Daarnaast is er vanuit diverse zorgpartners een hulpaanbod gedaan. Verzoeker was niet bij deze bijeenkomst aanwezig, omdat hij kort ervoor was aangehouden vanwege het verstoren van de openbare orde. Zijn ouders waren wel bij de bijeenkomst aanwezig, zodat ervan mag worden uitgegaan dat de tijdens deze bijeenkomst gegeven waarschuwing bij verzoeker terecht is gekomen. De waarschuwing heeft bij verzoeker echter niet geleid tot een gedragsverandering. Dit maakt dat de burgemeester in de volgende stap om de overlast te stoppen, heeft kunnen kiezen voor een zwaardere maatregel.

12.3. De burgemeester heeft bij het opleggen van het gebiedsverbod voldoende rekening gehouden met de belangen van verzoeker. Zo heeft de burgemeester ervoor gezorgd dat verzoeker (via een omweg) zijn school kan bereiken. Ook kan verzoeker aan de burgemeester een aparte looproute vragen als hij naar de huisarts of tandarts moet. Verzoeker is dus in staat om de belangrijkste plekken te bezoeken. Gelet op de ernst van de verstoring van de openbare orde en de escalatie daarvan, heeft de burgemeester verder het algemeen belang (openbare orde) zwaarder mogen laten wegen dan het belang van verzoeker om zich vrij te bewegen binnen het gebied van het gebiedsverbod. Dat verzoeker hierdoor niet op bezoek kan bij bepaalde familieleden, betekent niet dat hij deze familieleden niet meer kan zien. Zijn familie kan namelijk ook naar zijn woning komen of zij kunnen buiten het gebied afspreken. Het gebiedsverbod is ook in tijd beperkt. De voorzieningenrechter is bovendien gebleken dat verzoeker binnen de termijn van het gebiedsverbod op vakantie is in het buitenland, zodat hij gedurende die periode sowieso geen hinder zal ondervinden van het opgelegde gebiedsverbod.

Conclusie en gevolgen

  1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het gebiedsverbod gehandhaafd blijft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Artikel 172a, eerste lid, van de Gemeentewet.


Voetnoten

Artikel 172a, eerste lid, van de Gemeentewet.