Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:4723 - Rechtbank Midden-Nederland - 27 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2025:472327 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Strafrecht Zittingsplaats Lelystad

Parketnummer: 16.277619-24 (ontneming) (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 27 augustus 2025

op de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in de zaak tegen

[veroordeelde] , geboren op [2001] te [geboorteplaats] , gedetineerd in de [verblijfplaats] , hierna te noemen: [veroordeelde] .

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 13 augustus 2025. Op de terechtzitting zijn gehoord officier van justitie mr. D.E. Hooydonk en [veroordeelde] en zijn raadsvrouw, mr. T.S.S. Overes, advocaat te Almere.

De rechtbank heeft kennisgenomen van:

  • de stukken behorende tot het dossier in de strafzaak met parketnummer 16.277619-24.

2 VORDERING

Bij vordering van 17 juli 2025 heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en aan [veroordeelde] de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van dit voordeel, welk voordeel wordt geschat op een bedrag van € 1.680,75. Op de terechtzitting van 13 augustus 2025 heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de vordering.

3 BEOORDELING

3.1 De grondslag van de vordering

De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft [veroordeelde] bij vonnis van 27 augustus 2025 veroordeeld. Bij dit vonnis is onder meer bewezen verklaard dat [veroordeelde] :

Feit 3 primairop 8 oktober 2024 in [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht bij een woning aan de [adres] door (zwaar) vuurwerk bij de voordeur van voornoemde woning te plaatsen en te ontsteken en tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemde woning en goederen in die woning en in de directe omgeving van die woning te duchten was;

Feit 4 primairop 10 oktober 2024 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door (zwaar) vuurwerk onder/bij een politievoertuig (geparkeerd op de Steentijdsingel) te leggen en te ontsteken en tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat politievoertuig en in de omgeving van het politievoertuig geparkeerde voertuigen te duchten was. Beide feiten zijn gekwalificeerd als: medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

Dat [veroordeelde] zich schuldig heeft gemaakt aan deze gedragingen blijkt uit de in het vonnis van 27 augustus 2025 opgenomen bewezenverklaring (zoals hiervoor weergegeven) en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen en -overwegingen.

Op grond van de stukken van het voorbereidend onderzoek en hetgeen op de terechtzitting van 13 augustus 2025 naar voren is gebracht, is voldoende aannemelijk geworden dat [veroordeelde] wederrechtelijk voordeel heeft genoten door middel van en/of uit de baten van voornoemde gedragingen waarvoor hij bij vonnis van 27 augustus 2025 is veroordeeld.

De grondslag voor de ontnemingsvordering is de veroordeling van [veroordeelde] voor voornoemde strafbare feiten bij vonnis van 27 augustus 2025. Voor de ontnemingsvordering betekent dit dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden gelet op voordeel afkomstig uit de strafbare feiten die [veroordeelde] heeft begaan (artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).

3.2 Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De rechtbank zal op grond van het bepaalde in het vijfde lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht het bedrag vaststellen waarop het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel uit de hiervoor genoemde feiten wordt geschat. Daarbij zal de rechtbank uitgaan van de uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen voortvloeiende – als aannemelijk aan te merken – gegevens.

Berekening van de officier van justitie De officier van justitie heeft de in het Rapport opgenomen berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 1.680,75 gevolgd. In deze berekening is het wederrechtelijk verkregen voordeel als volgt berekend:

Opbrengsten:

Totale opbrengst € 1.700,00

Kosten:

Totale opbrengst € 19,25 -/-

Wederechtelijk verkregen voordeel € 1.680,75

Standpunt van de verdediging De verdediging heeft gesteld dat aannemelijk is dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 1.680,75 is geweest.

Berekening van de rechtbank [1] De rechtbank heeft een schatting gemaakt van het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft daartoe een berekening gemaakt en het volgende overwogen.

Opbrengst [veroordeelde] heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij zowel voor de aanslag met een cobra op 8 oktober 2024 in Rotterdam als voor de aanslag met een cobra op 10 oktober 2024 in Den Haag een bedrag van € 850,00 heeft ontvangen.[2] [veroordeelde] heeft deze verklaring bij het onderzoek ter terechtzitting op 13 augustus 2025 herhaald.[3]

De rechtbank gaat uit van de verklaringen van [veroordeelde] . Gelet daarop kan de opbrengst worden berekend op € 1.700,00.

Kosten De rechtbank houdt rekening met (daadwerkelijk) door [veroordeelde] gemaakte kosten, voor zover die kosten niet zouden zijn gemaakt indien de bewezen verklaarde feiten op 8 oktober 2024 en 10 oktober 2024 niet zouden hebben plaatsgevonden en die kosten in directe relatie staan tot het begaan van die feiten.

[veroordeelde] heeft op voornoemde data met zijn Volkswagen Golf een medeverdachte opgehaald. Op 8 oktober 2024 heeft [veroordeelde] een mededader opgehaald in Zoetermeer[4] en is hij samen met deze mededader naar Rotterdam gereden om de aanslag te plegen.[5] Na het plegen van de aanslag heeft [veroordeelde] deze route in omgekeerde richting gereden. Op 10 oktober 2024 heeft [veroordeelde] een mededader opgehaald in Amsterdam[6] en is hij met deze mededader naar Den Haag gereden.[7] Na de aanslag is [veroordeelde] via Amsterdam teruggereden naar huis.

In het Rapport is de op 8 oktober 2024 afgelegde afstand berekend op 168,52 kilometers[8] en de op 10 oktober 2024 afgelegde afstand op 149,78 kilometer.[9]

Gelet op het (gecombineerde) verbruik van benzine en stroom van het type Volkswagen Golf van [veroordeelde] (zoals te vinden in openbare bronnen) en de gemiddelde pompprijs van benzine en stroomprijs per kWh in oktober 2024, zijn de door [veroordeelde] gemaakte kosten op 8 oktober 2024 berekend op € 10,19[10] en op 10 oktober 2024 op € 9,06.[11]

De rechtbank is van oordeel dat de door [veroordeelde] gemaakte kosten op juiste wijze zijn berekend en neemt deze berekening over. De totale kosten worden aldus berekend op € 19,25.

Wederrechtelijk verkregen voordeel

Gelet op het voorgaande berekent de rechtbank het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel als volgt:

Opbrengst € 1.700,00 Kosten € 19,25 -/-

Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel € 1.680,75

3.3 Op te leggen betalingsverplichting

De rechtbank zal aan [veroordeelde] de verplichting opleggen om ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat een bedrag te voldoen van € 1.680,75.

3.4 Gijzeling

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 36e, elfde lid, van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank bij het opleggen van de maatregel de duur van de gijzeling bepalen die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd.

4 TOEGEPAST WETSARTIKEL

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5 BESLISSING

De rechtbank:

  • stelt het bedrag waarop het door de [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 1.680,75 (zegge: zestienhonderdtachtig euro en vijfenzeventig cent);

  • legt [veroordeelde] de verplichting op tot betaling van € 1.680,75 aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;

  • bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 33 dagen.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. R.W. Nederveen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 augustus 2025. De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn (tenzij anders is vermeld) als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte Proces-verbaal Zaaksdossier zaak Goudsbloem*(Einddossier volledig)*van 27 februari 2025, genummerd MD2R024118-229, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 800. Deze nummering betreft de digitale paginanummering. De processen-verbaal waarnaar wordt verwezen, zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

Het in de wettelijke vorm opgemaakte Proces-verbaal van verhoor verdachte [veroordeelde] van

30 april 2025, onderzoek 30MAGENTIS / DH3R024090, BVH-nummer 2024327974, opgemaakt door [verbalisant] , brigadier van politie Midden-Nederland: pagina’s 3 en 5.

De verklaring van [veroordeelde] , afgelegd ter terechtzitting op 13 augustus 2025.

Pagina’s 623 en 625.

De verklaring van [veroordeelde] , afgelegd ter terechtzitting op 13 augustus 2025.

Pagina’s 708 en 711.

De verklaring van [veroordeelde] , afgelegd ter terechtzitting op 13 augustus 2025.

Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel: pagina 7.

Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel: pagina 8.

Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel: pagina’s 7 en 8.

Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel: pagina’s 8 en 9.


Voetnoten

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn (tenzij anders is vermeld) als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte Proces-verbaal Zaaksdossier zaak Goudsbloem*(Einddossier volledig)*van 27 februari 2025, genummerd MD2R024118-229, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 800. Deze nummering betreft de digitale paginanummering. De processen-verbaal waarnaar wordt verwezen, zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

Het in de wettelijke vorm opgemaakte Proces-verbaal van verhoor verdachte [veroordeelde] van30 april 2025, onderzoek 30MAGENTIS / DH3R024090, BVH-nummer 2024327974, opgemaakt door [verbalisant] , brigadier van politie Midden-Nederland: pagina’s 3 en 5.

De verklaring van [veroordeelde] , afgelegd ter terechtzitting op 13 augustus 2025.

Pagina’s 623 en 625.

De verklaring van [veroordeelde] , afgelegd ter terechtzitting op 13 augustus 2025.

Pagina’s 708 en 711.

De verklaring van [veroordeelde] , afgelegd ter terechtzitting op 13 augustus 2025.

Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel: pagina 7.

Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel: pagina 8.

Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel: pagina’s 7 en 8.

Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel: pagina’s 8 en 9.