Uitspraak inhoud

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummer: SHE 24/3983

(gemachtigde: [naam]),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV (gemachtigde: mr. X. Su).

  1. Deze uitspraak gaat over de compensatie van het UWV voor een door eiseres betaalde transitievergoeding. Eiseres heeft deze transitievergoeding aan een zieke ex-werknemer betaald nadat zij met een vaststellingsovereenkomst zijn gekomen tot beëindiging van het dienstverband. Eiseres is het niet eens met de hoogte van de compensatie. Het UWV heeft deze vastgesteld op basis van (onder andere) het loon dat de ex-werknemer ontving. Eiseres vindt dat het UWV bij de berekening van het loon ook het onverplicht betaalde ‘sociaal loon’ dat de werknemer ontving, moet meetellen. De rechtbank behandelt het beroep van eiseres aan de hand van de argumenten die zij aanvoert.

Procesverloop

  1. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor compensatie van de door haar betaalde transitievergoeding. Het UWV heeft met het besluit van 6 augustus 2024 compensatie verleend tot een bedrag van € 47.626,79. Eiseres is niet eens met de hoogte van de compensatie. Daarom heeft zij bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 22 oktober 2024 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de hoogte van de verleende compensatie gebleven.

2.1. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

2.2. De rechtbank heeft het beroep op 2 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres (werkzaam als controller bij eiseres), bijgestaan door haar ex-collega [naam], en de gemachtigde van het UWV.

Feiten en omstandigheden

  1. De ex-werknemer is op 1 augustus 1994 in dienst getreden bij eiseres. Tijdens het dienstverband is de arbeidsovereenkomst gewijzigd. In deze gewijzigde arbeidsovereenkomst is onder andere het volgende opgenomen:

‘a. Dit contract is opgesteld om het nieuwe arbeidsvoorwaardenpakket bij [eiseres] schriftelijk vast te leggen en om onduidelijke afspraken uit het verleden betreffende de aanvulling op het salaris van de werknemer schriftelijk en eenduidig vast te leggen.

b. Werknemer ontvangt vanaf zijn herkeuring in 2006 een - onverplichte - aanvulling op het loon van werkgever. Door het UWV werd werknemer in 2006 arbeidsgeschikt bevonden voor het eigen werk voor hoogstens 33 uur per week. Vóór de uitval van werknemer, werkte hij fulltime. Uit coulance heeft werkgever gedurende zijn ziekte tot en met heden zijn loon behorende bij een 33-urige werkweek vermeerderd met zijn WAO-uitkering, aangevuld tot aan het loon behorende bij een 39-urige werkweek.

c. Achterliggende gedachte en bedoeling van deze aanvulling was om werknemer inkomsten behorende bij een fulltime dienstverband te laten behouden. Deze afspraken zijn gemaakt in de tijd dat de vader van werknemer de directie voerde over [eiseres]

d. Vanaf 2010 is er sprake van een nieuwe directie, die zich is gaan bezig houden met het

uniformeren en schriftelijk vastleggen van arbeidsvoorwaarden. Met ingang van 1 januari 2012 is er binnen [eiseres] een arbeidsvoorwaarden reglement geïntroduceerd alsmede een nieuw salarisgebouw. Met alle werknemers zijn de bestaande afspraken en de wijzigingen als gevolg van hiervan, schriftelijk vastgelegd. Werkgever wenst thans ook de gemaakte afspraken met werknemer eenduidig vast te leggen.

(…)

(…)

(…) [eiseres] vult het inkomen behorende bij een 33-urige werkweek aan tot het inkomen dat hoort bij een 39-urige werkweek, waarop in mindering mag worden gebracht de WAO-uitkering van werknemer. Uitkering en loon tezamen bepalen derhalve de hoogte van de door de werkgever te betalen onverplichte aanvullingen uit sociale overwegingen.’

3.1. De ex-werknemer is op 23 mei 2022 ziek geworden. Eiseres en de ex-werknemer hebben op 22 mei 2024 een beëindigingsovereenkomst gesloten, waarbij is overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden eindigt per 1 juni 2024. Daarin is opgenomen dat eiseres aan de ex-werknemer een transitievergoeding van € 60.000,- bruto betaalt, met aftrek van de wettelijke inhoudingen. Dit kwam neer op een bedrag van € 55.701,78. Eiseres heeft bij het UWV een aanvraag ingediend voor compensatie van de door haar betaalde transitievergoeding. Deze aanvraag heeft geleid tot de besluitvorming zoals genoemd onder het kopje ‘Procesverloop’.

Standpunten van partijen

  1. Eiseres vindt dat de compensatie te laag is. Bij de berekening van het loon moet volgens eiseres ook het ‘sociaal loon’ worden meegeteld. Ook dit ‘sociaal loon’ is namelijk een directe vergoeding voor de op basis van de arbeidsovereenkomst te verrichten arbeid. Op de zitting is daaraan toegevoegd dat de ex-werknemer al jaren werd betaald voor 39 uur per week en dat met de gewijzigde arbeidsovereenkomst is beoogd dat te formaliseren. In de praktijk werkte hij een wisselend aantal uren per week, dus kwam het ook voor dat hij meer dan 33 uur per week werkte.

  2. Het UWV stelt zich op het standpunt dat het ‘sociaal loon’ bij de berekening van het loon buiten beschouwing moet blijven. Het sociaal loon is namelijk slechts uit coulance verstrekt. Het sociaal loon is dus geen directe vergoeding voor de op basis van de arbeidsovereenkomst te verrichten arbeid.

Beoordeling door de rechtbank

  1. Tussen partijen is in geschil of het ‘sociaal loon’ moet worden aangemerkt als loon in de zin van artikel 2, eerste lid, van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding (Besluit loonbegrip), en daarmee als loon in de zin van artikel 7:673, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek.

6.1. In de nota van toelichting[1] op genoemde bepaling in het Besluit loonbegrip is het volgende opgenomen:

‘In het eerste lid is geregeld dat onder het loon wordt verstaan: het bruto uurloon vermenigvuldigd met de overeengekomen arbeidsduur per maand. Voor deze berekeningsmethode is gekozen omdat het wenselijk is uit te gaan van dat deel van het loon per maand dat een directe vergoeding vormt voor de op basis van de arbeidsovereenkomst te verrichten arbeid.’

6.2. De rechtbank staat dus voor de vraag of het ‘sociaal loon’ een directe vergoeding is voor de op basis van de arbeidsovereenkomst te verrichten arbeid.

6.3. Afgaande op de gewijzigde arbeidsovereenkomst is dat naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. Daarin is namelijk uitdrukkelijk opgenomen dat de arbeidsomvang 33 uur per week bedraagt en welke beloning tegenover die arbeidsomvang bestaat. De aanvulling op die beloning (‘sociaal loon’) wordt onverplicht verstrekt. Er is dus ook geen verplichting tot het verrichten van arbeid voor die aanvulling. Eiseres heeft er tijdens de zitting op gewezen dat het in de praktijk voorkwam dat de ex-werknemer meer dan 33 uur per week werkte, maar heeft daarbij ook aangegeven dat van de daadwerkelijk gewerkte uren geen registratie is bijgehouden. Daarmee heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gesteld om aannemelijk te maken dat sprake was van een ruimere overeengekomen arbeidsduur dan 33 uur per week.

Conclusie en gevolgen

  1. Het ‘sociaal loon’ is geen loon als hierboven bedoeld. Bij de berekening van het loon heeft het UWV het ‘sociaal loon’ daarom terecht buiten beschouwing gelaten. Dat betekent dat de hoogte van de compensatie van de transitievergoeding niet verandert. Het beroep is dus ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Woestenburg, voorzitter, en mr. G. de Jong en mr. J.F.C. Veelenturf, leden, in aanwezigheid van mr. P. van Berkel, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Burgerlijk Wetboek

Artikel 7:673

  1. De transitievergoeding is voor elk jaar dat de arbeidsovereenkomst heeft geduurd gelijk aan een derde van het loon per maand en een evenredig deel daarvan voor een periode dat de arbeidsovereenkomst korter dan een jaar heeft geduurd.

  2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat voor de toepassing van lid 2 wordt verstaan onder loon.

Artikel 7:673e

  1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (…) verstrekt op verzoek van de werkgever die op grond van artikel 673 een transitievergoeding verschuldigd was, een vergoeding (…)

  2. De vergoeding, bedoeld in lid 1, is gelijk aan de vergoeding die de werkgever in verband met het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst aan de werknemer heeft verstrekt, maar bedraagt niet meer dan het bedrag dat de werkgever op grond van artikel 673 aan de werknemer verschuldigd is, verhoogd met de kosten die op grond van artikel 673,

lid 6, op dat bedrag in mindering mogen worden gebracht. (…)

Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding

Artikel 2

  1. Voor de toepassing van (…) artikel 673, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt onder loon verstaan: het bruto uurloon vermenigvuldigd met de overeengekomen arbeidsduur per maand (…)

Stb. 2014, 538, p. 6.


Voetnoten

Stb. 2014, 538, p. 6.