Terug naar bibliotheek
Rechtbank Noord-Holland

ECLI:NL:RBNHO:2025:11506 - Rechtbank Noord-Holland - 7 oktober 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBNHO:2025:115067 oktober 2025

Uitspraak inhoud

Team Straf, locatie Haarlem

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15.151370.18 Uitspraakdatum: 7 oktober 2025

**Beslissing ex artikel 6:6:10, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv)**op de vordering van de officier van justitie, van 26 augustus 2025, dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd in de zaak tegen de betrokkene:

[betrokkene] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], op dit moment verblijvende in Justitieel Complex Zaanstad.

1 De procedure

Bij vonnis van deze rechtbank van 14 oktober 2019 is aan de betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden opgelegd wegens (kort gezegd) medeplegen van een poging tot diefstal met geweld en afpersing.

De termijn van de tbs ving aan op 22 maart 2020. Deze termijn is laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 9 februari 2024 verlengd voor de duur van twee jaren.

Op 24 augustus 2025 is de betrokkene in voorlopige hechtenis genomen. Op 26 augustus 2025 heeft de rechter-commissaris van deze rechtbank een bevel tot voorlopige verpleging afgegeven.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder:

Op de openbare zitting van 23 september 2025 is de vordering behandeld en zijn de betrokkene en de deskundige dhr. [reclasseringswerker 1] gehoord. Bij de zitting waren ook aanwezig de officier van justitie, mr. A.M.H.G. Peters, en de raadsman van de betrokkene, mr. A.J. Sprey, advocaat te Amsterdam. Van het verhandelde tijdens deze zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2 Het advies van de reclassering

Het advies van de reclassering tot omzetting van de tbs met voorwaarden in verpleging van overheidswege houdt, voor zover relevant, het volgende in.

Op 20 maart 2020 is de betrokkene in het kader van de tbs-maatregel met voorwaarden voor behandeling opgenomen in de forensisch psychiatrische kliniek in Assen. De betrokkene is bekend met een uitgebreid justitieel verleden van strafbaar gedrag, dat voor een groot deel toe te schrijven is aan verslaving en antisociaal gedrag. Daarnaast kampt hij met persoonlijkheidsproblematiek en ontoereikende copingvaardigheden. Dat laatste is mogelijk ook een gevolg van zijn persoonlijkheidsproblematiek. Nadat de behandelpoging in Assen in juli 2021 wegens een onttrekking werd beëindigd, hebben de afgelopen jaren behandelpogingen plaatsgevonden in vier verschillende klinieken. De laatste kliniek waar de betrokkene werd opgenomen, was de forensische verslavingskliniek Basalt, in februari 2024. Vanuit deze kliniek is de betrokkene in oktober 2024 uitgestroomd naar de open fase van de forensische verslavingsafdeling Piet Roorda in Apeldoorn. Vanwege het meermaals overtreden van de regels van de kliniek en het overtreden van zijn middelenverbod, waarbij ondanks diverse interventies geen verandering waarneembaar was, is deze behandeling op 21 juli 2025 voortijdig negatief beëindigd. Vervolgens is de betrokkene in samenspraak met alle betrokken partijen een nieuwe, allerlaatste behandelpoging aangeboden binnen de forensische verslavingskliniek Piet Roorda in Zutphen. In afwachting van plaatsing in deze hoger beveiligde kliniek, waarvoor de wachtduur twee tot zes maanden bedraagt, kon de betrokkene binnen de forensische verslavingsafdeling Piet Roorda verblijven, mits hij zich aan de regels van de kliniek zou houden. Daarbij werd ook afgesproken dat hij niet de beschikking zou hebben over onbegeleide vrijheden. Op 24 augustus 2025 ontving de reclassering echter bericht dat er zich een onveilige situatie had voorgedaan binnen de forensische verslavingsafdeling, waarbij de betrokkene zich dreigend opstelde tegenover zijn medecliënten en het personeel en hij niet ontvankelijk was voor aanwijzingen van het behandelteam. De forensische verslavingsafdeling gaf hierop aan de veiligheid van medecliënten en het behandelteam niet meer te kunnen waarborgen. Dit heeft ertoe geleid dat de betrokkene op 24 augustus 2025 in voorlopige hechtenis is genomen. In de risicotaxatie worden het psychosociaal functioneren van de betrokkene, zijn houding en zijn middelengebruik als belangrijkste risicofactoren gezien. Het antisociale gedrag van de betrokkene wordt versterkt door zijn gebruik van cocaïne en MDMA. De betrokkene is de afgelopen periode meerdere malen teruggevallen in middelengebruik. Hij is hierover niet (altijd) open geweest tegenover de begeleiding. Ondanks meerdere interventies lukt het de betrokkene niet om zich te conformeren aan de tbs-maatregel met voorwaarden en blijft hij herhaaldelijk de voorwaarden overtreden. De reclassering is van mening dat de betrokkene overvraagd wordt binnen de huidige maatregel. Er is sprake van een patroon waarbij het verval in middelengebruik en het overtreden van de afdelingsregels centraal staan. Dat kon ondanks ingezette interventies niet worden doorbroken binnen het kader van de tbs-maatregel met voorwaarden. Een nieuwe opname in een hoger beveiligde kliniek binnen het huidige tbs-kader biedt volgens de reclassering geen soelaas. De reclassering ziet op dit moment namelijk geen mogelijkheden voor gedragsverandering en risicobeperking in het huidige tbs-kader. De reclassering adviseert daarom omzetting in een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege.

De deskundige heeft bovengenoemd advies op de zitting onderschreven. Hij heeft toegelicht dat de betrokkene tijdens de huidige tbs-maatregel verschillende kansen heeft gekregen om behandelingen te laten slagen. Bij het toekennen van die kansen heeft de reclassering rekening gehouden met het feit dat tijdens de eerste behandelpogingen een verkeerde diagnose was gesteld en de betrokkene niet op de juiste medicatie was ingesteld. Ook heeft de reclassering er rekening mee gehouden dat de betrokkene dit jaar een moeilijke periode heeft doorgemaakt door persoonlijke verliezen. Ondanks de kansen die de betrokkene kreeg, bleef hij overtredingen begaan, waarbij de risico’s opliepen van gemiddeld tot hoog. De betrokkene bleek steeds niet in staat zijn gedrag te veranderen. De deskundige verwacht dat als de betrokkene opnieuw een kans binnen het huidige tbs-kader wordt gegeven, dit niet zal veranderen. De verwachting is dat de betrokkene weer zal worden overvraagd en ook die behandelpoging wegens gebrek aan copingcapaciteiten voortijdig negatief zal worden beëindigd. Ook de kliniek acht de slagingskans van een nieuwe behandelpoging binnen hetzelfde tbs-kader minimaal. Om die reden heeft de reclassering omzetting in dwangverpleging geadviseerd.

3 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering en geconcludeerd tot het alsnog bevelen van de dwangverpleging.

4 Het standpunt van de betrokkene

De betrokkene en zijn raadsman hebben primair afwijzing van de vordering bepleit. De raadsman acht toewijzing van de vordering van de officier van justitie niet opportuun. Het huidige tbs-kader biedt volgens de raadsman nog steeds voldoende ruimte en mogelijkheden voor de behandeling van de hardnekkige verslavingsproblematiek van de betrokkene. Dat geldt vooral nu de betrokkene een indicatie heeft en op de wachtlijst staat voor een plek in forensische verslavingskliniek Piet Roorda. Subsidiair is bepleit de beslissing op de vordering aan te houden in afwachting van de rapportages van de onafhankelijke gedragsdeskundigen, die later dit jaar zullen rapporteren over de verlenging van de tbs-maatregel en ook over de omzetting zouden kunnen rapporteren en adviseren.

5 De beoordeling

Artikel 6:6:10, eerste lid, aanhef en onder e, Sv bepaalt dat de rechtbank kan bevelen dat een terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, als de gestelde voorwaarden niet worden nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dat eist. De rechtbank moet daarbij afwegen, onder andere in het licht van de proportionaliteit, of omzetting noodzakelijk is. De rechtbank overweegt hierover het volgende.

Aan de betrokkene is bij vonnis van 14 oktober 2019 de tbs-maatregel opgelegd omdat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dat eiste. Daarbij was de inschatting dat de kans op herhaling in voldoende mate kon worden ingeperkt met het stellen van voorwaarden. Reeds vanaf de start van de tbs-maatregel van de betrokkene heeft hij diverse overtredingen van de voorwaarden begaan, wat ervoor heeft gezorgd dat diverse behandelpogingen negatief zijn beëindigd en de betrokkene steeds voor een nieuwe behandelpoging in een nieuwe kliniek werd geplaatst. In november 2023 heeft de reclassering daarom omzetting van de huidige tbs-maatregel in een tbs-maatregel met dwangverpleging geadviseerd. De door het Openbaar Ministerie hiertoe ingediende vordering is door de rechtbank in januari 2024 afgewezen. Ten tijde van deze afwijzende beslissing bestond bij alle partijen en de rechtbank de verwachting dat de betrokkene tijdens een langer durende behandeling binnen een meer beveiligde kliniek zou kunnen toewerken naar gedragsverandering, het doorbreken van patronen en recidivebeperking. Dit is helaas niet uitgekomen. Na meerdere overtredingen van de voorwaarden in de periode van oktober 2024 tot eind juli 2025, waaronder regels van de kliniek en het middelenverbod, is de behandeling van betrokkene eind juli 2025 voortijdig negatief beëindigd. In afwachting van een laatste kans op behandeling in de forensische verslavingskliniek Piet Roorda in Zutphen, heeft de betrokkene eind augustus 2025 door dreigend gedrag en door het binnensmokkelen van drugs een onveilige situatie veroorzaakt op de afdeling waar hij verbleef. Als gevolg hiervan is hij gedetineerd en kan hij niet meer terugkeren naar de kliniek. De rechtbank constateert dat de betrokkene, na meerdere waarschuwingen en kansen, in de afgelopen periode opnieuw meermaals de voorwaarden van zijn tbs-maatregel heeft overtreden.

Uit het advies van de reclassering komt dan ook naar voren dat de kans op herhaling nog steeds hoog wordt ingeschat als het gaat om algemene recidive en gemiddeld-hoog als het gaat om recidive in een geweldsdelict. De noodzakelijk geachte klinische behandeling om de kans op herhaling te beperken is niet van de grond gekomen. Het is niet gelukt om gedragsverandering bij de betrokkene te bewerkstelligen. De verwachting van de deskundige is dat dit bij voortzetting van de tbs-maatregel in de huidige vorm niet zal veranderen. Ook de forensische verslavingskliniek waar de betrokkene in het kader van een allerlaatste kans zou kunnen worden opgenomen, heeft na de voortijdige negatieve beëindiging in augustus 2025 te kennen gegeven dat de slagingskans van een nieuwe behandelpoging binnen het huidige tbs-kader zeer minimaal wordt geacht.

Omdat sprake is van hoge kans op herhaling, er slechts (zeer) beperkte vorderingen zijn gemaakt met de behandeling van zowel de persoonlijkheids- als de verslavingsproblematiek van de betrokkene en gebleken is dat het niet mogelijk is om vorm te geven aan de noodzakelijke klinische behandeling binnen het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden, acht de rechtbank het noodzakelijk om alsnog de dwangverpleging van de betrokkene te bevelen.

De rechtbank realiseert zich dat de noodzakelijke behandeling van de betrokkene na deze beslissing voorlopig niet zal starten, gelet op de wachttijden voor een behandelplek in de tbs die in sommige gevallen kunnen oplopen tot meer dan anderhalf jaar. De officier van justitie heeft op de zitting bevestigd dat de betrokkene daardoor vermoedelijk nog lange tijd als ‘passant’ in een huis van bewaring zal moeten verblijven. Het is de rechtbank bekend dat daar niet of nauwelijks behandeling plaatsvindt. Dat de betrokkene zo lang op een behandelplek zal moeten wachten, vindt de rechtbank zeer zorgelijk en zeer onwenselijk. Het is belangrijk dat een tbs-maatregel daadwerkelijk en zonder lange wachttijd kan worden geëffectueerd. Daarvoor hebben gerechten eerder al aandacht gevraagd. De rechtbank begrijpt dat het vooruitzicht van de stagnatie van het behandeltraject, terwijl hij als passant in detentie wacht, veel vergt van de betrokkene, uitzichtloos kan voelen en tot frustraties kan leiden. Toch is die lange wachttijd voor de rechtbank op zichzelf geen reden om af te zien van een omzettingsbeslissing, gelet op de aard van de passanten-problematiek afgezet tegen de behandelgeschiedenis van de betrokkene. Het is aan de politiek om een oplossing te vinden voor de passanten-problematiek.

De rechtbank ziet, gelet op alles wat hiervoor is overwogen, geen andere mogelijkheid dan de tbs-maatregel met voorwaarden om te zetten in een tbs-maatregel met dwangverpleging. Het subsidiair gedane verzoek van de raadsman om deze beslissing aan te houden wordt afgewezen. De rechtbank acht zich namelijk voldoende voorgelicht en ziet daarom geen aanleiding om de bevindingen van de onafhankelijke gedragsdeskundigen af te wachten.

6 De beslissing

De rechtbank:

wijst toe de vordering van de officier van justitie tot omzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege;

beveeltdat de betrokkene alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Deze beslissing is gewezen door mr. M.S. Neervoort, voorzitter, mr. M.C.J. Lommen en mr. A. Talmricht, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P.H. Boersma, en uitgesproken op de openbare zitting van 7 oktober 2025.