Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:11966 - Rechtbank Rotterdam - 9 oktober 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:119669 oktober 2025

Rechtsgebieden

Civiel RechtInsolventierecht

Uitspraak inhoud

Team insolventie
[insolventienummer]
vonnis van: 9 oktober 2025
op het verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [adres] ,
[postcode] [plaats] .
Waar deze zaak over gaat
Mevrouw [verzoekster] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor haar schulden te komen heeft mevrouw [verzoekster] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp). Dit verzoek wordt toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een eerdere ingangsdatum te bepalen.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1 De procedure

1.1. Mevrouw [verzoekster] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de Wsnp.
1.2. Het verzoek is behandeld op de zitting van 2 oktober 2025. Op de zitting zijn verschenen: - de heer [naam] , partner van verzoekster, - de heer G.J. van Vliet, schuldhulpverlener bij Zuidweg & Partners, - de heer J.L. Brouwer, beschermingsbewindvoerder.
1.3. Mevrouw [verzoekster] is, wegens medische redenen, niet ter zitting verschenen.

2 De beoordeling

Ontvankelijkheid
2.1. Om toegelaten te worden tot de Wsnp, moet mevrouw [verzoekster] in beginsel eerst een poging hebben gedaan om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. Dit vereiste vervalt als aannemelijk is dat het niet mogelijk is om tot een dergelijke regeling te komen.
2.2. Uit het verzoekschrift blijkt dat schuldhulpverlening namens mevrouw [verzoekster] geen aanbod heeft gedaan aan de schuldeisers. In plaats daarvan is direct een Wsnp-verzoek ingediend. De reden hiervoor is dat de lopende faillissementsaanvraag is geschorst. Tijdens de faillissementszitting is door de rechtbank bepaald dat mevrouw [verzoekster] tot 24 juni 2025 in de gelegenheid is gesteld om een Wsnp verzoek in te dienen.
2.3. De rechtbank is van oordeel dat in deze specifieke situatie voldoende aannemelijk is dat niet voor 24 juni 2025 tot een buitengerechtelijke schuldregeling kon worden gekomen. Mevrouw [verzoekster] is daarom ontvankelijk in haar verzoek.
De toelating
2.4. Mevrouw [verzoekster] kan worden toegelaten tot de Wsnp als zij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en zij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat mevrouw [verzoekster] aan de verplichtingen van de Wsnp zal voldoen.
2.5. Mevrouw [verzoekster] voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de Wsnp.
Bevoegdheid
2.6. De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van mevrouw [verzoekster] in Nederland ligt.
Duur
2.7. De rechtbank stelt de termijn van de Wsnp-regeling ex artikel 349a Fw (hierna: looptijd) op achttien maanden.
De ingangsdatum
2.8. De Faillissementswet (hierna: Fw) bepaalt dat de looptijd in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de looptijd eerder te laten ingaan.
2.9. Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Die inspanningsplicht houdt in beginsel in dat er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt moet worden of er moet aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.10. De rechtbank stelt vast dat mevrouw [verzoekster] niet heeft verzocht om een eerdere ingangsdatum, terwijl ook overigens op basis van de ingediende stukken en dat wat op de zitting is besproken niet kan worden vastgesteld dat aan de vereiste verplichtingen voor een eerdere ingangsdatum is voldaan.

3 De (controle van) verplichtingen in de Wsnp

3.1. De verplichtingen waaraan mevrouw [verzoekster] tijdens de Wsnp moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te maken, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting (van inkomen boven het vtlb en van goederen die in de boedel vallen).
3.2. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert in de eerste plaats of mevrouw [verzoekster] de verplichtingen van de Wsnp nakomt.
3.3. De taak van de bewindvoerder is in de tweede plaats om de zogenaamde boedel van de schuldenaar te beheren en te vereffenen (artikel 316 Fw). De boedel omvat alle bezittingen die mevrouw [verzoekster] nu heeft en wat zij tijdens de toepassing van de regeling verkrijgt (artikel 295 Fw). Mevrouw [verzoekster] heeft de verplichting om tot de boedel behorende bezittingen aan de bewindvoerder af te staan (artikel 296 Fw). De bewindvoerder zal de opbrengsten hiervan verdelen onder de schuldeisers.
3.4. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
3.5. De eerste dertien maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan mevrouw [verzoekster] .
3.6. Als mevrouw [verzoekster] zich tijdens het Wsnp-traject houdt aan alle verplichtingen van de Wsnp eindigt het traject met de zogenoemde "schone lei". Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de Wsnp werkt niet meer op mevrouw [verzoekster] kunnen verhalen. De "schone lei" geldt vanaf het moment dat de bewindvoerder klaar is met zijn afwikkelingstaak. Dat is als de slotuitdelingslijst verbindend is geworden.

4 De beslissing

De rechtbank: - spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] - 1969 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [plaats] ; - benoemt tot rechter-commissaris mr. J.T.P. Pot
en tot bewindvoerder L. Hordijk,
gevestigd te Postbus 68,
2650 AB Berkel en Rodenrijs; - bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Dit kan alleen voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. J.T.P. Pot, rechter, in samenwerking met S.R.L.T. Peek, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2025.[1]
Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen. - - - ## Voetnoten
Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.