ECLI:NL:RBROT:2024:6391 - Rechtbank Rotterdam - 9 juli 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/5759
[naam eiser] , uit [plaats] , eiser
(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en
de invorderingsambtenaar van de gemeente Rotterdam
(gemachtigden: [persoon A] en [persoon B] ).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de aanmaning van 4 oktober 2022 met betrekking tot de betaling van de naheffingsaanslag parkeerbelasting van 11 augustus 2022.
1.1. Met de uitspraak op bezwaar van 4 november 2022 heeft de invorderingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2. De invorderingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2023 op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen: de gemachtigden van de invorderingsambtenaar. De gemachtigde van eiser is met bericht van verhindering niet verschenen.
1.4. De rechtbank heeft het onderzoek heropend. Logius, de beheerder van MijnOverheid, heeft op verzoek van de rechtbank inlichtingen gegeven. Partijen hebben nadere stukken overgelegd. Geen van de partijen heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van het recht op een nadere zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft het onderzoek op 28 mei 2024 gesloten.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of de invorderingsambtenaar terecht aanmaningskosten in rekening heeft gebracht. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft de invorderingsambtenaar terecht aanmaningskosten in rekening gebracht?
4. Eiser betoogt dat de invorderingsambtenaar ten onrechte aanmaningskosten in rekening heeft gebracht, omdat de voorafgaande naheffingsaanslag parkeerbelastingen niet op de juiste wijze bekend is gemaakt. Eiser heeft zich nooit aangemeld voor de Berichtenbox van MijnOverheid. Eiser heeft ook niet kenbaar gemaakt dat de invorderingsambtenaar hem via de Berichtenbox kon bereiken. Eiser heeft verder geen notificatie per e-mail ontvangen. De invorderingsambtenaar heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij de naheffingsaanslag per post heeft verstuurd.
5. De rechtbank stelt voorop dat de invorderingsambtenaar een aanmaning toestuurt wanneer de schuldenaar in verzuim is. Hij kan daarvoor een vergoeding in rekening brengen. De schuldenaar is in verzuim als hij niet binnen de voorgeschreven termijn heeft betaald. Die termijn is opgenomen in de naheffingsaanslag, die pas in werking treedt nadat de naheffingsaanslag is bekendgemaakt door toezending aan de belanghebbende. Elektronische verzending is mogelijk, voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
6. Logius, de beheerder van MijnOverheid, heeft op verzoek van de rechtbank inlichtingen gegeven. Daaruit blijkt dat eiser zich op 24 juni 2015 heeft aangemeld om berichten via de Berichtenbox van MijnOverheid te ontvangen. Eiser heeft in ieder geval vanaf 25 juli 2018 aangegeven berichten van de gemeente Rotterdam via de Berichtenbox te willen ontvangen. Uit de schermafbeelding van de elektronische verzendadministratie van de invorderingsambtenaar blijkt dat de naheffingsaanslag op 17 augustus 2022 aan eiser is bekendgemaakt via MijnOverheid.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de invorderingsambtenaar de aanmaningskosten terecht in rekening gebracht. Uit het voorgaande volgt dat de naheffingsaanslag op de juiste wijze bekend is gemaakt. Eiser heeft immers aangegeven voldoende bereikbaar te zijn voor het elektronisch verzenden van berichten door de invorderingsambtenaar. Voor een geldige bekendmaking via MijnOverheid is niet vereist dat eiser ook een notificatie per e-mail heeft ontvangen. Het betoog van eiser over poststukken is niet relevant, omdat sprake is van elektronische verzending. De uiterste betaaltermijn van de naheffingsaanslag was 11 september 2022. Niet is gebleken dat eiser voor die datum heeft betaald. Eiser was dus in verzuim. De invorderingsambtenaar heeft daarom terecht een aanmaning toegestuurd. Op grond van artikel 4:113, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, mocht de invorderingsambtenaar een vergoeding van € 8,- in rekening brengen voor het versturen van de aanmaning. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser de aanmaningskosten moet betalen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van mr. L.A. Brekelmans, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2024.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Den Haag waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Dit volgt uit de artikelen 2:14, eerste lid, 3:40, 3:41, eerste lid, 4:97, 4:112, eerste lid en 4:113, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.