Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam
ECLI:NL:RBROT:2025:12285 - Rechtbank Rotterdam - 17 oktober 2025
Uitspraak
ECLI:NL:RBROT:2025:12285•17 oktober 2025
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Wrakingskamer
Zaak - en rekestnummer: C/10/707184 / HA RK 25-904
Beslissing van 17 oktober 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
woonplaats: [plaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. P. de Bruin,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
1 De procedure
1.1. Het verzoek van verzoeker strekt tot wraking van de rechter in de civiele zaak met zaak - en rekestnummer C/10/697650 / HA RK 25-354 ('de hoofdzaak'). De hoofdzaak betreft een verzoek van verzoeker tot het verwijderen van een BKR-registratie. Het dossier van de hoofdzaak is ter beschikking gesteld aan de wrakingskamer.
1.2. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het schriftelijke wrakingsverzoek van verzoeker van 22 september 2025.
2 De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1. Wraking is een middel om de onpartijdigheid van de rechter te verzekeren. Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is toegekend aan een partij die wil voorkomen dat een rechter (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter al een einduitspraak heeft gedaan, omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2. Op 19 september 2025 heeft de rechter in de hoofdzaak een beschikking gegeven. Die beschikking is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de hoofdzaak door de rechter is geëindigd.
2.3. Het wrakingsverzoek is op 22 september 2025 gedateerd en door de rechtbank ontvangen. Dat is dus nadat de rechter in de hoofdzaak een einduitspraak heeft gedaan. Hieruit volgt dat de rechter de hoofdzaak niet meer behandelde op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van de rechter. Verzoeker wordt op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 8, lid 2, aanhef en onder d, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank, niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek.
3 De beslissing
De rechtbank:
3.1. verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. M. Fiege en mr. A. Verweij, rechters, in aanwezigheid van mr. R.W.H. van Rijkom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.