Uitspraak inhoud

Team straf 2

Parketnummer: 10-175638-24 Datum uitspraak: 1 oktober 2025 Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres] , [postcode] [plaats] , raadsvrouw mr. S.E.M. Hooijman, advocaat te Rotterdam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 september 2025.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.D.B. Reuter heeft gevorderd:

4 Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging De verdachte dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit geldt dat de verdachte juist met de nodige voorzichtigheid heeft gereden nu hij bekend was met de gevaarlijke rotonde. Hij heeft gekeken of hij op het fietspad verkeer zag aankomen, maar heeft de bromfietser door het beperkte zicht vanuit de vrachtauto niet gezien. Nu de verdachte geen verwijt valt te maken, is er geen sprake van een (aanmerkelijke) onvoorzichtigheid in de zin van artikel 6 WVW. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet voldaan is aan de vereiste gevaarzetting in de zin van artikel 5 WVW. Beoordeling Op 27 mei 2024 heeft een ernstig verkeersongeval plaatsgevonden op het kruispunt van de Rivierweg met de Binnenbaan te Rhoon. Naast de rotonde die deze rijbanen met elkaar verbindt, loopt een (brom)fietspad dat de contouren van de rotonde volgt. Het verkeer dat de rotonde nadert, moet voorrang verlenen aan het verkeer op de rotonde. Het verkeer dat op de rotonde rijdt, moet bij het verlaten van de rotonde voorrang verlenen aan het verkeer op het (brom)fietspad. De verdachte is als bestuurder van een vrachtauto, komende vanuit de noordelijke zijde van de Rivierweg, de rotonde op gereden. Bij het verlaten van de rotonde en het oprijden van de Binnenbaan, heeft hij vervolgens geen voorrang verleend aan de voor hem op dat moment van rechts komende bromfietser die op het parallel gelegen (brom)fietspad reed. De bestuurder van de bromfiets is hierdoor onder de vrachtauto gekomen en als gevolg van het daarbij opgelopen letsel ter plaatse overleden.

Uit onderzoek van de politie blijkt dat de bromfietser, kort voordat de vrachtauto de rotonde op reed, duidelijk zichtbaar is geweest in de rechter breedtespiegel van de vrachtauto. Vervolgens is de bromfietser – nadat zij zich een kort moment in de dode hoek van de vrachtauto bevond – voor de verdachte op de rotonde zichtbaar geweest via de rechter zijruit van de vrachtauto. Kort voor de aanrijding is de bromfietser ook in de trottoirspiegel zichtbaar geweest. De verdachte is met een snelheid van ongeveer 20 kilometer per uur de rotonde op gereden en met ongeveer eenzelfde snelheid afgeslagen. De vooruitrijcamera van de vrachtwagen was om deze reden niet in werking, omdat deze (in overeenstemming met de wettelijke eisen) bij het bereiken van een snelheid van 15 kilometer per uur uitschakelt.

De verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer op geen enkel moment heeft gezien. Hij heeft verder verklaard dat hij goed bekend is met de verkeerssituatie ter plaatse en dat het een ‘listig’ kruispunt betreft, waarbij het zicht vanuit de vrachtauto beperkt is en hij het overzicht op het fietspad regelmatig even kwijt is.

De verdachte is, gelet op zijn dienstjaren, een ervaren beroepsvrachtwagenchauffeur. Op een beroepsvrachtwagenchauffeur rust een grote verantwoordelijkheid en plicht om zorgvuldig om te gaan met verkeersveiligheidsnormen. In het bijzonder indien de chauffeur in aanraking kan komen met kwetsbare verkeersdeelnemers zoals (brom)fietsers en voetgangers. Bij een botsing met een vrachtwagen lopen deze verkeersdeelnemers immers een groter risico op (zwaar) letsel dan bij een botsing met een personenauto. Van de verdachte mocht daarom worden verwacht dat hij een bijzondere zorgvuldigheid zou betrachten bij het afslaan naar rechts en het kruisen van het fietspad. Daarbij is het aanpassen van de snelheid en het zorgvuldig kijken in de beschikbare spiegels, ruiten en camerasystemen, cruciaal.

Uit het aangehaalde onderzoek volgt dat de verdachte de bromfietser op verschillende momenten - tijdens het naderen van de rotonde, kort voor het oprijden van de rotonde, op de rotonde en kort voor de aanrijding - gezien moet kunnen hebben. Aldus heeft de verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, op de momenten dat hij zicht had op het fietspad, onvoldoende oog gehad voor de aanwezigheid van verkeersdeelnemers. De verdachte is desondanks met een snelheid van 20 kilometer per uur de rotonde opgereden en met onverminderde snelheid afgeslagen naar rechts, waarbij hij geen voorrang heeft verleend aan de bromfietser. De verdachte had als beroepsvrachtwagenchauffeur bij het afslaan en kruisen van het (brom)fietspad op deze naar eigen zeggen ‘listige’ kruising meer bijzondere zorgvuldigheid en oplettendheid dienen te betrachten.

De rechtbank acht het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval zodanig, dat op basis daarvan kan worden vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onzorgvuldig is geweest en dat dus sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. De verweren worden verworpen en het primair ten laste gelegde wordt bewezen verklaard Bewezenverklaring In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

hij op 27 mei 2024 te Rhoon, gemeente Albrandswaard, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een vrachtwagen), daarmede rijdende over de weg, rotonde/kruising Binnenbaan en Rivierweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/ofonoplettend rijgedrag, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,

  • zijn aandacht daarbij niet voortdurend, in elk geval onvoldoende, op de weg en het

verkeer voor en/of naast hem heeft gehouden en

  • zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij in staat was zijn voertuig tijdig af

te remmen of tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en

  • (aldus rijdende)niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat een voor hem, verdachte,

van rechts op/vanaf voornoemd, op die rotonde geplaatst vrij liggend fietspad komende bromfietser, inmiddels voornoemde rotonde/kruising op was gereden en -en aldus rijdend tegen die bromfietser is aangebotst, waardoor die bromfietser, genaamd [slachtoffer] , is overleden.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5 Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7 Motivering straf en maatregel

De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft als bestuurder van een vrachtauto een verkeersongeval veroorzaakt waardoor het slachtoffer is overleden. Hij heeft bij het rijden op een naar eigen zeggen ‘listige’ rotonde onvoldoende gelet op de medeweggebruikers en heeft geen voorrang verleend aan de bromfietser die van rechts de rotonde naderde. Met zijn handelen heeft hij de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.

De gevolgen hiervan zijn zeer ingrijpend. Het overleden slachtoffer was destijds 21 jaar oud en bevond zich nog in de bloei van haar leven. De nabestaanden moeten verder leven met het verdriet en de enorme impact van dit verlies. Dat het overlijden een niet op te vullen emotionele leegte heeft achtergelaten, blijkt tevens uit de op zitting voorgedragen slachtofferverklaring namens het gezin van het slachtoffer.

Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 juni 2025 blijkt dat de verdachte, die inmiddels 72 jaar oud is, niet eerder is veroordeeld. Hij zal verder moeten leven met het besef dat hij betrokken is geweest bij de dood van een jonge vrouw die nog een heel leven voor zich had.

De rechtbank is zich er van bewust dat geen enkele straf voldoende het verlies van een dierbare weergeeft. Strafoplegging dient niet alleen te gebeuren met inachtneming van de gevolgen van de gemaakte verkeersfouten, maar moet ook worden afgezet tegen de ernst van de fout en dus de mate van schuld van de verdachte. De rechtbank acht de minst zware vorm van schuld bewezen en dit dient tot uitdrukking te komen in de strafmaat. Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, zoals blijkt uit de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).

De rechtbank acht het opleggen van een taakstraf van 200 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden. De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden het feit dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en om zijn vrouw naar het ziekenhuis te kunnen vervoeren. De verkeersveiligheid weegt, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zwaarder dan de persoonlijk belangen van de verdachte.

8 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10 Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;

beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van100 (honderd) dagen;

ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 (twaalf) maanden;

bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter, en mrs. P.C. Tuinenburg en P. Uijtdewillegen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.C. van Beek, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

hij op 27 mei 2024 te Rhoon, gemeente Albrandswaard, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een vrachtwagen), daarmede rijdende over de weg, rotonde / kruising Binnenbaan en Rivierweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,

  • zijn aandacht daarbij niet voortdurend, in elk geval onvoldoende, op de weg en het

verkeer voor en/of naast hem heeft gehouden en

  • zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij in staat was zijn voertuig tijdig af

te remmen of tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en

  • ( aldus rijdende) niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat een voor hem, verdachte,

van rechts op/vanaf voornoemd, op die rotonde geplaatst vrij liggend fietspad komende bromfietser, inmiddels voornoemde rotonde/kruising op was gereden en

  • en aldus rijdend tegen die bromfietser is aangebotst,

waardoor die bromfietser, genaamd [slachtoffer] , is overleden;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op 27 mei 2024 te Rhoon, gemeente Albrandswaard als bestuurder van een voertuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de weg, op de rotonde / kruispunt van de Rivierweg met de Binnenbaan en de Rhoonse Baan, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,

  • zijn aandacht daarbij niet voortdurend, in elk geval onvoldoende, op de weg en het

verkeer voor en/of naast hem heeft gehouden en

  • zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij in staat was zijn voertuig tijdig af

te remmen of tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en

  • ( aldus rijdende) niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat een voor hem, verdachte,

van rechts op/vanaf voornoemd, op die rotonde geplaatst vrij liggend fietspad komende bromfietser (te weten [slachtoffer] ) inmiddels voornoemde rotonde / kruising op was gereden en

  • en aldus rijdend tegen die bromfietser is aangebotst,

waardoor die bromfietser genaamd [slachtoffer] is overleden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/ of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.