Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:11376 - Rechtbank Rotterdam - 29 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:1137629 september 2025

Uitspraak inhoud

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 24/11150

(gemachtigde: mr. D. Matadien),

en

(gemachtigde: mr. Y.S. Man en mr. C.W. de Jong).

  1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres omdat het een herhaalde aanvraag is. Op 10 april 2024 heeft [persoon A] ( [persoon A] ) een aanvraag gedaan om de bijlage bij de exploitatievergunning en het aanhangsel leidinggevende behorende bij de Alcoholwetvergunning van Café [naam café] te wijzigen (hierna: wijzigen beheerder/leidinggevende). De wijziging hield in dat eiseres zou worden aangemeld als beheerder/leidinggevende om de bijbehorende werkzaamheden te mogen verrichten in Café [naam café] . Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.

Procesverloop

  1. [persoon A] heeft op 10 april 2024 een aanvraag gedaan om de beheerder/leidinggevende te wijzigen. De burgemeester heeft deze aanvraag met een besluit van 13 juni 2024 afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Awb) door te verwijzen naar de eerdere afwijzing van soortgelijke aanvragen. Met het bestreden besluit van 29 oktober 2024 op het bezwaar van eiseres is de burgemeester bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.

2.1. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

2.2. De rechtbank heeft het beroep op 24 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door [persoon B] , I. Zyad als tolk, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de burgemeester.

2.3. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst en de burgemeester in de gelegenheid gesteld om nadere stukken in te dienen. Zij heeft dit gedaan op 22 juli 2025. Eiseres heeft op deze stukken gereageerd op 11 augustus 2025. Partijen hebben aangegeven geen nadere zitting te wensen.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit

  1. Op 27 november 2023 is er een aanvraag gedaan om eiseres als beheerder/leidinggevende bij te schrijven. Deze aanvraag is op 9 februari 2024 afgewezen omdat eiseres volgens verweerder in enig opzicht van slecht levensgedrag moet worden geacht. De burgemeester baseert dit op een bestuurlijke rapportage van 20 november 2023 en het advies van de politie van 4 januari 2024. Er is geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De burgemeester heeft het voornemen van 11 januari 2024 en het besluit van 9 februari 2024 aan de aanvrager gezonden en per e-mail ook aan eiseres.

  2. Op 3 januari 2024 is opnieuw een aanvraag ingediend om eiseres als beheerder/leidinggevende bij te schrijven. De burgemeester heeft deze aanvraag afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Awb omdat dit een herhaalde aanvraag is en er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd. Er is geen bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing.

  3. Op 20 maart 2024 is opnieuw een aanvraag ingediend om eiseres als beheerder/leidinggevende bij te schrijven. De burgemeester heeft deze aanvraag afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Awb omdat dit een herhaalde aanvraag is en er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt en is op de hoorzitting in bezwaar verschenen met de gemachtigde die ook namens eiseres optreedt in deze procedure. De burgemeester heeft het bezwaar ongegrond verklaard met een besluit van 9 december 2024.

  4. Tot slot is de in 2. vermelde aanvraag ingediend waarop verweerder heeft besloten zoals in die overweging vermeld.

Toetsingskader

Op grond van artikel 4:6 van de Awb kan een bestuursorgaan de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking indien de aanvrager geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden vermeldt. Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden en dus behoorden te worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden en dus behoorden te worden overgelegd. Feiten of omstandigheden waarvan zonder meer duidelijk is dat ze geen rol kunnen spelen bij het besluit worden niet als nieuwe feiten of veranderde omstandigheden beschouwd.[1]

Heeft de burgemeester terecht geconcludeerd dat eiseres geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd?

  1. Eisers voert aan dat de burgemeester van de verkeerde feiten is uitgegaan en dat er ook nieuwe feiten en omstandigheden zijn die ertoe dienen te leiden dat de aanvraag opnieuw wordt beoordeelt. Zij stelt dat de bestuurlijke rapportage en het advies van de politie niet tot de conclusie kunnen leiden dat zij van slecht levensgedrag is. Ook werkt eiseres nu voor een nieuwe werkgever en een nieuwe werkomgeving. Daarnaast heeft zij een vaste dienstbetrekking gekregen en is de werkgever zeer tevreden en positief over haar functioneren. Eiseres heeft eerder een vergunning gekregen om als beheerder te werken. Eiseres voert verder aan dat zij nooit eerder over het volledige dossier heeft beschikt en daarom ook geen bezwaar heeft kunnen maken.

9.1. Uit de stukken die de burgemeester heeft overgelegd na de zitting blijkt dat naar aanleiding van de eerste aanvraag het afwijzende voornemen van 11 januari 2024 en het afwijzende besluit van 9 februari 2024 aan de aanvrager zijn gezonden en per e-mail ook aan eiseres. Dat e-mailadres gebruikte eiseres, zoals blijkt uit de door haar als bijlage 5 overgelegde e-mailcorrespondentie met verweerder, ook nog na die data. Eiseres was dus bekend met de reden van de eerste afwijzing, maar heeft geen aanleiding gezien om een zienswijze in te dienen of bezwaar te maken. In dat kader had zij om de onderliggende stukken kunnen vragen, zoals zij uiteindelijk wel heeft gedaan toen zij voor het eerst bezwaar maakte tegen de afwijzing van 7 mei 2024. Dat eiseres niet eerder bezwaar heeft kunnen maken omdat zij niet over een volledig dossier beschikte, is dus onjuist. Eiseres is passief gebleven door geen zienswijze in te dienen of bezwaar te maken en daarmee te reageren op de reden voor de afwijzing van de eerste aanvraag, maar namens haar is in korte tijd wel een hele serie aan soortgelijke aanvragen ingediend.

9.2. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die ertoe dienen te leiden dat de aanvraag inhoudelijk beoordeeld moet worden. De inhoudelijke argumenten die eiseres aanvoert, had zij tegen het besluit van 9 februari 2024 kunnen en dus moeten aanvoeren. Dat eiseres nu voor een nieuwe werkgever werkt, een vaste dienstbetrekking heeft en die werkgever zeer tevreden is, zijn wel nieuwe omstandigheden, maar dat zijn geen omstandigheden die betrekking hebben op het standpunt dat zij van slecht levensgedrag is. Die conclusie volgt uit de bestuurlijke rapportage van 20 november 2023 en het advies van de politie van 4 januari 2024. Dat eiseres eerder wel als beheerder/leidinggevende is bijgeschreven geweest, is geen nieuw feit en is bovendien niet relevant want die bijschrijving is naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage van 20 november 2023 en het advies van de politie van 4 januari 2024 op 31 juli 2024 ongedaan gemaakt. De burgemeester heeft de aanvraag daarom kunnen afwijzen op grond van artikel 4:6 van de Awb.

Strijd met artikel 8 EVRM en artikel 15 Europees handvest van de grondrechten? 10. Eiseres voert aan dat zij door dit besluit aanzienlijk wordt beperkt in haar recht op privéleven van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 15 van het Europees handvest van de grondrechten (Handvest) om zelfstandig te kunnen werken en zelfstandig haar inkomen te kunnen verdienen.

10.1. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 8 EVRM of artikel 15 van het Handvest. Anders dan eiseres stelt, wordt zij niet in haar rechten geschaad om zelfstandig te werken en haar inkomen te verdienen. De werkgever van eiseres is kennelijk tevreden over haar en zij kan haar huidige werkzaamheden dus blijven uitvoeren. Zij kan dit echter niet doen als leidinggevende, wat inherent is aan de afwijzing van de eerste aanvraag van 27 november 2023.

Conclusie en gevolgen

  1. De beroepsgronden slagen niet. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres niet wordt bijgeschreven als leidinggevende. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:663.


Voetnoten

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:663.