ECLI:NL:RBROT:2025:11311 - Rechtbank Rotterdam - 2 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/611181 / FA RK 21-169 en C/10/689824 / JE RK 24-2514 Datum uitspraak: 2 september 2025
Beschikking van de meervoudige kamer
in de zaken van:
C/10/611181 / FA RK 21-169 [naam vader], hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats 1] , advocaat mr. A.C.M. Lieshout, kantoorhoudende in Capelle aan den IJssel,
en C/10/689824 / JE RK 24-2514 de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd in Rotterdam, hierna te noemen de GI JBRR,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2012 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2017 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De rechtbank merkt in beide zaken als belanghebbenden aan:
[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats 2] , advocaat mr. M. Jonkman, kantoorhoudende in Capelle aan den IJssel,
mr. G.E. van der Pols en drs. A. van Teijlingen-Pover, hierna te noemen de bijzondere curatoren.
De rechtbank merkt verder als belanghebbenden aan:
in de zaak van de vader: de GI JBRR, voornoemd, en in de zaak van de GI JBRR: de vader, voornoemd.
De rechtbank merkt in beide zaken als informanten aan:
de gemeente Rotterdam,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, gevestigd in Dordrecht, hierna te noemen de GI JB west,
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd in Rotterdam, hierna te noemen de GI LdH,
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in deze procedures gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, gevestigd in Rotterdam, hierna te noemen de Raad.
1 Het verdere verloop van de procedure
1.1. De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
1.2. Op 26 juni 2025 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
1.3. In aanloop naar de zitting heeft de GI LdH via voormeld e-mailbericht van 5 augustus 2025 laten weten niet bij de zitting aanwezig te zijn. Evenmin is verschenen bijzondere curator drs. A. van Teijlingen-Pover.
1.4. De rechtbank heeft [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben geen mening gegeven.
2 De feiten
2.1. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.2. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3. De meervoudige kamer van de rechtbank heeft bij beschikking van 7 juli 2025 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 18 september 2025.
3 De aangehouden verzoeken
Met zaaknummer C/10/611181 / FA RK 21-169
3.1. De vader heeft bij het gewijzigde verzoekschrift van 11 december 2024 verzocht:
- primair: te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de
vader;
- subsidiair: dat de kinderen uit huis worden geplaatst en meer specifiek bij de
vader;
-
meer subsidiair: een zorg- en contactregeling vast te stellen, waarbij de kinderenbij de vader verblijven:
-
in januari, februari, maart 2025: één dagdeel per veertien dagen, zulks enkel onder begeleiding van de jeugdbeschermer;
-
in april, mei, juni 2025: één dagdeel per veertien dagen (onbegeleid);
-
in juli en augustus 2025: één weekenddag per veertien dagen (onbegeleid);
-
in september en oktober: éénmaal per veertien dagen van zaterdag 09:00 uur tot zondag 19:00 uur;
-
vanaf november 2025: om het weekend van vrijdagmiddag 15:00 uur dan wel uit school tot zondag 19:00 uur;
-
waarbij de vader brengt en haalt;
-
tijdens de schoolvakanties loopt de omgangsregeling door;
-
verdeling van de schoolvakanties bij helfte;
-
de vader mede te belasten met het gezag over de kinderen en de griffier te gelasten om hiervan aantekening te laten maken in het gezagsregister;
-
de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar zelfstandige verzoeken dan wel de zelfstandige verzoeken van de moeder af te wijzen.
3.2. Bij beschikking van 7 juli 2025 heeft de rechtbank de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn (subsidiaire) verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing bij hem te verlenen. De rechtbank moet nog beslissen op het primaire en, in geval van afwijzing, op het meer subsidiaire verzoek van de vader.
3.3. De moeder heeft zelfstandig (en aanvullend op 30 januari 2025) verzocht:
3.4. Ten aanzien van de laatste twee gedachtestreepjes heeft mr. Jonkman tijdens de eerdere zitting op 11 februari 2025 aangegeven dat deze moeten worden opgevat als een verzoek tot vervanging van de GI als bedoeld in artikel 1:259 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Dit verzoek wordt gehandhaafd indien de GI JBRR niet kan toezeggen dat een andere jeugdbeschermer bij het gezin betrokken raakt.
3.5. Bij beschikking van 7 juli 2025 heeft de rechtbank beslist op het verzoek van de moeder om een bijzondere curator te benoemen. De rechtbank moet nog beslissen op het verzoek van de moeder tot vervanging van de GI.
Met zaaknummer C/10/689824 / JE RK 24-2514
3.6. De GI JBRR heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De rechtbank moet nog beslissen over de periode van 18 september 2025 tot 18 januari 2026.
4 De standpunten
Het standpunt van de vader
4.1. Namens en door de vader wordt ter zitting het volgende naar voren gebracht. De gronden van een ondertoezichtstelling zijn nog altijd aanwezig. Betrokkenheid van de GI is daarom nog noodzakelijk. De Raad heeft duidelijk aangegeven dat de kinderen individuele hulpverlening in de vorm van therapie nodig hebben. Daarnaast is hulpverlening voor de ouders nodig voor het verbeteren van de onderlinge communicatie, bijvoorbeeld Ouderschap Blijft. De vader staat daar voor open. Het beeld van de kinderen van de vader moet neutraal worden. Daarnaast moet worden gewerkt aan contactherstel. Helaas is de GI JBRR daarin tekortgeschoten. Belangrijk is dat een onafhankelijke partij de regie neemt en de ouders begeleidt in het proces naar contactherstel tussen de vader en de kinderen. Hopelijk kan AMZO daar iets in betekenen. Op dit moment spelen er grote problemen binnen de gezondheidszorg in Nederland. Dat is onaanvaardbaar. De GI JBRR kan slechts beperkt uitvoering geven aan de ondertoezichtstelling, maar er is geen andere gecertificeerde instelling die het wil overnemen. Verzocht wordt om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van drie maanden, dan wel voor de verzochte periode. Wat betreft de verzoeken van de vader wordt verzocht om deze aan te houden. Het forceren van het contact acht de vader niet in het belang van de kinderen. Voordat contactherstel kan plaatsvinden, moet hulpverlening betrokken zijn. Die hulpverlening is er nu niet.
Het standpunt van de moeder
4.2. Namens en door de moeder wordt ter zitting het volgende naar voren gebracht. De moeder handhaaft haar verzoek tot vervanging van de GI JBRR. Door de GI JBRR wordt gezegd dat zij al het mogelijke doet, maar er gebeurt niets. Het is pappen en nathouden. De vraag is of de verlenging van de ondertoezichtstelling dan moet worden afgewezen. In dat geval moeten de ouders het zelf gaan regelen en dat is niet handig. Wat betreft de (zelfstandige) verzoeken van de vader en de moeder wordt verzocht om deze aan te houden. Het is belangrijk dat er een rapport komt van de bijzondere curatoren en dat op basis daarvan beslissingen worden genomen op de verzoeken. Ondanks het feit dat de bijzondere curator ter zitting zegt dat bij [voornaam minderjarige 1] in zijn hoofd zit dat hij door de vader is mishandeld, wil de vader via een wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen en een zorgregeling iets forceren. Gekeken moet worden wat de belastbaarheid is van de kinderen. Verder verzoekt de vader om mede met het gezag te worden belast, terwijl hij de kinderen nog nauwelijks kent.
Het standpunt van de GI JBRR
4.3. De GI JBRR handhaaft het resterend deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Tijdens de zitting van 7 juli 2025 heeft de rechtbank gevraagd op welke plek [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] staan op de wachtlijst. Bij de GI JBRR wordt niet gewerkt met een wachtlijst. Wel is bekend dat niet voor alle zaken die binnenkomen direct een vaste jeugdbeschermer beschikbaar is. In deze zaak wordt door een contactpersoon vanuit de GI JBRR het hoognodige gedaan. De GI JBRR meent dat zij daarmee uitvoering geeft aan de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Het klopt dat de GI JBRR vervanging door een andere gecertificeerde instelling het meest passend vindt. In de afgelopen tijd is actief gezocht naar een gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] kan overnemen. Ook op bestuurlijk niveau hebben overleggen plaatsgevonden met de GI LdH en de GI JB west. Die gecertificeerde instellingen geven echter aan dat zij kampen met een wachtlijst en (onder meer) daarom niet bereid zijn om de ondertoezichtstelling over te nemen. Als de GI JBRR niet wordt vervangen door een andere gecertificeerde instelling, zal zij zich ervoor inspannen dat er zo snel mogelijk een vaste jeugdbeschermer komt voor dit gezin. De GI JBRR heeft het gezin aangemeld bij AMZO. Binnen een maand hoopt de GI JBRR van AMZO te horen of het gezin daar kan starten. Als dat niet het geval is, zal de GI JBRR de casus voorleggen aan andere jeugdhulpaanbieders, zoals Timon of Enver. Tegen het einde van de zitting komt bij de GI JBRR het bericht binnen dat er een jeugdbeschermer beschikbaar komt voor het gezin.
Het standpunt van de bijzondere curator
4.4. Bijzondere curator mr. Van der Pols brengt ter zitting het volgende naar voren. De bijzondere curatoren hebben gesproken met de kinderen en de ouders. Uit die gesprekken is duidelijk geworden dat er al jaren procedures lopen tussen de ouders. Inmiddels weten de kinderen dat wanneer iemand met hen komt praten er weer een nieuwe procedure is. Dat doet veel met de kinderen. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hadden een goede band met de eerder betrokken jeugdbeschermer, maar zij is van de zaak gehaald. Voor de bijzondere curator is niet duidelijk wat de reden daarvan was. [voornaam minderjarige 1] heeft allerlei therapeuten gesproken en is daar wel een beetje klaar mee. Aan de bijzondere curatoren vertelde [voornaam minderjarige 1] een heel verdrietig verhaal over de reden dat hij zijn vader niet meer kan zien. Hij beschrijft mishandeling door de vader. Of het verhaal van [voornaam minderjarige 1] waar is of niet, het zit in zijn hoofd. Ook [voornaam minderjarige 2] kent het verhaal. Dat maakt dat de kinderen een negatief beeld hebben van de vader. De vraag is of dit snel kan worden opgelost. Het probleem lijkt vooral te zitten tussen de ouders. De kinderen hebben behoefte aan rust en duidelijkheid. Voorgesteld is om de situatie (even) te laten voor wat het is, maar de vader heeft aangegeven dat hij daar niet in mee gaat omdat hij het niet los kan laten. De bijzondere curatoren hebben, gezien de korte duur dat ze betrokken zijn, nog geen conclusies kunnen trekken. Zij willen nog een aantal mensen spreken, zoals de therapeut van Fier! en de schoolmaatschappelijk werker van [voornaam minderjarige 1] . De rechtbank heeft de bijzondere curatoren een uitgebreide opdracht mee gegeven. De bijzondere curatoren verwachten daar over een maand verder mee te zijn.
5 De informatie van de informanten
De informatie van de GI JB west
5.1. De GI JB west licht ter zitting haar e-mailbericht van 2 september 2025 toe. Allereerst is de GI JB west niet actief in de regio Rijnmond. Daarnaast kampt de GI JB west met een personeelstekort en een zogenaamde monitorlijst. Dat maakt dat de GI JB west niet de aangewezen gecertificeerde instelling is om deze ondertoezichtstelling over te nemen. Na deze toelichting heeft de vertegenwoordiger van de GI JB west de zittingzaal verlaten.
De informatie van de gemeente Rotterdam
5.2. De gemeente Rotterdam geeft ter zitting aan dat zij niet blij is met de situatie dat er een dusdanig personeelstekort is dat geen uitvoering kan worden gegeven aan de ondertoezichtstelling. De gemeente Rotterdam zit spreekwoordelijk met de handen in het haar. De gemeente Rotterdam heeft een subsidierelatie met de GI JBRR, waarbij het de taak van de GI JBRR is om verantwoorde hulp te verlenen. Meer dan gesprekken voeren over dit onderwerp kan de gemeente Rotterdam niet doen.
Het advies van de Raad
5.3. De Raad brengt ter zitting naar voren dat jeugdbescherming enorm onder druk staat. Dat is een maatschappelijk probleem. De Raad begrijpt dat de gecertificeerde instellingen onderscheid maken tussen zaken die bloedspoed hebben en zaken die al heel lang lopen, waarin al van alles is geprobeerd en sprake is van een patstelling. In zaken als deze, waarin kinderen een contactbreuk hebben met een van de ouders, werden soms twee jeugdbeschermers aangesteld om de onpartijdigheid te bewaken. Dat vraagt veel van de betreffende jeugdbeschermers en gecertificeerde instellingen. Uit de stukken komt de problematiek en spanning in deze zaak heel duidelijk naar voren. Een jeugdbeschermer zal echt tijd nodig hebben om in deze zaak te duiken, verbanden te leggen en erachter te komen wat er allemaal al is gebeurd.
6 De beoordeling
Over de ondertoezichtstelling
6.1. De rechtbank is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan.
6.2. De ontwikkeling van de 13-jarige [voornaam minderjarige 1] en de 8-jarige [voornaam minderjarige 2] wordt nog steeds ernstig bedreigd. Zij hebben al lange tijd geen contact met hun vader en zij hebben een zeer negatief (vader)beeld van hem. Dat hebben zij ook aan de bijzondere curatoren verteld. Omdat er geen contact is tussen de vader en de kinderen, krijgen de kinderen niet de mogelijkheid om een eigen beeld van hun vader te krijgen. De ouders zijn niet in staat om met elkaar te communiceren. De strijd tussen hen neemt hierdoor niet af. De kinderen zijn hier de dupe van en hebben hier ook zichtbaar last van.
6.3. De ouders kunnen – met de nodige mitsen en maren – instemmen met een verlenging van de ondertoezichtstelling. De rechtbank overweegt in lijn met de beschikking van 7 juli 2025 dat een ondertoezichtstelling nog steeds nodig is omdat een onafhankelijke derde – in de vorm van de GI – de regie moet nemen en de ouders moet begeleiden in het proces naar een situatie waarin de kinderen met beide ouders een fijn en onbelast contact kunnen hebben. De Raad heeft daartoe in zijn rapport aanwijzingen gegeven.
6.4. Eerder had de rechtbank twijfels over de doelmatigheid van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , aangezien bij de GI JBRR lange tijd geen vaste jeugdbeschermer kon worden gekoppeld aan het gezin. Hoewel de rechtbank in de beschikking van 7 juli 2025 heeft overwogen dat de GI JBRR haar nader moet informeren over de wachtlijst bij de GI JBRR en op welke plek [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] dan staan, onthoudt de GI JBRR zich in haar briefrapportage van 19 augustus 2025 (en ook ter zitting) van duidelijke antwoorden op de vragen van de rechtbank. De GI JBRR heeft gerapporteerd:
“We werken bij JBRR niet met een wachtlijst voor nieuwe zaken, maar hebben wel meer instroom van maatregelen dan we direct kunnen onderbrengen bij onze jeugdbeschermers. Daarom moet per gebiedsteam geprioriteerd worden in lopende maatregelen die we via beheer uitvloeren om zo ruimte te creëren voor het oppakken van nieuwe maatregelen. Dat speelt ook in het team waar dit gezin o.b.v. de gebiedsindeling is ondergebracht.” De rechtbank kan vorenstaande niet rijmen met de mededelingen namens de GI JBRR tijdens de zitting van 7 juli 2025, mede na intern telefonisch overleg, dat er zeker vijftig gezinnen op de wachtlijst staan en dat niet bekend is op welke plek dit gezin staat. Indien de instroom van maatregelen meer is dan een GI direct kan onderbrengen, lijkt het de rechtbank logisch dat er een wachtlijst ontstaat. Blijkbaar wordt er geprioriteerd in lopende maatregelen, zoals die van dit gezin. De GI JBRR geeft geen inzicht in de wijze van prioritering, waardoor voor het gezin en voor de rechtbank niet duidelijk wordt op welk moment de GI JBRR weer in staat zal zijn verantwoorde jeugdhulp te verlenen overeenkomstig art. 4.1.1. van de Jeugdwet.
6.5. De rechtbank merkt op dat op grond van art. 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet – samengevat – de gemeente verantwoordelijk is om voorzieningen te treffen op het gebied van jeugdhulp waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid, voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van de jeugdige. Art. 2.6, eerste lid, van de Jeugdwet bepaalt onder meer dat de gemeente verantwoordelijk is om te zorgen voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van jeugdhulp. De gemeente is inmiddels bekend met de situatie van dit gezin en lijkt niet bij machte haar verantwoordelijkheid in deze te nemen. Ook de Raad lijkt, ondanks zijn toetsende taak in deze, geen andere mogelijkheid te zien dan zich neer te leggen bij deze ongewenste situatie.
6.6. Kort voor het einde van de zitting heeft de GI JBRR alsnog de toezegging kunnen doen dat er een vaste jeugdbeschermer beschikbaar is gekomen voor het gezin. Dat betekent dat er weer stappen kunnen worden gezet, onder meer hopelijk het opbouwen van een vertrouwensband tussen dit gezin en de GI JBRR en het leiden van het gezin naar passende hulpverlening. Dit maakt dat de rechtbank de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zal verlengen voor de resterende duur, te weten tot 18 januari 2026.
Over het verzoek tot vervanging van de GI
6.7. De moeder heeft verzocht de GI JBRR te vervangen door een andere gecertificeerde instelling.
“Gezien JBRR op dit moment nog steeds geen duidelijkheid kan geven wanneer er een vaste jeugdbeschermer gekoppeld kan worden aan het gezin en al enige tijd niet de hulp kan bieden zoals in art. 4.1.1 van de Jeugdwet van haar verlangd wordt, is JBRR ook van mening dat een wijziging G.I. voor dit gezin het meest passend is.”
6.8. In aanloop naar de zitting is echter duidelijk geworden dat er geen andere gecertificeerde instelling bereid is om de ondertoezichtstelling over te nemen. De GI LdH heeft op 5 augustus 2025 per mail aan de rechtbank laten weten dat zij geen ruimte heeft voor een overname. Op 2 september 2025 heeft de rechtbank een mail van de GI JB west ontvangen, waarin – kort gezegd – staat dat de GI JB west onvoldoende bekend is met de sociale kaart van de regio Rijnmond en dat de afstand tussen de werklocatie van de GI JB west en de woonplaatsen van de ouders logistiek uitdagend is. Over de capaciteitsproblemen en personele bezetting binnen de GI JB west staat in het e-mailbericht van 2 september 2025 het volgende:
“Ook wij kampen met een personeelstekort. De komende zes maanden is er geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar binnen onze organisatie. Het argument dat JBRR een wachtlijst heeft, achten wij onvoldoende reden om het gezin bij ons onder te brengen, aangezien wij eveneens niet kunnen garanderen dat er tijdig en adequaat hulp geboden wordt.”
6.9. Omdat er geen andere gecertificeerde instelling bereid is om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] over te nemen, heeft de rechtbank geen andere optie dan het verzoek tot vervanging van de GI af te wijzen.
Over de bijzondere curatoren
6.10. De rechtbank acht een langere benoeming van mr. G.E. van der Pols en drs. A. van Teijlingen-Pover tot bijzondere curatoren over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] noodzakelijk
Verzoek wijziging hoofdverblijfplaats, zorg-/omgangsregeling en gezamenlijk gezag
6.11. Gezien het gestagneerde traject binnen de ondertoezichtstelling zal de rechtbank de verzoeken van de vader betreffende de hoofdverblijfplaats, de omgangsregeling en het gezag (opnieuw) aanhouden, en wel pro forma tot 1 juli 2026. De rechtbank verzoekt (de advocaten van) de ouders om uiterlijk een week voor deze datum te berichten over de stand van zaken en hun verdere proceswensen, met afschrift aan de andere ouder, de GI en de Raad. Indien een van de belanghebbenden van mening is dat op een eerder moment een nadere mondelinge behandeling geboden is, kan deze zich tot de rechtbank wenden.
Uitvoerbaar bij voorraad
6.12. De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
7 De beslissing
De rechtbank:
met zaaknummer C/10/689824 / JE RK 24-2514
7.1. verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 18 januari 2026;
7.2. ( (her)benoemt tot bijzondere curatoren om [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te vertegenwoordigen: mr. G.E. van der Pols, kantoorhoudende aan de [adres 1] , [postcode 1] [plaats 1] , en drs. A. van Teijlingen-Pover, kantoorhoudende aan de [adres 2] , [postcode 2] [plaats 2] en bepaalt dat deze benoemingen gelden tot 18 januari 2026;
met zaaknummer C/10/611181 / FA RK 21-169
7.3. wijst het verzoek tot vervanging van de GI af;
7.4. houdt de behandeling van de verzoeken voor het overige aan tot de pro forma-zitting van 1 juli 2026, met het verzoek aan de (advocaten van de) ouders om uiterlijk een week voor deze datum te berichten over de stand van zaken en hun verdere proceswensen, met afschrift aan de andere ouder, de GI en de Raad;
7.5. bepaalt dat de ouders, hun advocaten, de GI JBRR en de Raad op die datum niet ter zitting hoeven te verschijnen;
7.6. verklaart de beslissingen onder 7.1. en 7.2. uitvoerbaar bij voorraad.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
Artikel 1:260 BW.
Artikel 1:259 BW.
Artikel 1:250, eerste lid, BW.