ECLI:NL:RBOVE:2025:5826 - Rechtbank Overijssel - 2 oktober 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.239705.24 (P) Datum vonnis: 2 oktober 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte], geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] , wonende aan [adres] .
1 Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. U. Yildirim, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] door mr. M. Mulderij-Anker is aangevoerd.
2 De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte met een ander in het openbaar geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] door die [slachtoffer] met een honkbalknuppel tegen de borst te slaan en/of door die [slachtoffer] tegen de borst en/of het hoofd te schoppen (primair) dan weldat hij samen met een ander die [slachtoffer] heeft mishandeld (subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 26 april 2024 te Zwolle openlijk, te weten op/aan de Goudsbloemstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer] meermaals, althans eenmaal:
- met een metalen honkbalknuppel, althans een hard voorwerp, tegen de borst,
althans het lichaam te slaan en/of
- tegen de borst en/of het hoofd, althans het lichaam te schoppen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 april 2024 te Zwolle tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermaals, althans eenmaal:
- met een metalen honkbalknuppel, althans een hard voorwerp, tegen de borst,
althans het lichaam te slaan en/of
- tegen de borst en/of het hoofd, althans het lichaam te schoppen.
3 De bewijsmotivering
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit en dat het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig zijn pleitnota bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat sprake was noodweer.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Hoewel uit het dossier blijkt dat aangever [slachtoffer] letsel heeft opgelopen aan zijn hoofd, hals, romp en armen, kan niet worden vastgesteld of dit letsel door verdachte is veroorzaakt, en zo ja, op welke wijze. De letselverklaring sluit niet aan op de verklaring van aangever, in het bijzonder niet met betrekking tot het ontstaan van het letsel. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij heeft geschopt tegen een been van aangever, maar aangever heeft zelf niet verklaard dat hij tegen zijn been is geschopt. Wat daar ook van zij, er zijn in het dossier geen verklaringen of andere bewijsmiddelen waaruit volgt ten gevolge van welk handelen door verdachte het letsel bij [slachtoffer] is veroorzaakt.De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
4 De schade van benadeelde
Omdat verdachte van het ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij [slachtoffer] op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
5 De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Ruiter, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. R.J. Postma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2025.