ECLI:NL:RBNHO:2024:1168 - Rechtbank Noord-Holland - 22 januari 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Familie en Jeugd Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/347595 / JU RK 23-2027 Datum uitspraak: 23 januari 2024
beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, gevestigd te Alkmaar, hierna te noemen de GI,
over
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder], hierna te noemen de moeder, wonende in [plaats] .
1 Het verloop van de procedure
1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
-
het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 28 december 2023;
-
de e-mail van de moeder van 12 januari 2024.
1.2. De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 januari 2024. Daarbij was aanwezig: namens de GI, [vertegenwoordiger van de GI] .
De moeder heeft op 12 januari 2024 per e-mail laten weten dat zij niet naar de mondelinge behandeling kan komen, omdat zij op dat tijdstip een belangrijke afspraak heeft voor haar oudste zoon [oudste zoon] . De moeder voelt zich door [vertegenwoordiger van de GI] voldoende vertegenwoordigd ter zitting.
1.3. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn, gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken aan de kinderrechter, maar zij hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
1.4. De kinderrechter heeft na sluiting van de zitting direct mondeling uitspraak gedaan. 2. De feiten
2.1. De vader van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is [de vader] . Op 27 januari 2021 is het gezamenlijk gezag beëindigd en is de moeder alleen belast met het gezag over de kinderen.
2.2. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3. Bij beschikking van de kinderrechter van 25 januari 2023 zijn [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 25 januari 2024.
3 Het verzoek
3.1. De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar.
3.2. De GI heeft het verzoek als volgt onderbouwd. De ontwikkelingsbedreigingen die hebben geleid tot de ondertoezichtstelling op 25 januari 2023 zijn nog steeds aanwezig. De zorgen daarin zijn zelfs groter geworden.
[de minderjarige 1] ondervond dusdanig veel hinder en onveiligheid door zijn broer [oudste zoon] dat hij heeft aangegeven dat hij in een pleeggezin wil wonen. In het afgelopen schooljaar wordt gezien dat het minder gaat met [de minderjarige 1] . Hij is minder vrolijk, komt met regelmaat vaker te laat en de laatste twee weken voor de kerstvakantie was hij helemaal afwezig van school.
[de minderjarige 2] lijkt partij gekozen te hebben voor zijn oudere broer [oudste zoon] en hij gaat het gedrag van [oudste zoon] nabootsen. Vanuit school wordt ook een verandering in de houding van [de minderjarige 2] gezien. Zo is hij opstandiger in zijn uitlatingen. Ook de moeder ziet dat [de minderjarige 2] hierin een verandering doormaakt en hij lijkt zijn grote broer als voorbeeld te zien.
Op 22 december 2023 is de oudere broer [oudste zoon] uit huis geplaatst. De GI hoopt dat hiermee de spanning wegvalt en dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] rust en veiligheid vinden thuis. De problematiek van [oudste zoon] is zo voorliggend geweest waardoor [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en de moeder ondergesneeuwd zijn. De kinderen hebben jaren in spanning geleefd. Gezien wordt dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] na de uithuisplaatsing van [oudste zoon] nu zelf meer de grenzen bij de moeder opzoeken. Er is ambulante hulp ingezet ter ondersteuning van de moeder, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
Verder wil Youz nu starten met traumabehandeling en het stuk met betrekking tot vermeend seksueel misbruik van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , gepleegd door [oudste zoon] . In het verleden zijn er meldingen door [de minderjarige 2] gedaan met betrekking tot vermeend seksueel misbruik. De traumabehandeling kon eerder niet opgestart worden vanwege de onveilige thuissituatie. Met de recente uithuisplaatsing van [oudste zoon] lijkt hierin een kentering mogelijk.
Nu de thuissituatie rustiger is geworden kan iedereen weer in zijn kracht komen te staan. Het is belangrijk dat [de minderjarige 1] weer naar school gaat en zijn huiswerk maakt, waar hij voorheen niet aan toe kwam. De GI acht het inzetten van traumatherapie op het stuk seksueel misbruik noodzakelijk, daar komt ook bij dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] door alle spanningen thuis een trauma hebben opgelopen. Daarnaast acht de GI inzet van ambulante hulp thuis in het gezin noodzakelijk om het systeem te observeren, maar ook om de opvoedkwaliteiten van moeder in beeld te brengen en om haar te ondersteunen. Ambulante hulp wordt ook ingezet om een beter zicht op [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verkrijgen.
4 De standpunten
4.1. De moeder heeft per e-mail van 12 januari 2024 aan de rechtbank bericht dat zij achter de verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] staat.
4.2. De mening van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is niet bekend bij de kinderrechter, aangezien zij niet op gesprek gekomen zijn. In het verzoekschrift van de GI staat dat [de minderjarige 1] het eens is met het verzoek. Er staat geen informatie over de mening van [de minderjarige 2] in het verzoekschrift.
5 De beoordeling
5.1. Door de omstandigheid dat de moeder, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] burgers zijn van de Bondsrepubliek Duitsland, moet eerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek van de GI. Aangezien de gewone verblijfplaats van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in Nederland is, is de rechter bevoegd om op het verzoek te beslissen.
5.2. Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
5.3. De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn als volgt. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn in de afgelopen jaren opgegroeid in een onveilige thuissituatie. Er was thuis veel spanning, voornamelijk door de aanwezigheid van de oudere broer [oudste zoon] . Hij had veel conflicten en strijd met de moeder, waarvan [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] getuigen waren. De moeder was hierdoor onvoldoende in staat om een stabiele thuissituatie te bieden aan [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Dit had tot gevolg dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zich onvoldoende konden concentreren op hun eigen ontwikkelingstaken, zoals hun school. Sinds december 2023 is deze situatie veranderd doordat [oudste zoon] uit huis geplaatst is. De GI hoopt dat met deze maatregel er meer rust kan komen voor de moeder en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Op dit moment wordt echter gezien dat de kinderen onwennig zijn in deze nieuwe situatie en zelf grenzen aan het opzoeken zijn. Het is belangrijk dat de hulpverlening voor de moeder en de kinderen nu is opgestart. Alhoewel de moeder goed meewerkt aan de hulpverlening en goed in contact is met de GI, acht de kinderrechter het van belang dat de moeder en de kinderen nog langer worden ondersteund door de GI.
5.4. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW). In de komende periode is het van belang dat de ambulante hulp voor de moeder en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wordt voortgezet. Daarnaast gaan [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] starten met traumabehandeling van YOUZ en krijgen zij begeleiding met betrekking tot het door hen benoemde seksueel misbruik. Het is belangrijk dat zij alle rust en ruimte krijgen om deze traumabehandeling voort te zetten. 6. De beslissing De kinderrechter:
6.1. verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] van 25 januari 2024 tot 25 januari 2025;
6.2. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
-
door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
-
door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te [gemeente] .
Op grond van artikel 10:113 van het Burgerlijk Wetboek jo. artikel 7 Brussel II ter.
Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996.