ECLI:NL:RBOVE:2024:1428 - Rechtbank Overijssel - 17 maart 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/2353
en
(gemachtigde: Y.O.O. Doree en E. van Holland).
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag op grond van Wet maatschappelijk ondersteuning 2015 (Wmo 2015) in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor een maatwerkvoorziening individuele begeleiding (ondersteuningsbehoefte 1B) door mevrouw [naam 1] .
2. Eiseres had tot 1 juni 2023 recht op een pgb voor individuele begeleiding van [naam 1] ( [bedrijf] ) voor gemiddeld 4 uur per week en voor dagbesteding bij Stichting Boerderij ‘ [stichting] ’. Mevrouw [naam 1] is sinds 2020 haar zorgverlener. Met het besluit van 24 november 2020 zijn de maatwerkvoorzieningen toegekend tot 1 september 2021. Met het besluit van 14 juni 2021 zijn de maatwerkvoorzieningen toegekend tot en met 31 mei 2023.
Beroepsgronden van eiseres
3. Eiseres voert – samengevat – aan dat het onterecht is dat de begeleiding van mevrouw [naam 1] moet eindigen, omdat zij al 3,5 jaar naar alle tevredenheid en met goed resultaat door haar wordt begeleid. Dit is ook telkens door de Wmo-consulenten aangegeven en vermeld in de verslagen. Juist door de hulp van mevrouw [naam 1] gaat het veel beter met haar. Volgens eiseres is ook onvoldoende rekening gehouden met het gesprek en de afspraken die in 2020 zijn gemaakt met de heer [naam 2] . Ter onderbouwing van haar beroepsgronden heeft eiseres drie toelichtingen van 24 mei 2023 en 4 december 2023 van mevrouw [naam 1] overgelegd. Ook zijn twee brieven van mevrouw. [naam 5] , directeur Stichting Boerderij ‘ [stichting] ’ overgelegd. Tijdens de zitting hebben eiseres en mevrouw [naam 1] een schriftelijke reactie op het verweerschrift overgelegd. Met de gemachtigden van de het college is afgesproken dat kopieën worden doorgestuurd.
Wettelijk kader
4. De wet- en regelgeving die van belang zijn in deze procedure staan in de bijlage.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank is van oordeel dat het college de zorg door mevrouw [naam 1] ten onrechte heeft afgewezen. De rechtbank licht dit als volgt toe.
5.1. De rechtbank acht het in zijn algemeenheid niet onredelijk dat het college om een VOG vraagt en om erkende diploma’s. Het college komt immers beoordelingsvrijheid toe bij de beoordeling of een maatwerkvoorziening, veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verstrekt. De grondslag daarvoor is bepaald in artikel 2.3.6., tweede lid, onder c, van de Wmo 2015. Dit is ook vastgesteld in de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) gemeente Hengelo 2020 (artikelen 4.2.2. en 5.1.1.) en nader ingevuld met de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2020 (artikel 2.4.5.).
5.2. De rechtbank overweegt ook dat het college zich aan zijn beleid moet houden, tenzij dat gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de Beleidsregels te dienen doelen.
5.3. Gelet op deze voorgeschiedenis, feiten en situatie van eiseres is de rechtbank van oordeel dat het college de gevraagde voorziening in redelijkheid niet heeft kunnen afwijzen. Het belang dat het college hecht aan een nauwgezette naleving van haar Beleidsregels weegt in dit geval niet op tegen de nadelige gevolgen voor eiseres bij een weigering van de gevraagde voorziening. Eiseres heeft, na een bewogen voorgeschiedenis, in 3,5 jaar met mevrouw [naam 1] een goede vertrouwensrelatie kunnen opbouwen, waardoor zij meer balans in haar leven ervaart en geen verdovende middelen meer gebruikt. Het is aannemelijk dat een afscheid van mevrouw [naam 1] gepaard zal gaan met (veel) onrust, onzekerheid en risico op terugval.
Conclusie en de gevolgen
6. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat eiseres voor de periode van 1 juni 2023 tot en met 31 mei 2025 in aanmerking wordt gebracht voor de maatwerkvoorziening ‘Ondersteuningsbehoefte 1B individueel’ door mevrouw [naam 1] voor gemiddeld 4 uur per week. Dit is conform het ‘Onderzoeksverslag Wmo’ van 12 april 2023.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaard moet het college het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
-
vernietigt het bestreden besluit van 10 oktober 2023;
-
herroept het besluit van 22 juni 2023;
-
bepaalt dat eiseres in aanmerking wordt gebracht voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb zoals vermeld in rechtsoverweging 6 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
-
bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van J.T. Boddeüs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: Wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht (Awb) Op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet het bestuursorgaan de nodige kennis vergaren over de relevante feiten en af te wegen belangen bij de voorbereiding van een besluit. De beslissing op bezwaar moet op grond van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb goed gemotiveerd zijn.
Wet maatschappelijk ondersteuning 2015 (Wmo 2015) Artikel 2.3.6, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat indien de cliënt dit wenst, het college hem een persoonsgebonden budget verstrekt dat de cliënt in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken.
Artikel 2.3.6, tweede lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat een pgb wordt verstrekt indien:
a. de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
b. de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen;
c. naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.
Artikel 2.3.6, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat bij het beoordelen van de kwaliteit als bedoeld in het tweede lid, onder c, het college meeweegt of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.
Het vierde lid van dit artikel houdt in dat bij verordening kan worden bepaald onder welke voorwaarden uit het pgb ondersteuning kan worden ingekocht bij personen die tot het sociale netwerk behoren.
Verordening Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) gemeente Hengelo 2020
Artikel 4.2.2. Professionele ondersteuning Er is sprake van professionele ondersteuning als er sprake is van één van de in dit artikel genoemde situaties en de hulpverlener beschikt over een Verklaring omtrent gedrag (VOG) die na of kort voor indiensttreding bij zijn werkgever of de start van de ondersteuning is afgegeven:
(...)
b. Een zelfstandig werkende hulpverlener voldoet aan alle volgende, cumulatieve criteria:
i. staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en waarvan de activiteiten blijkens deze inschrijving bestaan uit het verlenen van ondersteuning die past binnen de kaders van de resultaatgebieden ondersteuning bij het huishouden, ondersteuning bij algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden (OB1 en OB2), ondersteuning wonen en verblijf, ondersteuning gericht op woningaanpassing en ondersteuning gericht op het zich verplaatsen binnen de leefomgeving;
ii. de belastingdienst beschouwt de hulpverlener in het kader van de hulpverlening aan de cliënt als ondernemer; iii. de medewerker voldoet aan de kwaliteitseisen die aan een hulpverlener van een aanbieder worden gesteld en berekent een tarief dat marktconform is; iv. de hulpverlener is geen eerste- of tweedegraads bloed-of aanverwant van degene aan wie hij ondersteuning biedt;
v. beschikt voor de resultaatsgebieden ondersteuning OB1 en OB2 die groepsgericht wordt ingezet en ondersteuning wonen en verblijf over een locatie waar meerdere cliënten tegelijk kunnen verblijven.
Artikel 5.1.1. Kwaliteitseisen
1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen conform artikel 3.1 van de wet, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:
a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;
b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;
c. erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.
2. Om na te gaan of de kwaliteit van de ondersteuning voldoende geborgd is, wordt onder meer gekeken naar de volgende punten:
a. de professional beschikt over de juiste kwalificaties om de ondersteuning te kunnen leveren, d.w.z. relevante opleiding, kennis en ervaring. Indien van toepassing registratie in een relevant beroepsregister;
b. het type zorg sluit aan bij de ondersteuningsbehoefte;
c. de professional beschikt over relevante keurmerken of certificeringen;
d. de professional beschikt over een actuele VOG, ook als het een informele zorgaanbieder betreft. Een VOG is niet nodig bij zorg door familie (eerste en tweedegraads) of partner.
3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.
Beleidsregels maatschappelijk ondersteuning gemeente Hengelo 2020
Artikel 2.4.5. Kwaliteitseisen
1. De aanbieder is verplicht de cliëntgebonden zorg uit te laten voeren door een medewerker die beschikt over een door de overheid erkend diploma van een zorggerelateerde (op mensen gerichte) opleiding of over daarmee, aantoonbaar, gelijkgestelde werkervaring:
c. voor de ondersteuningsbehoefte 1 niveau A en B geldt dat dit diploma minimaal op MBO 3 niveau moet zijn;
d. voor de ondersteuningsbehoeften 1 niveau C en ondersteuningsbehoefte 2 niveaus A, B en C dat diploma op minimaal MBO 4 niveau moet zijn.
2. Er vindt periodieke evaluatie plaats tussen cliënt, de aanbieder en/of het college.
3. De aanbieder voert jaarlijks een cliënttevredenheidsonderzoek uit.
4. De aanbieder informeert cliënten voorafgaande aan de uitvoering van het zorgpan over algemene zaken, klachtenregeling, vertrouwenspersoon en cliëntenraad.
5. De aanbieder heeft een vastgelegde klachtenprocedure en er is een onafhankelijke klachtencommissie ingericht.
Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht