Terug naar bibliotheek
Rechtbank Noord-Nederland

ECLI:NL:RBNNE:2024:2300 - Rechtbank Noord-Nederland - 13 juni 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBNNE:2024:230013 juni 2024

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 23/3037

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

De korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: P. Passteuning en M. van Harn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de (gedeeltelijke) afwijzing van zijn verzoek tot inzage in de persoonsgegevens die door verweerder over hem worden verwerkt.

1.1. Verweerder heeft het inzageverzoek bij besluit van 4 juli 2023 afgewezen.

1.2. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden en ten aanzien van een deel daarvan - de stukken waarvan inzage aan eiser is geweigerd - op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend de rechtbank daarvan kennis mag nemen.

1.3. Eiser heeft de rechtbank op 29 september 2023 schriftelijk toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb om mede op de grondslag van die stukken uitspraak te doen en de rechtbank heeft daarna kennisgenomen van die stukken.

1.4. De rechtbank heeft het beroep op 7 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder het verzoek van eiser tot inzage in zijn persoonsgegevens gedeeltelijk mocht afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

5. Eiser voert aan dat hij door de weigering van zijn inzageverzoek met vragen in zijn hoofd blijft zitten en dat dit invloed heeft op zijn houding naar zijn omgeving. Eiser wil niet dat de gegevens een belemmering gaan vormen in zijn leven.

5.1. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat een recht op kennisneming van politiegegevens geen absoluut recht is.[1] Uit artikel 27, eerste lid, van de Wet politiegegevens (Wpg) volgt immers dat een verzoek om kennisneming van politiegegevens wordt afgewezen voor zover dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is vanwege de in die bepaling vermelde belangen. Aan een eventuele weigering moet sinds een wetswijziging sinds 1 januari 2019 een belangenafweging ten grondslag liggen.[2]

5.2. Verweerder heeft eisers verzoek gedeeltelijk afgewezen, omdat dit noodzakelijk is ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden. Daarbij is aangegeven dat inzage in persoonsgegevens, meldingen of verklaringen van een derde rechtstreeks en in directe lijn te herleiden zijn naar de persoon of personen waar het om gaat. Inzage zou daarom de persoonlijke levenssfeer van de derden ernstig kunnen aantasten en zou ook het vertrouwen van de burger in de politie en de meldingsbereidheid kunnen doen afnemen.

5.3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat inzage in de gegevens, die de rechtbank onder geheimhouding heeft ingezien, ernstig inbreuk zou kunnen maken op de persoonlijke levenssfeer van derden en heeft mogen stellen dat de belangen van de derden in dit geval zwaarder wegen dan de belangen van eiser. Daarbij heeft verweerder mogen wijzen op de persoonlijke levenssfeer van deze personen en op het vertrouwen van burgers in de politie. Dit maakt dat de met het bestreden besluit gepaard gaande nadelige gevolgen voor eiser niet onevenredig zijn in verhouding tot het met dat besluit te dienen doel, waaraan verweerder een zwaarder gewicht heeft toegekend. Verweerder heeft de weigeringsgrond uit artikel 27, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wpg daarom op goede gronden aan de (gedeeltelijke) afwijzing ten grondslag gelegd.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr.K. Lenting, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2024.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet politiegegevens (Wpg)

Artikel 25, eerste lidDe betrokkene heeft het recht om op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke binnen zes weken uitsluitsel te verkrijgen over de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om die persoonsgegevens in te zien en om informatie te verkrijgen over:a. de doelen en de rechtsgrond van de verwerking;b. de betrokken categorieën van politiegegevens;c. de vraag of de deze persoon betreffende politiegegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt en over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;d. de voorziene periode van opslag of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;e. het recht te verzoeken om rectificatie, vernietiging of afscherming van de verwerking van hem betreffende politiegegevens;f. het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, en de contactgegevens van die autoriteit;g. de herkomst, voor zover beschikbaar, van de verwerking van hem betreffende politiegegevens.

Artikel 27, eerste lid, aanhef en onder dEen verzoek als bedoeld in de artikelen 25, eerste lid, en 28, eerste en tweede lid, wordt afgewezen voor zover dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is:(…)d. ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden.

Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3139 en 17 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3350.

Wijziging van artikel 27 van de Wpg bij Wet van 17 oktober 2018 (Stb. 2018, 401).


Voetnoten

Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3139 en 17 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3350.

Wijziging van artikel 27 van de Wpg bij Wet van 17 oktober 2018 (Stb. 2018, 401).