ECLI:NL:RBROT:2024:5352 - Rechtbank Rotterdam - 21 mei 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
vonnis
Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/673493 / HA ZA 24-130
Vonnis in incident van 5 juni 2024
in de zaak van
1. de vennootschap naar buitenlands recht,
ROYAL LINK LTD, gevestigd te Hongkong (volksrepubliek China),
2. de vennootschap naar buitenlands recht,
LITHOS INDUSTRIAL MINERALS GMBH, gevestigd te Ennsdorf (Oostenrijk),
3. de vennootschap naar buitenlands recht,
TRAFALGAR SHIPPING SRL, gevestigd te Genua (Italië), eiseressen in de hoofdzaak, verweersters in het incident, advocaat mr. H.G.D. Hoek te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ARMARIS BEVRACHTINGEN B.V., gevestigd te Werkendam, gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident, advocaat mr. B.J. Agteresch te Hardinxveld-Giessendam.
Partijen worden hierna Lithos c.s. en Armaris genoemd. Lithos c.s. worden hierna voor zover afzonderlijk bedoeld, Royal, Lithos en Trafalgar genoemd.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2 Het geschil in de hoofdzaak
2.1. In de hoofdzaak vordert Lithos c.s. om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Armaris te voordelen tot betaling aan Lithos c.s., althans één of meer van hen, waarbij zij bij betaling aan de één, jegens de anderen zal zijn gekweten van: I. € 91.103,50, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 4 of 8 oktober, dan wel 12 november 2022, dan wel een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening; II. € 2070,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding; III. de proceskosten, nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf twee weken na datum vonnis.
2.2. Aan de vorderingen heeft Lithos c.s. – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. Lithos c.s. houdt het bevrachtingskantoor Armaris aansprakelijk voor de schade aan een (deel van een) partij talk dat middels binnenvaartschepen vanuit Antwerpen naar de fabriek van Lithos in Enssdorf (Oostenrijk) moest worden vervoerd. Door lage waterstanden konden niet alle schepen Enssdorf bereiken. Daarom is besloten om een deel van de talk tijdelijk op te slaan bij Rhenus Partnership Regensburg GmbH (hierna:Rhenus), een hulppersoon van Armaris. Tijdens de opslag is ladingschade ontstaan. Dit is veroorzaakt door ontoereikende afdekking, plasvorming doordat er geen drainage was en hoopjes kool op de talk. De totale schade door de vervuiling bedraagt € 91.103,50. Lithos c.s. stelt Armaris aansprakelijk voor de schade die is veroorzaakt door haar hulppersoon.
2.3. Armaris heeft nog niet voor antwoord geconcludeerd.
3 Het geschil in de incidenten
3.1. Armaris vordert dat haar wordt toegestaan Rhenus in vrijwaring op te roepen.
3.2. Armaris voert daartoe aan dat zij een overeenkomst had met Rhenus tot de opslag van de talk. Als gevolg van de opslag bij Rhenus is schade aan de talk ontstaan. Armaris houdt Rhenus, net als de andere betrokken partijen uit de keten, aansprakelijk voor vervuiling van de talk. Armaris heeft er daarom recht op en belang bij dat, voor het geval de vordering van Lithos c.s. tegen Armaris voor toewijzing vatbaar zou zijn, Rhenus door Armaris in vrijwaring wordt opgeroepen.
3.3. Lithos c.s. refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
In het voegingsincident
3.4. Armaris vordert dat de hoofdzaak wordt gevoegd met de vrijwaringszaak, de rechtbank begrijpt dat voeging wordt bedoeld zoals in artikel 222 Rv is opgenomen.
3.5. Armaris voert daartoe aan dat beide zaken hetzelfde feiten- en omstandighedencomplex betreffen. Om te voorkomen dat in de hoofdzaak enerzijds en de vrijwaringszaak anderzijds tegenstrijdige en/of niet goed op elkaar afgestemde uitspraken worden gewezen, vordert Armaris voeging.
3.6. Lithos heeft gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaren dan van Armaris dan wel afwijzing van de vordering van Armaris met veroordeling van Armaris in de proceskosten van dit incident. Daartoe voert zij toe dat voeging zoals gevorderd onmogelijk is en geen wettelijke basis vindt in artikel 220 Rv jo. 32 EEX-vo I bis. Deze artikelen bepalen namelijk dat zaken reeds aanhangig dienen te zijn gemaakt alvorens zij kunnen worden gevoegd. De zaak tussen Armaris en Rhenus bestaat (nog) niet en kan derhalve ook niet worden gevoegd. Verder voert Lithos aan verschijning van Rhenus in vrijwaring gelijktijdige behandeling van de vrijwaringszaak en de hoofdzaak tot gevolg heeft op de voet van artikel 215 Rv, dit heeft hetzelfde effect als dat een voeging op de voet van artikel 220 Rv zou hebben. Lithos stelt gelet op het voorgaande dat voeging op de voet van artikel 220 Rv onmogelijk en overbodig is.
4 De beoordeling in de incidenten
4.1. Nu Lithos c.s. buitenlandse partijen betreffen en Armaris in Nederland is gevestigd, is dit een zaak met een internationaal karakter. In dergelijke zaken moet de rechtbank ambtshalve te beoordelen of zij internationaal bevoegd is om van de incidentele vorderingen van Armaris kennis te nemen.
4.2. Armaris is in de procedure verschenen. Op grond van artikel 4 lid 1 Brussel Ibis-Vo worden zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Armaris kan daarom voor deze rechtbank worden opgeroepen. Armaris heeft de bevoegdheid ook niet betwist. De rechtbank is daarom bevoegd om over de vorderingen van Lithos c.s. tegen Armaris in de hoofdzaak te oordelen, zodat zij ook bevoegd is tot beoordeling van de vorderingen van Armaris in de incidenten.
In het vrijwaringsincident
4.3. De incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring is tijdig en vóór alle weren genomen. Ingevolge artikel 210 lid 1 Rv kan een gedaagde een derde partij in vrijwaring oproepen indien hij meent hiertoe gronden te hebben. Voldoende is dat gedaagde in de hoofdzaak genoegzaam stelt dat tussen hem en de derde partij een rechtsverhouding bestaat krachtens welke de derde partij verplicht is de nadelige gevolgen van een veroordeling van gedaagde in de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk te dragen.
4.4. Armaris heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat tussen haar en Rhenus een rechtsverhouding bestaat. Tussen partijen is een overeenkomst tot opslag van talk gesloten. Armaris stelt dat Rhenus is tekortgeschoten in de nakoming van deze overeenkomst. Het voorgaande brengt volgen Armaris voor Rhenus een verplichting tot vrijwaring met zich mee, zodat aan de vereisten voor oproeping in vrijwaring is voldaan. Nu Lithos c.s. zich daarnaast heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, wordt de gevorderde oproeping in vrijwaring van Rhenus toegestaan.
4.5. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het vrijwaringsincident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In het voegingsincident
4.6. Ingevolge artikel 222 Rv kunnen – onder meer – verknochte zaken die gelijktijdig voor dezelfde rechter aanhangig zijn op vordering van partijen of ambtshalve worden gevoegd. Van verknochtheid is sprake wanneer feitelijke of juridische geschilpunten in de ene zaak identiek zijn aan die in de andere zaak dan wel daarmee zodanige samenhang vertonen dat een zo groot mogelijke consistentie van de uitspraken wenselijk is. Indien Armaris daadwerkelijk tot oproeping in vrijwaring van Rhenus overgaat zal, nadat die zaak ook daadwerkelijk bij de rechtbank aanhangig is gemaakt doordat de dagvaarding is aangebracht, sprake zijn van verknochte zaken.
4.7. Momenteel is er echter nog geen dagvaarding in vrijwaring betekend en is ook (nog) geen sprake van een ter rolle ingeschreven vrijwaringszaak. De vordering tot voeging van Armaris is in dat licht prematuur. Voeging op grond van artikel 222 Rv is in dit stadium van de procedure niet mogelijk.
4.8. De rechtbank zal daarom de incidentele vordering tot voeging van Armaris afwijzen.
4.9. Armaris zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van dit incident worden veroordeeld. De kosten worden begroot op € 614,00 (1 punt x tarief II)
5 De beslissing
De rechtbank
In het vrijwaringsincident
5.1. staat toe dat Rhenus Partnership Regensburg GmbH door Armaris wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van 17 juli 2024;
5.2. compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
In het voegingsincident
5.3. wijst de vordering van Armaris af;
5.4. veroordeelt Armaris in de kosten van het incident, aan de zijde van Lithos c.s. tot op heden begroot op € 614,00;
in de hoofdzaak
5.5. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 17 juli 2024 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en door de rolrechter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024. [3812/3070/3195]