ECLI:NL:RBOBR:2025:6189 - Rechtbank Oost-Brabant - 2 oktober 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Toezicht
rekestnummer: C/01/414761 / FT RK 25/235 uitspraakdatum: 2 oktober 2025
afwijzing toepassing schuldsanering
In de zaak van:
[verzoeker] , wonende te [adres] [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker.
1 Procesverloop
1.1. De rechtbank heeft kennis genomen van de navolgende processtukken:
- een verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ter griffie ontvangen op 18 april 2025 met bijlagen;
- de vinkbrief van de rechtbank aan verzoeker, gedateerd 23 april 2025;
- aanvullende stukken van [schulddienstverlener] , ter griffie ontvangen op 5 juni 2025.
1.2. Het verzoekschrift is behandeld op de zitting van 28 augustus 2025. Daarbij is verzoeker gehoord. Ook is op de zitting de heer A.L. van der Flier, beschermingsbewindvoerder, verschenen.
2 Beoordeling
2.1. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als, onder andere, voldoende aannemelijk is dat verzoeker de uit de regeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat dit onvoldoende aannemelijk is geworden en overweegt daartoe als volgt.
2.2. Op een schuldenaar rusten tijdens de schuldsaneringsregeling verplichtingen en van hem worden in deze periode forse inspanningen gevergd. Wanneer een schuldenaar verslaafd is, of dat er sprake is van een reële kans op een terugval in een zeer onlangs overwonnen verslaving, bestaat een aanmerkelijke kans dat een schuldenaar de verplichtingen uit de schuldsanering niet kan nakomen. In dit kader wijst de rechtbank op het “Landelijk procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken”(bijlage III: Landelijk uniforme beoordelingscriteria toelating schuldsaneringsregeling), waarin het volgende is bepaald:
“7.3.2. Toelating tot de schuldsaneringsregeling ingeval van verslavingsproblematiek
Een verzoeker met verslavingsproblemen wordt in beginsel alleen toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, indien aannemelijk is dat de verslaving al enige tijd onder controle is, in die zin dat de verzoeker al enige tijd geen drugs of alcohol meer gebruikt en/of al enige tijd niet meer gokt. De periode waarin de verslaving onder controle dient te zijn, bedraagt in beginsel één jaar. Deze periode kan korter of langer zijn afhankelijk van, onder meer, de ernst en de duur van de verslaving. Dat de verslaving onder controle is, dient te worden bevestigd door een hulpverlener of door een hulpverlenende instantie.”
2.3. Op de zitting is duidelijk geworden dat verzoeker te kampen heeft (gehad) met een drank- en drugsverslaving. Dit blijkt uit het volgende. Uit de gedingstukken blijkt dat er sprake is van meerdere CJIB boetes ontstaan in een periode van drie jaar voorafgaand aan indiening van het verzoekschrift. Op de zitting heeft verzoeker hierover verklaard dat de auto waarmee het grootste aantal boetes is ontstaan, door hem is weggedaan en de boetes zijn ontstaan tijdens de moeilijke periode van zijn echtscheiding. Verzoeker heeft aanvullende stukken overgelegd waarbij een CJIB overzicht is gevoegd van 8 mei 2025. In dit overzicht wordt melding gemaakt van een boete voor het voertuig met kenteken [kenteken] van € 309,00 met een vervaldatum van 14 juni 2025. Verzoeker verklaarde hierover dat deze boete is ontstaan met een auto die hij geleend heeft. Op de zitting kon verzoeker niet precies aangeven wanneer en waarom de boete was opgelegd. Hij gaf aan dat dit waarschijnlijk was omdat hij gepakt was voor rijden onder invloed. Verzoeker verklaarde vervolgens dat hij te kampen heeft gehad met een drank- en drugsverslaving. Verzoeker had naar eigen zeggen met deze verslaving te kampen in 2023. Hij verklaarde op de zitting circa een jaar lang de weg kwijt geweest te zijn. Hij was het spoor naar eigen zeggen compleet bijster.
Tussen de boetes van het CJIB zitten ook een drietal boetes, waaronder een van € 179,00 voor het verstoren van de nachtrust door rumoer of burengerucht op 6 oktober 2023 en twee boetes opgelegd voor het veroorzaken van geluidshinder voor een omwonende of de omgeving op 6 april 2024 van € 169,00 en op 11 juni 2024 van € 169,00. Verzoeker verklaarde zich er niet van bewust te zijn dat er sprake was van drie boetes voor het veroorzaken van overlast. In zijn beleving heeft hij hiervoor slechts één boete gekregen. De bewindvoerder bevestigde op de zitting dat er daadwerkelijk drie boetes hiertoe zijn uitgeschreven. Verzoeker geeft aan dat hij uiteindelijk bij de huisarts terecht gekomen is in het voorjaar van 2024. Hij heeft toen oxazepam voorgeschreven gekregen van de huisarts en is door de praktijkondersteuner van de huisarts behandeld voor zijn verslaving. Hierna is verzoeker wat meer tot rust gekomen. Hij is niet meer verslaafd, zo heeft hij verklaard. Stukken waaruit blijkt dat zijn verslaving onder controle is, heeft verzoeker niet kunnen overleggen.
2.4. Gezien de eigen verklaring van verzoeker op zitting, dat hij van 2023 eigenlijk niks meer weet door alcohol- en drugsgebruik, en dan hij ook niks weet van twee van de drie boetes opgelegd in 2024 wegens overlast, en de verklaring dat dit jaar nog een boete is opgelegd voor (waarschijnlijk) rijden onder invloed, kan de rechtbank zonder nadere stukken van een hulpverlener of hulpverlenende instantie niet afgaan op de eigen verklaring van verzoeker dat hij zijn verslaving onder controle heeft.
2.5. Daar komt bij dat de rechtbank tegenstrijdigheden constateert in de overgelegde stukken en dat wat verzoeker op de zitting heeft verklaard over of verzoeker kon en kan werken. Zo wordt in een overgelegde brief van de huisarts van 12 maart 2024 aangegeven dat verzoeker vanaf 1 april 2024 weer aan de slag kan bij zijn oude werkgever. Op de zitting heeft verzoeker aangegeven dat deze baan niet is doorgegaan omdat het bedrijf waar hij zou gaan werken failliet is gegaan. Daarnaast geeft hij aan dat hij sowieso niet kon werken omdat hij te kampen had met een depressie. Later op de zitting gaf verzoeker weer aan dat hij wel kon en kan werken. Echter op het ene moment gaf hij aan dat hij sinds een half jaar aan het solliciteren is, en later verklaarde hij sinds april 2024 aan het solliciteren te zijn. Verzoeker heeft, ondanks dat hier in de brief van 23 april 2025 om gevraagd is, geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij daadwerkelijk heeft gesolliciteerd.
2.6. Gezien het voorgaande stelt de rechtbank vast dat onvoldoende is aangetoond dat de verslaving van verzoeker al enige tijd onder controle is en verzoeker zijn leven weer voldoende op de rit heeft. Daarom bestaat bij de rechtbank gegronde vrees dat verzoeker zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, met name de inspanningsverplichting, niet naar behoren zal nakomen. De rechtbank zal het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling dan ook afwijzen.
3 Beslissing
De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. S.C.E.F. Moulen Janssen, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 oktober 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.
De schuldenaar heeft gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak het recht van hoger beroep. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.