Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:10701 - Rechtbank Rotterdam - 23 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:1070123 juli 2025

Rechtsgebieden

Civiel RechtInsolventierecht

Uitspraak inhoud

Team insolventie

insolventienummer: [nummer]

vonnis van: 23 juli 2025

op het verzoek van:

[verzoeker], wonende te [adres], [postcode] [woonplaats].

Waar deze zaak over gaat [verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen. Daarnaast verzoekt [verzoeker] om de ingangsdatum van de WSNP vast te stellen op 28 februari 2025. De rechtbank stelt de ingangsdatum van de WSNP vast op 18 februari 2025.

De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1 De procedure

1.1. [verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.

1.2. Het verzoek is behandeld op de zitting van 16 juli 2025. Op de zitting zijn verschenen:

  • [verzoeker],
  • mevrouw C. Borsten, schuldhulpverlener bij Geldplein,
  • mevrouw M. Monster, begeleider vanuit het wijkteam.

1.3. de schuldhulpverlener heeft op verzoek van de rechtbank op 11 juni 2025 aanvullende stukken toegezonden.

2 De beoordeling van het verzoek

2.1. [verzoeker] kan worden toegelaten tot de WSNP als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat [verzoeker] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.

2.2. [verzoeker] voldoet aan de eisen en wordt toegelaten tot de WSNP.

2.3. De verplichtingen waaraan [verzoeker] tijdens de WSNP moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert of de verplichtingen worden nagekomen. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.

2.4. Als [verzoeker] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op [verzoeker] kunnen verhalen.

2.5. De eerste dertien maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan [verzoeker].

2.6. De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [verzoeker] in Nederland ligt.

De ingangsdatum

2.7. Het WSNP-traject duurt in principe achttien maanden. De Faillissementswet bepaalt dat de termijn van de WSNP in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de termijn eerder te laten ingaan.

2.8. [verzoeker] verzoekt de termijn vijf maanden eerder te laten ingaan.

2.9. Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Het vtlb wordt berekend met de vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het vtlb. Daarnaast moet er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt worden of moet er aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.

2.10. De rechtbank stelt vast dat [verzoeker] gedurende het voorafgaande schuldhulpverleningstraject van februari tot en met mei 2025 heeft voldaan aan de vereisten die gelden voor het toekennen van een eerdere ingangsdatum. In de periode tot 1 mei 2025 was [verzoeker] door de gemeente ontheven van de sollicitatieplicht, en beschikte hij om die reden niet over inkomsten. Gelet daarop is op 18 februari 2025 terecht een zogenoemd nulaanbod gedaan aan de schuldeisers. De vaststelling in het aanbod dat [verzoeker] geen afloscapaciteit had, moet op één lijn worden gesteld met een eerste aflossing als bedoeld in artikel 349a, eerste lid, Faillissementswet. Daarnaast heeft [verzoeker] ondanks de ontheffing actief gesolliciteerd en een fulltime baan gevonden. In de maanden mei en juni 2025 is, vanwege beslag op zijn inkomen door een individuele schuldeiser, geen afdracht aan de gezamenlijke schuldeisers gedaan. De rechtbank is van oordeel dat dit gebrek aan afdracht niet aan [verzoeker] is toe te rekenen. Daarbij wordt verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1913, rov. 3.11.3), waarin is geoordeeld dat een dergelijke situatie geen belemmering hoeft te vormen voor toekenning van een eerdere ingangsdatum. Vanaf het moment dat [verzoeker] is gaan werken, heeft hij bovendien voldaan aan de op hem rustende inspanningsverplichting.

2.11. De rechtbank komt dus tot de conclusie dat een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald. De rechtbank stelt de ingangsdatum vast op 18 februari 2025, zijnde de datum waarop het (nul)aanbod is gedaan.

3 De beslissing

De rechtbank:

  • spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:

[verzoeker], geboren op [geboortedatum]-1993 te [geboorteplaats] ([geboorteland]), wonende te [adres], [postcode] [woonplaats];

  • benoemt tot rechter-commissaris mr. J.T.P. Pot

en tot bewindvoerder [naam], gevestigd te [postadres] ;

  • bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1*/*14e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:

  • zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,

  • voor zover de boedel toereikend is.

Dit is de beslissing van mr. B.J. Tideman, rechter, in samenwerking met A.B.T. Fernandes Pedra, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.