ECLI:NL:RBROT:2025:11749 - Rechtbank Rotterdam - 7 oktober 2025
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Team straf 1
Parketnummer: 10.309750.20 Datum uitspraak: 7 oktober 2025 Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres], raadsman mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam.
1 Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 september 2025.
2 Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3 Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. V. Vreeling heeft gevorderd:
4 Ontvankelijkheid officier van justitie
4.1. Standpunt verdediging Het Openbaar Ministerie dient alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard. De verstrekte opnamen geven, ook na onderzoek hiernaar, geen uitsluitsel over wat er aan het eind van het incident – wanneer de verdachten al worden overgebracht naar het politiebureau – door de verbalisanten is gezegd. Daardoor kan niet worden vastgesteld dat het vormverzuim, bestaande uit het onjuist want onvolledig verbaliseren, is hersteld. Voorts zijn de disproportionele geweldshandelingen – die niet allemaal zijn geverbaliseerd – van de verbalisanten eveneens aan te merken als een onherstelbaar vormverzuim.
4.2. Beoordeling Het door de verdediging gevoerde verweer komt er in de kern op neer dat onduidelijk is gebleven wat er precies is gebeurd en gezegd tijdens en na het incident en dat dit een onherstelbaar vormverzuim oplevert dat zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
De rechtbank stelt voorop dat het gerechtshof Den Haag reeds heeft geoordeeld dat de geconstateerde verzuimen niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De rechtbank acht zich aan dat oordeel gebonden. Hetgeen de raadsman ter terechtzitting aanvullend heeft aangevoerd, voor zover dat al heeft te gelden als een ondubbelzinnig voorgedragen verweer als bedoeld in artikel 358, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), leidt niet tot een ander oordeel.
De rechtbank ziet daarom geen grond voor niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
4.3. Conclusie De officier van justitie is ontvankelijk.
5 Waardering van het bewijs
Bewijswaardering Op 5 december 2020 zijn verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] naar een flat aan de Beekmanstraat te Dordrecht gegaan in verband met een melding van overlast. Op basis van de processen-verbaal van bevindingen en de camerabeelden komt de rechtbank tot de volgende vaststelling.
Een man, naar later blijkt [naam 1] (hierna: [naam 1]), die niets met de overlastmelding te maken heeft, voegt zich bij de verbalisanten en vertoont hinderlijk gedrag. Op enig moment komt de medeverdachte bij [naam 1] staan. De medeverdachte praat op rustige toon tegen [naam 1]. Kort daarna wijst [naam 1] naar [verbalisant 1] en zegt “paardenlul” tegen hem. [naam 1] en de medeverdachte lopen weg van de verbalisanten. [verbalisant 1] rent achter hen aan, waarna [naam 1] ook begint te rennen. [verbalisant 1] haalt [naam 1] in en pakt hem bij zijn rechterarm, waarna zij op het trottoir ter hoogte van het grasveld lopen. Op dat moment komt de verdachte aanrennen. Terwijl de verdachte aan komt rennen, is te zien dat [verbalisant 1] [naam 1] op de grond gooit. De verdachte rent naar [verbalisant 1] toe, pakt hem vast en trekt hem op de grond in de andere richting dan die van [naam 1] en de verdachte. [verbalisant 2] en [verbalisant 3] proberen de verdachte van [verbalisant 1] af te halen. Er ontstaat een grondgevecht. Niet veel later rent de verdachte op [verbalisant 2] af en loopt haar omver, waardoor hij en [verbalisant 2] op de grond vallen. Op dat moment komt de vrouw van de medeverdachte en moeder van de verdachte, [naam 2] (hierna: [naam 2]), aanrennen. Er ontstaat een grondgevecht tussen [verbalisant 1], [naam 1] en de medeverdachte enerzijds en tussen [verbalisant 3] en de verdachte anderzijds. Te zien is dat de verdachte [verbalisant 1] bij de benen pakt en hem naar de grond trekt.
Even later neemt de verdachte een aanloop en beukt met kracht met zijn bovenlichaam [verbalisant 2] weg van de medeverdachte. Hierdoor komt [verbalisant 2] los van de grond en landt zij op haar voeten. Kort daarna loopt [naam 2] naar [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en probeert de medeverdachte los te maken. Op dat moment zetten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] pepperspray in tegen [naam 2], waarna zij afstand neemt. Direct daarop staat de verdachte op en schopt tegen het hoofd van [verbalisant 1], terwijl deze nog op de grond ligt. De verdachte rent weg maar keert kort daarop terug met een vliegende karatetrap richting [verbalisant 3], welke zij nog net weet te ontwijken.
[verbalisant 2] vraagt via haar portofoon om extra ondersteuning. Intussen probeert zij samen met [verbalisant 1] de medeverdachte onder controle te houden. [verbalisant 1] geeft drie vuistslagen op het lichaam van de medeverdachte, terwijl de medeverdachte het been van [verbalisant 1] vasthoudt. Op dat moment rent de verdachte opnieuw richting [verbalisant 2] en maakt in volle snelheid een trappende beweging naar haar hoofd. De trap raakt het achterhoofd van [verbalisant 2]. Na de trap valt de verdachte in de armen van [verbalisant 1], waarna zij samen op de grond belanden. De verdachte geeft hierop met zijn rechtervuist een vuistslag tegen het lichaam van [verbalisant 1]. Hierna raken [verbalisant 1] en de verdachte opnieuw in een grondgevecht, waarbij [verbalisant 3] [verbalisant 1] assisteert. [verbalisant 1] houdt de verdachte vervolgens in een beenklem.
Intussen gaat het gevecht tussen de medeverdachte en [verbalisant 2] door. De medeverdachte pakt [verbalisant 2] vast en duwt haar vervolgens op de grond, waarbij hij bovenop haar komt te liggen.
Met hulp van meerdere inmiddels gearriveerde verbalisanten lukt het uiteindelijk om de verdachte, de medeverdachte en [naam 2] onder controle te krijgen, waarna zij worden aangehouden en overgebracht naar het politiebureau.
Het oordeel van de rechtbank Gelet op deze gang van zaken stelt de rechtbank vast dat de verdachte, samen met zijn vader, opzettelijk geweld heeft gepleegd tegen meerdere politieambtenaren. Daarbij is geslagen, geschopt, getrapt, vastgepakt en geduwd. De gedragingen hebben zich in het openbaar afgespeeld en zijn in vereniging gepleegd. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het ten laste gelegde lichamelijk letsel bij de verbalisanten het gevolg is geweest van de door de verdachte en zijn medeverdachte gepleegde geweldshandelingen. Uit het dossier volgt dat verbalisant [verbalisant 2] onder meer melding heeft gemaakt van kneuzingen in de hals en een schaafwond aan een vinger, dat bij [verbalisant 1] sprake is geweest van kneuzingen en zwellingen aan het hoofd en een hand en dat [verbalisant 3] letsel aan de neus heeft opgelopen.
De rechtbank stelt vast dat door de verdachte en zijn vader is geslagen, geschopt, geduwd, getrokken en zijn diverse grondgevechten ontstaan, waarin telkens meerdere betrokkenen en verbalisanten verwikkeld waren. Het is onder die omstandigheden niet mogelijk om met de vereiste mate van zekerheid vast te stellen dat het geconstateerde letsel uitsluitend of rechtstreeks is veroorzaakt door de geweldshandelingen van de verdachte of van de medeverdachte. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat het letsel (mede) is ontstaan door het optreden van de politieambtenaren, door de fysieke omstandigheden van de worstelingen of door het handelen van andere betrokkenen.
Dat betekent dat de rechtbank, hoewel zij het openlijk in vereniging plegen van geweld door de verdachte bewezen acht, niet kan vaststellen dat welk geweld het in de tenlastelegging genoemde letsel tot gevolg heeft gehad. De verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
5.1. Bewezenverklaring In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Hij, op of omstreeks 5 december 2020 te Dordrecht openlijk, te weten, op/aan de Beekmanstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een ofmeer personen te weten [verbalisant 3] (politieambtenaar Eenheid Rotterdam), [verbalisant 1] (brigadier politie Eenheid Rotterdam) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent politie Eenheid Rotterdam) door
- op die [verbalisant 1] af te rennen en/of die [verbalisant 1] bij zijn middel/aan zijn
lichaam vast te pakken en/of
- die [verbalisant 1] bij zijn benen te pakken, ten gevolge waarvan die [verbalisant 1]
ten val is gekomen en/of
-
die [verbalisant 1] vast te pakken en/of te slaan op/tegen het lichaam en/of
-
die [verbalisant 1] te schoppen/trappen op/tegen het hoofd en/of het lichaam
en/of
-
op die [verbalisant 3] te gaan zitten/liggen en/of
-
die Woustra te slaan op/tegen het gezicht en/of lichaam en/of
-
op die [verbalisant 2] te gaan zitten en/of liggen en/of
-
die [verbalisant 2] te trappen op/tegen het hoofd en/of lichaam en/of
-
die [verbalisant 2] (met kracht) om haar nek/hals vast te pakken en/of in die
nek/hals te knijpen en/of
- die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] te duwen, ten gevolge waarvan die [verbalisant 2]
en/of [verbalisant 3] ten val is gekomen, terwijl het door hem, verdachte, gepleegde feit enig(e) lichamelijk(e) letsel(s) voor voornoemde verbalisant(en) ten gevolge heeft gehad, te weten
- een of meer kneuzingen in de hals en/of een schaafwond/ontvelling aan/van
een vinger van die [verbalisant 2] en/of
- een of meer kneuzingen en/of zwellingen aan het hoofd/gezicht en/of een
hand van die [verbalisant 1] en/of
- een of meer kneuzingen en/of schaafwond/ontvelling aan de neus, althans
het gezicht/hoofd van die [verbalisant 3], althans enig(e) lichamelijk(e) letsel(s);
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
6 Strafbaarheid feit
6.1. Strafbaarheid
6.1.1. Standpunt verdediging Aangevoerd is dat de verdachte een geslaagd beroep op noodweer, dan wel putatief noodweer, dan wel putatief noodweerexces toekomt. Volgens de verdediging is er geen sprake geweest van een normale aanhoudingssituatie, maar van een excessieve geweldsuitoefening, tegenover een dronken/aangeschoten huisschilder die een bekende is van de verdachte. Het handelen van de verdachte was noodzakelijk om deze excessieve geweldsuitoefening van de verbalisanten jegens zijn kennis te stoppen.
6.1.2. Beoordeling De rechtbank stelt voorop dat een beroep op noodweer kan worden gehonoreerd indien aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding (artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht).
De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie geen sprake was. [verbalisant 1] was bevoegd om [naam 1] aan te houden. Zijn optreden was dus niet wederrechtelijk. De verdachte en de medeverdachte hadden weg moeten blijven van die situatie en zich op geen enkel moment (fysiek) met die aanhouding mogen bemoeien. Zelfs indien het over het hekje gooien van [naam 1] als disproportioneel zou moeten worden aangemerkt, betekent dit niet dat het politieoptreden onrechtmatig was. Daarvan is immers pas sprake in het geval de proportionaliteit en subsidiariteit in belangrijke mate zijn geschonden (HR 16 september 2025, ECLI:NL:HR:2025:1278) en van zo’n schending was geen sprake.
De wijze waarop de verdachte heeft ingegrepen, onder meer door het toepassen van een “flying high kick”, kan bovendien in geen enkel opzicht als noodzakelijke verdediging worden aangemerkt en heeft de situatie juist verder doen escaleren.
Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, zodat het beroep op noodweer reeds daarom niet slaagt.
Ditzelfde geldt voor het beroep op putatief noodweer. Wie een beroep doet op putatief noodweer, doet in feite een beroep op afwezigheid van alle schuld. Maar wie zich zonder eigen recht bemoeit met optreden van de politie kan zich niet daarop beroepen en al helemaal niet als daarbij geweld wordt gebruikt. Er is dan minimaal sprake van eigen schuld en zelfs de lichtste vorm van eigen schuld staat aan een geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld in de weg.
6.1.3. Conclusie Het bewezen feit levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
7 Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
8 Motivering straf
8.1. Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.1.1. Strafblad De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.1.2. Rapportages Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 december 2020. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
8.2. Ernst van het feit en conclusies van de rechtbank De verdachte heeft zich samen met zijn vader schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen meerdere politieambtenaren. Het gaat om ernstig geweld, waaronder trappen, het geven van vuistslagen en het naar de grond trekken van verbalisanten die in de rechtmatige uitoefening van hun taak optraden. Daarmee is niet alleen de lichamelijke integriteit van de betrokken politieambtenaren geschonden, maar is ook het gezag van de politie ondermijnd. Geweld tegen politieambtenaren is een ernstig feit dat in beginsel streng dient te worden bestraft, juist om de bescherming van hulpverleners te waarborgen en normbevestiging richting de samenleving te geven.
Toch ziet de rechtbank in dit geval aanleiding om geen straf op te leggen. Allereerst weegt de rechtbank mee dat er sinds het feit inmiddels bijna vijf jaar zijn verstreken. De verdachte heeft bovendien tijdens de procedure duidelijk gemaakt dat de gebeurtenissen hem en zijn ouders zwaar hebben aangegrepen. Het incident en de nasleep daarvan, hebben niet alleen bij de betrokken verbalisanten, maar ook bij de verdachte en zijn directe omgeving diepe sporen achtergelaten. De rechtbank houdt er rekening mee dat ook het gezin zwaar heeft geleden onder de gebeurtenissen en het langdurige strafproces.
Daarbij merkt de rechtbank op dat, hoewel het handelen van de verdachte onrechtmatig was en niet had mogen gebeuren, ook het optreden van de politie in deze situatie zeker niet foutloos was. Zowel tijdens het incident als nadien, in de verslaglegging ervan, is de politie in de uitvoering van haar taak en verplichtingen tekortgeschoten.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de ernst van het feit door de bewezenverklaring voldoende tot uitdrukking komt en dat het opleggen van een straf of maatregel, na zoveel jaren en gelet op de omstandigheden van de verdachte, niet langer een toegevoegde waarde heeft. Daarom acht de rechtbank het raadzaam te bepalen, dat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
9 Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] ter zake van het ten laste gelegde feit. De [benadeelde partij 1] vordert een vergoeding van € 672,- aan materiële schade en een vergoeding van € 2.000,- aan immateriële schade. De [benadeelde partij 2] vordert een schadevergoeding van € 875,- aan immateriële schade. De [benadeelde partij 3] vordert een schadevergoeding van € 375,- aan immateriële schadevergoeding.
9.1. Standpunt officier van justitie Ten aanzien van het materiële deel van de gevorderde schadevergoeding door [benadeelde partij 1] refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank. Wat betreft de immateriële schadevergoeding van zowel [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen geheel kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tevens heeft de officier van justitie verzocht om de vorderingen hoofdelijk toe te wijzen.
9.2. Standpunt verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen. Primair vanwege de bepleitte niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en subsidiair vanwege het ontbreken van een causaal verband tussen het ten laste gelegde feit en de gevorderde schade. Meer subsidiair is verzocht om de toe te wijzen bedragen sterk te matigen.
9.3. Beoordeling
[benadeelde partij 1]
Materieel De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu thans onvoldoende is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit.
Immaterieel Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 375,- , zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 december 2020.
Proceskosten Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Hoofdelijke veroordeling Nu de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. [benadeelde partij 2]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 375,- , zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 december 2020.
Proceskosten Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Hoofdelijke veroordeling Nu de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
[benadeelde partij 3]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 375,- , zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 december 2020.
Proceskosten Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Hoofdelijke veroordeling Nu de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
9.4. Conclusie De verdachte moet de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] elk een schadevergoeding betalen van € 375,- , vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
10 Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
11 Beslissing
De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van € 375,- (zegge: driehonderdvijfenzeventig), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen **€ 375,-,**vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 375,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 7 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van € 375,- (zegge: driehonderdvijfenzeventig), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen **€ 375,-,**vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 375,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 7 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij 3], te betalen een bedrag van € 375,- (zegge: driehonderdvijfenzeventig), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 3] te betalen **€ 375,-,**vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 375,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 7 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter, en mrs. P.C. Tuinenburg en L.N. Foppen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R.R. Lachman, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
hij op of omstreeks 5 december 2020 te Dordrecht openlijk, te weten, op/aan de Beekmanstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen te weten [verbalisant 3] (politieambtenaar Eenheid Rotterdam), [verbalisant 1] (brigadier politie Eenheid Rotterdam) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent politie Eenheid Rotterdam) door
- op die [verbalisant 1] af te rennen en/of die [verbalisant 1] bij zijn middel/aan zijn
lichaam vast te pakken en/of
- die [verbalisant 1] bij zijn benen te pakken, ten gevolge waarvan die [verbalisant 1]
ten val is gekomen en/of
-
die [verbalisant 1] vast te pakken en/of te slaan op/tegen het lichaam en/of
-
die [verbalisant 1] te schoppen/trappen op/tegen het hoofd en/of het lichaam
en/of
-
op die [verbalisant 3] te gaan zitten/liggen en/of
-
die Woustra te slaan op/tegen het gezicht en/of lichaam en/of
-
op die [verbalisant 2] te gaan zitten en/of liggen en/of
-
die [verbalisant 2] te trappen op/tegen het hoofd en/of lichaam en/of
-
die [verbalisant 2] (met kracht) om haar nek/hals vast te pakken en/of in die
nek/hals te knijpen en/of
- die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] te duwen, ten gevolge waarvan die [verbalisant 2]
en/of [verbalisant 3] ten val is gekomen, terwijl het door hem, verdachte, gepleegde feit enig(e) lichamelijk(e) letsel(s) voor voornoemde verbalisant(en) ten gevolge heeft gehad, te weten
- een of meer kneuzingen in de hals en/of een schaafwond/ontvelling aan/van
een vinger van die [verbalisant 2] en/of
- een of meer kneuzingen en/of zwellingen aan het hoofd/gezicht en/of een
hand van die [verbalisant 1] en/of
- een of meer kneuzingen en/of schaafwond/ontvelling aan de neus, althans
het gezicht/hoofd van die [verbalisant 3], althans enig(e) lichamelijk(e) letsel(s);