ECLI:NL:RBMNE:2025:5261 - Rechtbank Midden-Nederland - 8 oktober 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Strafrecht
Zittingsplaats: Lelystad
Parketnummer: 16.201065.24 Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 8 oktober 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] , geboren op [2000] in [geboorteplaats] , ingeschreven op het adres [adres] , [postcode] [plaats] , hierna te noemen: de verdachte.
1 Zitting
De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 24 september 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
2 Tenlastelegging
De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
feit 1: op 1 juli 2023 te Urk als bestuurder van een auto roekeloos of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gereden waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden (een botsing met een tegemoetkomende auto), waardoor drie andere personen ( [C] , [A] en [B] ) zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen;
feit 2: de gedragingen die de verdachte onder feit 1 worden verweten, zijn onder feit 2 eveneens opgenomen als een overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage I bij dit vonnis.
3 Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte de feiten 1 en 2 heeft gepleegd.
3.2. Standpunt van de verdediging De verdediging verzoekt de rechtbank om de verdachte gedeeltelijk vrij te spreken van feit 1. Niet kan worden bewezen dat het verkeersongeval is veroorzaakt door roekeloos rijgedrag van de verdachte. Voor het overige heeft de verdediging geen bewijsverweren gevoerd ten aanzien van feit 1. Ten aanzien van feit 2 is bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging worden - voor zover van belang voor de beoordeling - hierna besproken onder paragraaf 3.3.
3.3. Oordeel van de rechtbank
3.3.1. Bewijsmiddelen feiten 1 en 2 De bewezenverklaring is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen. Dit verkorte vonnis bevat geen bewijsmiddelen. Als hoger beroep wordt ingesteld, zal het vonnis worden aangevuld met een bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.
3.3.2. Bewijsoverwegingen
Feiten en omstandigheden die uit de gebruikte bewijsmiddelen volgen De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen onder meer de volgende feiten en omstandigheden vast:
Verkeersongeval aan de verdachte te wijten Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte zich als bestuurder van een motorvoertuig zodanig op de weg heeft gedragen dat aan zijn schuld is te wijten dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Het verkeersongeval is dan ook redelijkerwijs aan de verdachte toe te rekenen. Over de vraag of het aan de schuld van de verdachte te wijten is dat het verkeersongeval plaatsvond, bestaat tussen de officier van justitie en de verdediging ook geen discussie. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is welke mate van schuld de verdachte aan dat verkeersongeval had.
Mate van schuld van verdachte: roekeloosheid Bij de vaststelling van de mate waarin de verdachte schuld aan het ongeval heeft, wordt onderscheid gemaakt tussen aanmerkelijk onvoorzichtig/onoplettend, zeer onvoorzichtig/onoplettend en roekeloos rijgedrag, waarbij roekeloos rijgedrag de hoogste gradatie van schuld betreft. De wetgever heeft aan roekeloos rijgedrag een hoger strafmaximum verbonden.
Van roekeloosheid is sprake indien zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen en dat de verdachte zich hiervan bewust was of had moeten zijn. Met de inwerkingtreding van de “Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten” heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen uitbreiden. Aan artikel 175 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) is toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag ook als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW 1994 kan worden aangemerkt.
Indien het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW 1994, dan is sprake van roekeloos rijgedrag. De rechtbank zal nu uitleggen waarom sprake is van overtreding van art. 5a WVW 1995, zoals dat onder 2 ten laste is gelegd, en dat dit roekeloos rijgedrag oplevert als bedoeld in artikel 6 WVW 1994 (zoals onder 1 ten laste is gelegd).
Overtreding artikel 5a WVW 1994 Voor de beantwoording van de vraag of bewezen kan worden dat de verdachte artikel 5a WVW 1994 heeft overtreden, moet worden beoordeeld of 1) de verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, 2) hij dat opzettelijk heeft gedaan, en 3) daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
1) Ernstige schending van de verkeersregels De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan in artikel 5a WVW 1994 genoemde verkeersgedragingen, te weten het meermalen gedurende die rit overschrijden van de krachtens de wet vastgestelde maximumsnelheid (artikel 5a, lid 1, onder g WVW 1994). De verdachte accelereerde op meerdere momenten over korte afstand tot hoge snelheden die (ruim) boven de aldaar toegestane maximumsnelheid lagen. Als gevolg van een dergelijke acceleratie is de verdachte – kennelijk – de macht over het voertuig verloren en heeft hij een (dubbele) doorgetrokken streep gepasseerd en is hij op de rijbaan van het tegemoetkomende verkeer terecht gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte de verkeersregels in ernstige mate geschonden. Bij die beoordeling acht de rechtbank in de eerste plaats relevant dat in dit geval sprake is van een aanzienlijke snelheidsoverschrijding op een weg met tegemoetkomend verkeer, waarbij die weg voor het tegemoetkomende verkeer direct grenst aan de rijbaan waarop de verdachte reed. Ook bevond zich op deze plek een flauwe bocht in de weg. Op het moment van de botsing reed de verdachte ongeveer 34 km/u te hard.
2) Opzet Het opzet van de verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden daarvan. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat het meermalen gedurende die rit rijden met een veel te hoge snelheid niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Dat de verdachte dit opzettelijk deed, blijkt ook uit zijn eigen verklaring. De verdachte heeft onder meer verklaard dat hij tijdens die rit meerdere keren heeft geaccelereerd om aan zijn bijrijder te laten zien wat de McLaren kon. Tijdens het accelereren op de Domineesweg raakte hij in een slip, kwam op de rijbaan voor het tegemoetkomend verkeer terecht en botste op de auto die hem tegemoet kwam rijden. De verdachte heeft verder -desgevraagd- verklaard dat het een kick gaf flink gas te geven in deze auto en dat dit verleidelijk was om te doen. Daarnaast heeft hij verklaard dat je wel bewust moet omgaan met deze auto in de regen. Het natte wegdek van die dag had grote impact, aldus verdachte.
Dat de verdachte gedurende die autorit meermalen bewust gas gaf en accelereerde, was ook diverse getuigen opgevallen. Getuige [C] , die naast de verdachte in de auto zat, heeft daar onder meer over verklaard, zakelijk weergegeven: ‘verdachte gaf een paar keer flink gas, ik voelde dat de auto dan trilde, alsof de auto zijn vermogen niet kwijt kon. We hadden het er nog wel over dat de auto weinig grip had. De verdachte zei dat het nat weer was en dat het een beetje lastig was om goede grip te krijgen.’
Getuige [getuige 1] reed achter de verdachte en zag de verdachte rijden naar de weg waar uiteindelijk het ongeval heeft plaatsgevonden. Deze getuige zag dat de verdachte meermalen een gat liet vallen met zijn voorligger en daarna vol gas gaf en bij deze getuige vandaan reed. Dit was volgens deze getuige onverantwoord vanwege de regen en het natte wegdek.
Getuige [getuige 2] was werkzaam op de visafslag, vlakbij de plaats van het ongeval. Hem viel een heel hoog motorgeluid op, alsof een auto heel veel toeren maakte. Het klonk als een sportauto die zijn gas even aan het intrappen was. De getuige zag dat de blauwe sportauto in de flauwe bocht van de Domineesweg reed en de getuige hoorde dat hij nog steeds gas bij gaf. Vervolgens botste deze auto, net na die flauwe bocht, tegen een andere auto aan.
De omstandigheden waaronder de verdachte deze gedragingen gedurende die autorit verrichtte, spelen een belangrijke rol: het was regenachtig weer en het wegdek was nat. De verdachte wist dat hij zijn rijgedrag daarop aan moest passen en merkte dat bovendien toen hij op eerdere momenten al flink gas had gegeven en had geaccelereerd gedurende die autorit. Hij heeft zich hierover immers tegen zijn bijrijder uitgelaten. Deze wetenschap heeft hem er echter niet van weerhouden om ook op de Domineesweg flink gas te geven en te accelereren. Deze gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden uitgelegd dan dat de verdachte daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij daarmee die verkeersregels ernstig schond. Hij heeft daarbij bewust het risico genomen dat hij de controle over het voertuig zou verliezen, met alle gevolgen van dien. Bovendien kende hij de weg – hij reed daar vaker – en hij wist dat het een weg betrof met tegemoetkomend verkeer. Dit heeft er echter niet toe geleid dat de verdachte zijn rijgedrag gedurende die autorit heeft aangepast.
3) Gevaar te duchten Voor het vaststellen dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het vertonen van het hiervoor beschreven verkeersgedrag. Te meer nu de gedragingen plaatsvonden op een weg met tegemoetkomend verkeer en op een tijdstip dat er ook andere verkeersdeelnemers waren.
Conclusie: bewezenverklaring feit 1 en feit 2 Het voorgaande betekent dat het verkeersgedrag van de verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee is de schuldgradatie van roekeloosheid, gelet op wat is bepaald in artikel 175, tweede lid, WVW 1994, eveneens gegeven. Dit betekent dat de rechtbank zowel feit 1 als feit 2 bewezen acht, zoals hierna onder 4 is omschreven.
4 Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
1.
op 1 juli 2023 te Urk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Urkerweg en de Meep en de Domineesweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
- meermalen te accelereren tot boven de ter plaatse geldende maximaal toegestane snelheid en
- met een snelheid van ongeveer 104 kilometer per uur, een veel hogere snelheid dan de toegestane maximum snelheid van 70 kilometer per uur, te rijden, en
- niet voortdurend de controle over zijn motorrijtuig te houden, en vervolgens
- in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een dubbele doorgetrokken streep te overschrijden, en vervolgens
- zich met het motorrijtuig geheel of gedeeltelijk links van die dubbele doorgetrokken streep - welke streep op de weg was aangebracht tussen de rijbanen/ weggedeelten, met verkeer in beide richtingen - te bevinden, en vervolgens
- geheel rijdend op die/dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan/weggedeelte van de weg te botsen tegen een op die rijbaan tegemoetkomend/naderend motorrijtuig, waardoor anderen, genaamd [C] en [A] en [B] , zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, te weten
- ten aanzien van die [C] : een breuk van het heiligbeen, sacraal wortelletsel en een caudalaesie, en
- ten aanzien van die [A] : miltletsel, ribfracturen, een sternumfractuur en wervelletsel, en
- ten aanzien van die [B] : een fractuur van het borstbeen;
feit 2
op 1 juli 2023 te Urk, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Urkerweg en de Meep en de Domineesweg, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- meermalen te accelereren tot boven de ter plaatse geldende maximaal toegestane snelheid, en
- met een snelheid van ongeveer 104 kilometer per uur, een veel hogere snelheid dan de toegestane maximum snelheid van 70 kilometer per uur, te rijden, en vervolgens
- niet voortdurend de controle over zijn motorrijtuig te houden, en vervolgens
- in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een dubbele doorgetrokken streep te overschrijden, en vervolgens
- zich met het motorrijtuig geheel of gedeeltelijk links van die dubbele doorgetrokken streep - welke streep op de weg was aangebracht tussen de rijbanen/weggedeelten, met verkeer in beide richtingen - te bevinden, en/of (vervolgens)
- rijdend op die/dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan/weggedeelte van de weg te botsen tegen een op die rijbaan tegemoetkomend/naderend motorrijtuig,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten, voor zover die in de tekst van de beschuldiging voorkomen, zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.
5 Kwalificatie en strafbaarheid
5.1. Kwalificatie De bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
De eendaadse samenloop van:
1: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd
en
2: overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.
5.2. Strafbaarheid feiten en verdachte De feiten en de verdachte zijn strafbaar.
6 Straf
6.1. Vordering van de officier van justitie De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
-
een gevangenisstraf van twee weken geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
-
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen (rijontzegging) van 3 jaar.
6.2. Standpunt van de verdediging De verdediging heeft verzocht om aan de verdachte een taakstraf op te leggen en een geheel voorwaardelijke rijontzegging. De verdediging heeft diverse (persoonlijke) omstandigheden naar voren gebracht die volgens de verdediging een dergelijke afdoening rechtvaardigen.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Ernst en omstandigheden van de feiten De verdachte heeft op 1 juli 2023 te Urk als bestuurder van een zeer snelle sportauto – een McLaren – de verkeersregels in ernstige mate geschonden en roekeloos gereden. Gedurende een autorit van zo’n tien minuten heeft hij meermalen hard opgetrokken tot (ver) boven de aldaar toegestane snelheid, omdat hij aan zijn passagier wilde laten zien waartoe deze auto in staat was. Ondanks dat hij merkte dat hij door het natte wegdek (vanwege het regenachtige weer) minder grip had, bleef hij dit gevaarlijke gedrag herhalen. Dit heeft ertoe geleid dat hij, tijdens het accelereren in een flauwe bocht op de Domineesweg te Urk, de controle over de auto kwijt raakte. De verdachte kwam op de andere weghelft terecht en met een snelheid van ongeveer 104 km/u (waar een maximumsnelheid van 70 km/u is toegestaan) is hij in botsing gekomen met een tegemoetkomende auto.
De gevolgen van dit door de verdachte veroorzaakte verkeersongeval zijn, meer dan twee jaar na dato, nog steeds groot. Het letsel dat de bijrijder van de verdachte en de twee inzittenden van de tegemoetkomende personenauto hebben opgelopen, is zeer ernstig. Zij zijn na het ongeval allemaal direct overgebracht naar het ziekenhuis. Nu, ruim twee jaar na het verkeersongeval, is duidelijk hoe dit in hun levens en de levens van verschillende mensen in hun omgeving, heeft ingegrepen. Alle slachtoffers hebben gebruik gemaakt van het spreekrecht om tot uitdrukking te brengen wat de gevolgen voor hen en hun omgeving zijn geweest. De echtgenote van [A] , de dochter van dhr. [B] en de vader van dhr. [C] hebben de verklaring van hun echtgenoot, vader dan wel zoon voorgelezen, omdat zij het zelf te belastend vonden om bij de zitting aanwezig te zijn, dan wel hun verklaring zelf voor te dragen. Het fysieke, deels blijvende letsel, maar ook schade die mentaal is geleden werd op de zitting duidelijk naar voren gebracht. De slachtoffers hebben beschreven hoe hun leven voorgoed is veranderd.
Door te handelen zoals bewezen is verklaard heeft de verdachte zeer onverantwoord gedrag vertoond en de verkeersveiligheid op onacceptabele wijze in gevaar gebracht.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook acht geslagen op:
-
het strafblad van de verdachte van 4 maart 2025. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld;
-
een reclasseringsadvies van 28 maart 2025, uitgebracht door [instelling] . De reclassering schat het risico op herhaling laag. Geadviseerd wordt het volwassenstrafrecht toe te passen en een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Strafkader De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank van oordeel is dat die eis geen recht doet aan de ernst van het feit en aan de gevolgen die het voor de slachtoffers heeft gehad. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot de op te leggen straffen komt. Om in vergelijkbare zaken zoveel mogelijk gelijk te straffen, werken strafrechters met landelijke oriëntatiepunten die gebruikt kunnen worden als vertrekpunt van denken bij de op te leggen straf. Deze zijn gebaseerd op opgelegde straffen in andere, vergelijkbare zaken. Er zijn geen oriëntatiepunten voor overtreding van artikel 6 WVW 1994 waarbij sprake is van roekeloosheid. Mede door de koppeling met het op 1 januari 2020 ingevoerde artikel 5a WVW1994, kan roekeloosheid zich in veel vormen en gradaties voordoen. Het oriëntatiepunt voor meerderjarigen voor ‘ernstige schuld’ (met zwaar lichamelijk letsel) is een taakstraf van 160 uur en een rijontzegging van 1 jaar. Bij de gradatie ‘zeer hoge mate van schuld’ (en zwaar lichamelijk letsel) is het oriëntatiepunt een gevangenisstraf van 4 maanden onvoorwaardelijk en een rijontzegging van 2 jaar.
Hoewel aansluiting gezocht kan worden bij het oriëntatiepunt ‘zeer hoge mate van schuld’, ziet de rechtbank in diverse omstandigheden aanleiding om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Die omstandigheden betreffen de jonge leeftijd van de verdachte ten tijde van het feit, het forse letsel dat hij zelf door het ongeval heeft opgelopen, dat er inmiddels ruim twee jaar zijn verstreken sinds het plegen van het feit en dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Wel moet van de straf vergelding uitgaan voor het leed dat de slachtoffers hebben geleden. Om die reden zal de rechtbank naast een voorwaardelijke gevangenisstraf ook een taakstraf opleggen. Bovendien moet de straf eraan bijdragen dat de verdachte zich niet nogmaals zo op de weg gedraagt als destijds. De rechtbank vindt daarvoor een langdurige, deels voorwaardelijke, ontzegging van de rijbevoegdheid passend en geboden. In hetgeen door de verdediging is aangevoerd over de noodzaak van het rijbewijs voor de verdachte, ziet de rechtbank geen aanleiding om een rijontzegging in geheel voorwaardelijke vorm op te leggen. De rechtbank komt al met al tot oplegging van de volgende straffen en bijkomende straf:
7 Toegepaste wetsartikelen
De opgelegde straffen zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
8 De beslissing
De rechtbank:
bewezenverklaring
-
verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1 en 2 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 4 is omschreven;
-
verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 5.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
oplegging straf
-
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van 180 uren;
-
beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis;
-
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden;
-
bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
-
stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
-
als voorwaarde geldt dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn, voorzitter, mrs. H.J. van Woudenberg en G.H. Marcus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025.
De oudste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 24 september 2025, ten laste gelegd dat:
feit 1 hij op of omstreeks 1 juli 2023 te Urk, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Urkerweg en/of de Meep en/of de Domineesweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,- een of meermalen te accelereren tot boven de ter plaatse geldende maximaal toegestane snelheid, en/of- met een snelheid van ongeveer 104 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid, te rijden dan de toegestane maximum snelheid van 70 kilometer per uur, en/of (vervolgens)- niet voortdurend de controle over zijn motorrijtuig te houden, en/of (vervolgens)- (in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels enverkeerstekens 1990) een dubbele doorgetrokken streep te overschrijden, en/of(vervolgens)- zich met het motorrijtuig geheel of gedeeltelijk links van die dubbele doorgetrokken streep - welke streep op de weg was aangebracht tussen de rijbanen/weggedeelten, met verkeer in beide richtingen - te bevinden, en/of (vervolgens)- geheel of gedeeltelijk rijdend op die/dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan/weggedeelte van de weg te botsen of aan te rijden op/tegen een op die rijbaan tegemoetkomend/naderend motorrijtuig, waardoor een of meer anderen (genaamd [C] en/of [A] en/of [B] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten- ten aanzien van die [C] : een breuk van het heiligbeen, sacraal wortelletsel en/of een caudalaesie, en/of- ten aanzien van die [A] : miltletsel, ribfracturen, een sternumfractuur en/of wervelletsel, en/of- ten aanzien van die [B] : een fractuur van het borstbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
feit 2 hij op of omstreeks 1 juli 2023 te Urk, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Urkerweg en/of de Meep en/of de Domineesweg, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door- een of meermalen te accelereren tot boven de ter plaatse geldende maximaal toegestane snelheid, en/of- met een snelheid van ongeveer 104 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid, te rijden dan de toegestane maximum snelheid van 70 kilometer per uur, en/of (vervolgens)- niet voortdurend de controle over zijn motorrijtuig te houden, en/of (vervolgens)- (in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) een dubbele doorgetrokken streep te overschrijden, en/of (vervolgens)- zich met het motorrijtuig geheel of gedeeltelijk links van die dubbele doorgetrokken streep - welke streep op de weg was aangebracht tussen de rijbanen/weggedeelten, met verkeer in beide richtingen - te bevinden, en/of (vervolgens)- geheel of gedeeltelijk rijdend op die/dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan/weggedeelte van de weg te botsen of aan te rijden op/tegen een op die rijbaan tegemoetkomend/naderend motorrijtuig,door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was.