ECLI:NL:RBNHO:2025:8722 - Rechtbank Noord-Holland - 29 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Haarlem
raadkamernummer : 25-014218 parketnummer : 15.006169.24 datum : 29 juli 2025
beslissing van de meervoudige strafkamer op het bezwaar op grond van artikel 182, zesde lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) van de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en -plaats], wonende op het adres [adres],
Feiten
Namens de verdachte heeft de raadsman mr. M.D. Rijnsburger op 11 juni 2024 de rechter-commissaris verzocht onderzoekshandelingen te verrichten, te weten het horen van de volgende vier getuigen:
-
verbalisant [naam 1], hoofdagent bij de politie eenheid Noord-Holland;
-
verbalisant [naam 2], aspirant bij de politie eenheid Noord-Holland;
-
verbalisant [naam 3], ambtenaar van de Douane, kantoor Amsterdam;
-
verbalisant [naam 4], ambtenaar van de Douane, kantoor Amsterdam.
De rechter-commissaris heeft bij beslissing van 13 mei 2025 het verzoek afgewezen. Daarbij is de officier van justitie opgedragen een nader proces-verbaal van bevindingen te doen opmaken door verbalisanten [naam 2] en [naam 3] waarin zij zoveel als mogelijk in detail de aard en strekking van de vraag om toestemming tot het doorzoeken van de auto van de verdachte en de reikwijdte van het antwoord van verdachte aangeven.
Procedure
Het bezwaarschrift is op 27 mei 2025, en dus tijdig, door de griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 15 juli 2025 het bezwaarschrift in besloten raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de gemachtigde raadsvrouw van de verdachte, mr. F. van den Brink, waarnemend voor mr. N.D. Rijnsburger en de officier van justitie op zitting gehoord.
De verdachte is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
Bezwaar
Het bezwaar richt zich tegen de weigering van de rechter-commissaris de door de verdachte gewenste onderzoekshandelingen, te weten het horen van voornoemde vier getuigen, te verrichten.
Namens de verdachte heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte zich op het standpunt stelt dat hij enkel toestemming heeft gegeven aan de verbalisanten voor het rondkijken in de auto en niet voor het 'verder' doorzoeken van de auto. Op basis van dit rondkijken kan er geen verdere verdenking zijn gerezen, aangezien het voertuig daar nimmer aanleiding toe kan hebben gegeven. Gelet op deze stand van zaken acht de verdediging het noodzakelijk de verbalisanten hiermee te kunnen confronteren en daarbij nadere vragen te stellen. De verdediging acht het opstellen van een nader proces-verbaal door de verbalisanten [naam 2] en [naam 3] onvoldoende.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie concludeert tot ongegrondverklaring van het bezwaar.
Beoordeling
Vooropgesteld wordt dat de rechter-commissaris een verzoek als het onderhavige afwijst, indien de gevraagde onderzoekshandeling niet kan bijdragen aan enige in de zaak te nemen beslissing. De rechtbank zal moeten toetsen of de beslissing van de rechter-commissaris in het licht daarvan stand kan houden.
De rechtbank stelt vast dat uit de door de verbalisanten van politie op ambtseed en -belofte opgemaakte processen-verbaal blijkt dat een van de verbalisanten ([naam 2]) vooraf heeft gevraagd om de auto te mogen doorzoeken en niet rondkijken en dat de verdachte voor het doorzoeken toestemming heeft verleend. Ook de verbalisanten van de douane hebben in een op ambtseed en -belofte opgemaakt proces-verbaal opgeschreven dat een van de verbalisanten van de douane ([naam 3]) aan de verdachte heeft gevraagd of hij in de auto mocht kijken om te bezien of er een verborgen ruimte in zat. In antwoord daarop heeft de verdachte meegedeeld dat hij mocht kijken. Uit de processen-verbaal blijkt niet dat de verdachte tijdens de doorzoeking van het voertuig door de verbalisanten van politie en de douane heeft geageerd tegen de doorzoeking. Ook tijdens de verhoren van de verdachte op 4 en 5 oktober 2023 heeft de verdachte niets gezegd over de doorzoeking van zijn auto en het ontbreken van toestemming daarvoor.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdediging onvoldoende gemotiveerd welke toegevoegde waarde het horen van de gevraagde getuigen heeft, nu de bevindingen van de verschillende verbalisanten al in op ambtseed/-belofte opgemaakte processen-verbaal zijn opgenomen en een nader proces-verbaal van bevindingen door verbalisanten [naam 2] en [naam 3] over de aard en strekking van de vraag om toestemming en de reikwijdte van het antwoord van verdachte zal worden opgemaakt. Het verdedigingsbelang is niet aannemelijk gemaakt. De enkele wens om te kunnen doorvragen is daarvoor onvoldoende. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de rechter-commissaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat de onderzoekswensen niet van belang zijn voor enige in de strafzaak te nemen beslissing.
Het bezwaar zal daarom ongegrond worden verklaard.
Beslissing
De rechtbank verklaart het bezwaar ongegrond.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door mr. A.M.C. de Haan, voorzitter, mrs. C.S. Schoorl en N.M.L. Rogmans, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze, en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2025.