Terug naar bibliotheek
Rechtbank Noord-Nederland

ECLI:NL:RBNNE:2025:4057 - Rechtbank Noord-Nederland - 2 oktober 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBNNE:2025:40572 oktober 2025

Uitspraak inhoud

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden

Bestuursrecht

beschikkingsnummer: 263997273 zaaknummer: 11467071 BU VERZ 24-3149

uitspraak van de kantonrechter van 2 oktober 2025

in de zaak van

[betrokkene] (de betrokkene),

die woont in [woonplaats] , gemachtigde: Verbo Juridisch Advies.

Inleiding

  1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: VF019 – ‘19 km per uur harder rijden dan mag op een (auto)weg buiten de bebouwde kom’, verricht op 1 februari 2024, om 14:57 uur, op de N381 van Drachten naar Donkerbroek, bij Wijnjewoude, met een personenauto met kenteken [kenteken] . De opgelegde boete bedraagt € 204,00 (inclusief administratiekosten).

1.1. Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

1.2. De kantonrechter heeft het beroep op 19 september 2025 op de zitting behandeld. De vertegenwoordigster van de officier van justitie is niet verschenen, maar heeft haar standpunt per e-mail aangeleverd. Ook betrokkene en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.

Beoordeling door de kantonrechter

  1. De kantonrechter beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van betrokkene. Hij oordeelt dat het beroep gegrond is, laat de boete ongewijzigd in stand en kent een proceskostenvergoeding toe. De kantonrechter zal hierna uitleggen waarom hij dat doet.

Overwegingen

Kennelijke niet-ontvankelijkverklaring niet mogelijk

  1. De gemachtigde stelt dat geen sprake kan zijn van kennelijke niet-ontvankelijkheid van het administratief beroep, aangezien de officier van justitie onderzoek heeft gedaan in het dossier. Hij heeft namelijk gevraagd waarom te laat beroep is ingesteld. Daarom stond op voorhand niet vast dat het beroep te laat was ingediend en niet-ontvankelijk was.

3.1. De vertegenwoordigster stelt dat de officier het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

3.2. De kantonrechter oordeelt dat de kennelijke niet-ontvankelijkverklaring ten onrechte is geweest, aangezien de officier van justitie nadere informatie heeft ingewonnen over de termijnoverschrijding. Daarmee is onderzoek verricht, waardoor geen sprake kan zijn van kennelijke niet-ontvankelijkheid. De beslissing van de officier van justitie kan daarom niet in stand blijven. De kantonrechter zal hierna de opgegeven redenen voor de termijnoverschrijding in administratief beroep beoordelen.

De termijnoverschrijding is verschoonbaar

  1. De gemachtigde voert namens betrokkene aan dat hij te laat in administratief beroep is gegaan vanwege een storing op de website, waardoor pas de dag erna (te laat) beroep ingesteld kon worden. Hiervan overlegt de gemachtigde foto’s.

4.1. De vertegenwoordigster stelt dat de gemachtigde onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het te laat instellen van beroep kwam door een storing op de desbetreffende dag.

4.2. De kantonrechter constateert dat de gemachtigde een schermafdruk heeft overgelegd van een foutmelding op de website van het OM, maar dat de door hem ingevoerde gegevens niet overeenkomen met de gegevens van de boete waartegen beroep is ingesteld. Dit heeft de gemachtigde ook aangegeven in de beroepsgronden.

4.3. De kantonrechter acht het voldoende aannemelijk dat een systeemstoring de gemachtigde verhinderde om tijdig digitaal het beroep in te dienen. Het is voorstelbaar dat hij niet van ieder geval een schermafdruk heeft gemaakt. De gemachtigde heeft de gronden de volgende dag alsnog ingediend en heeft daarmee voldoende snel gehandeld. Daarom acht de kantonrechter het administratief beroep ontvankelijk. Hij zal de zaak inhoudelijk behandelen.

De officier van justitie heeft de informatieplicht geschonden

  1. De gemachtigde schrijft dat de officier van justitie het procesdossier niet beschikbaar heeft gesteld.

5.1. De vertegenwoordigster heeft in haar schriftelijke standpunten niet weersproken dat geen procesdossier is verstrekt aan de gemachtigde. De kantonrechter oordeelt daarom dat de officier van justitie in strijd met artikel 7:18, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft gehandeld en de informatieplicht heeft geschonden. Omdat de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie al zal vernietigen, blijft het bij een enkele constatering van de schending.

De hoorplicht is geschonden

  1. Voorts stelt de gemachtigde dat de hoorplicht is geschonden, omdat structureel niet gehoord wordt en zaken worden afgedaan met (kennelijke) niet-ontvankelijkheid. De gemachtigde spreekt van een duidelijke lijn in de zaken van de CVOM.

6.1. De officier van justitie heeft inderdaad de hoorplicht geschonden. Hij heeft namelijk beslist op het administratief beroep zonder de betrokkene (dan wel de gemachtigde) in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord, terwijl daar wel om is verzocht in het administratief beroepschrift. De kantonrechter ziet echter geen reden om aan te nemen dat het hier gaat om een structurele schending van de hoorplicht. Het blijft daarom ook op dit punt bij een enkele constatering van de schending.

Geen twijfel aan de gegevens in het zaakoverzicht

  1. Betrokkene betwist verder de verkeersovertreding. Hij is meegereden met het verkeer en kan zich niet voorstellen dat hij 123 kilometer per uur zou hebben gereden waar 100 kilometer was toegestaan. Er moet iets fout zijn gegaan met de controlemiddelen.

7.1. De vertegenwoordigster stelt dat het algemeen bekend is en uit de wet volgt dat de maximumsnelheid op een autoweg maximaal 100 kilometer per uur is.

7.2. In zaken op grond van de Wahv is de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht in beginsel voldoende voor het vaststellen van de verkeersovertreding, tenzij concrete omstandigheden worden aangevoerd die aanleiding geven tot twijfel.

7.3. Dat het betrokkene vreemd voorkomt dat hij 123 kilometer per uur heeft gereden, maakt niet dat de meting onjuist is geweest. De kantonrechter ziet geen reden om te twijfelen aan de gegevens in het zaakoverzicht.

Geen reden tot twijfel aan bebording

  1. Betrokkene betwist ook de bebording. Er zitten geen schouwrapporten in het dossier. De officier moet volgens de gemachtigde de juistheid van de bebording aantonen.

8.1. Bij de constatering van de overtreding was de verbalisant niet ter plaatse, omdat het hier een trajectcontrole betrof. Daarom moet de juistheid van de bebording door middel van schouwrapporten aangetoond worden. Voorwaarde voor dit uitgangspunt is echter dat de betrokkene de gevolgde route aangeeft, anders is controle van de bebording niet mogelijk. In dit geval heeft hij alleen de rijrichting opgegeven en dat is onvoldoende. Het is namelijk niet na te gaan waar betrokkene de N381 is opgereden. Daarom ziet de kantonrechter geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de bebording.

Over de hoogte van boetes

  1. Tot slot schrijft de gemachtigde dat de boetes met 10% zijn gestegen, terwijl het Openbaar Ministerie juist heeft geadviseerd om de boetes te verlagen. Daarom vraagt hij om vermindering van de boete.

9.1. De hoogte van verkeersboetes wordt landelijk vastgesteld; slechts onder bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van het boetetarief. Zulke omstandigheden doen zich hier niet voor. Daarom zal de kantonrechter de boete niet matigen.

Conclusie en gevolgen

Slotsom

  1. De officier van justitie heeft de beslissing ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing op administratief beroep kan daarom niet in stand blijven. Bij de voorbereiding van de beslissing op administratief beroep heeft de officier de informatieplicht en de hoorplicht geschonden. Deze schendingen blijven bij een enkele constatering. Inhoudelijk kan de verkeersovertreding worden vastgesteld omdat geen reden bestaat om te twijfelen aan de gegevens in het zaakoverzicht en de juistheid van de bebording. Reden voor matiging van de boete is er niet.

Oordeel en gevolgen

  1. Dit alles betekent dat de kantonrechter het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond zal verklaren, die beslissing zal vernietigen en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond zal verklaren.

Proceskostenvergoeding

  1. De gemachtigde heeft namens betrokkene verzocht om een proceskostenvergoeding.

12.1. Omdat de inleidende beschikking niet wordt gewijzigd, komen de proceskosten in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking. Betrokkene heeft echter beroep bij de kantonrechter moeten instellen om een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep te verkrijgen. Daarom ziet de kantonrechter aanleiding om de kosten in de fase bij de kantonrechter te laten vergoeden.

12.2. Hij zal één punt toekennen met een waarde van € 907,00 voor het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter. Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe.

12.3. Omdat de beslissing van de officier van justitie na 1 januari 2024 is bekendgemaakt, past de kantonrechter de extra wegingsfactor toe als bedoeld in artikel 13a, tweede lid, onder a, van de Wahv.[1] Aangezien de hoogte van de boete niet wordt gewijzigd, hanteert hij de factor 0,1.

12.4. De berekening is dan als volgt: 1 (procespunt) x € 907,00 (tarief) x 0,5 (wegingsfactor, licht) x 0,1 (extra wegingsfactor herwaardering proceskostenvergoeding) = € 45,35. Hij zal de officier van justitie veroordelen in de kosten van € 45,35.

12.5. Artikel 13a, vijfde lid, van de Wahv regelt dat uitbetalingen op grond van een uitspraak op beroep op grond van deze wet uitsluitend plaatsvinden op een bankrekening die op naam staat van degene aan wie de boete is opgelegd. Gelet op de jurisprudentie is de kantonrechter niet bevoegd om over deze feitelijke uitvoering van zijn beslissing een oordeel te geven.[2]

Beslissing

De kantonrechter:

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, kantonrechter, in aanwezigheid van D.W. Veenstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2025.

griffier kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:

a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of

b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.

Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.

De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.

Artikel 4, onderdeel a, van de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm.

Hof Arnhem-Leeuwarden 17 juni 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4051.


Voetnoten

Artikel 4, onderdeel a, van de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm.

Hof Arnhem-Leeuwarden 17 juni 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4051.