Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:11003 - Rechtbank Rotterdam - 21 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:1100321 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Team Jeugd

Zaaknummer: C/10/703771 / JE RK 25-1508 Datum uitspraak: 21 augustus 2025

Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,

over

[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder], hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat mr. M.S. Krol, kantoorhoudende te Rotterdam,

[de vader] , hierna te noemen: de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1 Het verloop van de procedure

1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:

  • het verzoekschrift van de GI van 21 juli 2025 met bijlagen, ontvangen op 22 juli 2025;

1.2. De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig:

  • de moeder bijgestaan door haar advocaat;

  • twee vertegenwoordigers van de GI, [vertegenwoordiger 1] en [vertegenwoordiger 2] .

De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

1.3. De kinderrechter heeft bijzondere toegang tot de mondelinge behandeling verleend aan [naam] , de ambulant begeleider van de moeder, als informant.

1.4. Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtiging is, maar wel de taal Roemeens, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van C.A. Mutiu, tolk in de taal Roemeens. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

1.5. De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2 De feiten

2.1. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

2.2. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.

2.3. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 27 januari 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 9 februari 2026.

3 Het verzoek

3.1. De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor de duur van zes maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4 De standpunten

4.1. De GI handhaaft het verzoek ter zitting en licht het nader toe. De moeder en de kinderen zijn aangemeld bij [zorginstelling] voor een traject waarbij zij zestien weken op het terrein van [zorginstelling] verblijven. Tijdens dit verblijf krijgen zowel de moeder als de kinderen individueel trauma therapie. Daarnaast ontvangt de moeder begeleiding gedurende het traject en worden de kinderen opgevangen op de momenten dat de moeder therapie krijgt. Naar verwachting kan het traject in november 2025 starten. In de tussentijd verzoekt de GI om de kinderen uit huis te plaatsen in een pleeggezin. Enver crisispleegzorg gaat opzoek naar een plek voor de kinderen, maar pas op het moment dat er een machtiging is verleend. De periode tot [zorginstelling] overbruggen met ambulante spoedhulp van Enver in de thuissituatie is geen mogelijkheid. Enver vindt de aanwezige problematiek chronisch en het gezin op dit moment daarom niet geschikt voor ambulante spoedhulp. Ambulante spoedhulp duurt daarnaast vier weken en moet gericht zijn op doelen die binnen die periode haalbaar zijn. Een aantal weken geleden had de GI grote zorgen om de kinderen. Het is de moeder deels gelukt om die zorgen weg te nemen, maar nog niet volledig. De kinderen hebben meer zorg nodig dan zij op dit moment van de moeder krijgen. Daarnaast maakt de GI maak zich zorgen over de manier waarop de moeder de kinderen begrenst. Het doel van de uithuisplaatsing is om de kinderen te beschermen en de moeder rust te geven.

4.2. Namens en door de moeder wordt ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Het verzoek van de GI zorgt voor veel stress en onrust bij de moeder en de kinderen. De moeder erkent de zorgen en wil graag hulpverlening. De GI heeft haar op 17 juli 2025 een aankondiging schriftelijke aanwijzing gestuurd, waarin de doelen zijn omschreven waaraan zij moet werken. Deze doelen heeft zij inmiddels behaald, met uitzondering van het doel dat betrekking heeft op de interactie tussen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . Ook daarmee is zij bezig en maakt zij vorderingen, met hulp en advies van haar ambulant begeleider. Desondanks heeft de GI al op 21 juli 2025 – vier dagen na de vooraankondiging - een verzoek tot uithuisplaatsing van de kinderen ingediend. Er lijkt niet in de beoordeling te worden betrokken wat de moeder inmiddels als heeft bereikt en waar zij nog steeds mee bezig is. De ambulant begeleider van de moeder is werkzaam bij Enver en heeft uitgezocht dat ambulante spoedhulp wel ingezet kan worden in de thuissituatie bij de moeder. Daarnaast is de ambulant begeleider bereid om naast de moeder te staan en haar te ondersteunen. Het is schadelijker voor de kinderen om ze nu voor korte periode uit huis te plaatsen, dan de huidige situatie voort te zetten. Namens en door de moeder wordt daarom verzocht om het verzoek af te wijzen. Een aanhouding van het verzoek zal ook stress opleveren nu de kinderen zelf absoluut niet weg willen bij de moeder.

5 De informant

5.1. De ambulant begeleider van de moeder vertelt ter zitting dat Enver een afdeling heeft voor ambulante spoedhulp, bedoelt om uithuisplaatsingen te voorkomen. Als bij de betreffende afdeling een aanvraag wordt gedaan, zal ambulante spoedhulp binnen 24 uur starten. Het klopt dat ambulante spoedhulp maar voor een korte periode kan worden ingezet, maar waar het gaat om de interactie tussen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] kan in vier weken veel bereikt worden. De ambulant begeleider van de moeder vindt dit een passender oplossing dan een uithuisplaatsing. Zij gelooft erin dat ambulante spoedhulp voldoende kan zijn om de thuissituatie rustiger te krijgen. De ambulant begeleider is daarnaast bereid om haar eigen betrokkenheid te intensiveren.

6 De beoordeling

6.1. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] groeien op in de thuissituatie bij de moeder. Er zijn al lange tijd zorgen over de thuissituatie en de contacten tussen de vader en de kinderen zijn daarbij niet helpend. Zowel de moeder als de kinderen kampen met trauma’s en de moeder is daardoor niet altijd in staat om de kinderen te bieden wat zij nodig hebben. In november 2025 staat er een langdurig en intensief traject bij [zorginstelling] op de planning, waar het gezin aan hun trauma’s kan werken. Echter moet er in de tussentijd iets gebeuren om de zorgen te verminderen. Ter zitting is gebleken dat nog niet alle mogelijke hulpverlening is ingezet om (tijdelijke) uithuisplaatsing te voorkomen. De kinderrechter constateert dat ambulante spoedhulp vanuit Enver kan worden aangevraagd. Het doel van deze ambulante spoedhulp is niet om alle problemen in het gezin en in de relatie tussen de kinderen onderling en met de moeder op te lossen, daarvoor wordt [zorginstelling] ingezet. Het doel van de ambulante spoedhulp is om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te helpen om onderlinge ruzie te vermijden en de moeder handvatten te bieden om in te grijpen als de kinderen toch ruzie dreigen te zoeken. Op dat gebied moet in vier weken een hoop bereikt kunnen worden en is uithuisplaatsing in afwachting van het [zorginstelling] traject mogelijk niet langer nodig. Nu een uithuisplaatsing een laatste redmiddel is en buitengewoon ingrijpend, terwijl de kinderen het absoluut niet willen en daardoor gemotiveerd zullen zijn om minder ruzie te zoeken en zich minder met elkaar te bemoeien, ziet de kinderrechter hiertoe op dit moment daarom geen noodzaak.

6.2. Desondanks erkent de kinderrechter de zorgen en moet er de komende periode echte verbetering plaatsvinden in de thuissituatie bij de moeder, omdat tijdelijke uithuisplaatsing anders niet te vermijden is. Nu nog niet duidelijk is wanneer het traject bij [zorginstelling] daadwerkelijk zal starten, ziet de kinderrechter reden om een vinger aan de pols te houden. De kinderrechter zal het verzoek daarom aanhouden.

7 De beslissing

De kinderrechter:

7.1. houdt de behandeling van het verzoek aan en roept de GI, de moeder, mr. M.S. Krol en de vader op te verschijnen tijdens de zitting van 17 oktober 2025 om 14:00 uur in het gerechtsgebouw van de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, aan Wilhelminaplein 100 / 125 te Rotterdam, teneinde nader op het verzoek te worden gehoord;

7.2. de zaak zal op laatstgenoemde datum, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter;

7.3. bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de moeder, mr. M.S. Krol en de vader;

7.4. gelast de oproeping van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor een gesprek met de kinderrechter tegen bovengenoemde datum om 12:20 uur ( [minderjarige 1] ) en 12:40 uur ( [minderjarige 2] ); verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de hierboven genoemde zittingsdatum aan de kinderrechter (met afschrift daarvan aan de moeder, mr. M.S. krol en de vader) te rapporteren over de stand van zaken en daarbij aan te geven of het aangehouden verzoek wordt gehandhaafd.

Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen: