Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:10951 - Dwangakkoord toegewezen ondanks weigering schuldeiser met aanzienlijke vordering - 15 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:1095115 september 2025

Essentie

De rechtbank wijst een verzoek tot een dwangakkoord (art. 287a Fw) toe. De weigering van een schuldeiser was onredelijk, omdat het aanbod het maximaal haalbare was, een ruime meerderheid van schuldeisers instemde en het akkoord een gunstiger resultaat bood dan de wettelijke schuldsaneringsregeling.

Rechtsgebieden

Civiel RechtInsolventierecht

Uitspraak inhoud

Team insolventie

rekestnummer: [nummer 1] – [nummer 2] uitspraakdatum: 15 september 2025

in de zaak van:

[verzoeker], wonende te [adres] [postcode] [woonplaats] , verzoeker.

1 De procedure

Verzoeker heeft op 3 april 2025, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:

  • Hiltermann Auto Lease Company (hierna: Hiltermann);

die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.

Ter zitting van 5 september 2025 zijn verschenen en gehoord:

Hiltermann is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

De uitspraak is bepaald op heden.

2 Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift zeventien schuldeisers, waarvan twee preferente en vijftien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 38.970,24 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 3 januari 2025 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 42,90% aan de preferente schuldeisers en 21,45% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.

Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking. Verzoeker werkt fulltime en heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.

Zestien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Hiltermann stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 6.894,72 op verzoeker, welke 17,7% van de totale schuldenlast beloopt.

3 Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft Hiltermann te kennen gegeven dat zij niet akkoord gaat met de aangeboden schuldregeling en een betalingsregeling wenst waarbij haar vordering volledig wordt betaald.

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Hiltermann geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt ter zitting toe te lichten.

4 De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Hiltermann bij haar weigering vast.

De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Hiltermann in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.

De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Hiltermann een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 17,7%.

Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk zestien van de zeventien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.

De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Geldplein. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.

De rechtbank is verder van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker beschikt over een fulltime baan op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dat betekent dat verzoeker reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week. Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. De vaste lasten van verzoeker worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.

Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.

Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Hiltermann, die geweigerd heeft in te stemmen.

Het verzoek om Hiltermann te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.

Hiltermann zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.

De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5 De beslissing

De rechtbank:

  • beveelt Hiltermann om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;

  • veroordeelt Hiltermann in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;

  • bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;

  • wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;

  • verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.P. van Eeden-van Harskamp, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 september 2025.[1]

Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.


Voetnoten

Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.