Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:4144 - Rechtbank Midden-Nederland - 24 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2025:414424 juli 2025

Rechtsgebieden

Civiel RechtInsolventierecht

Uitspraak inhoud

Afdeling Civiel recht

Locatie Utrecht

zaaknummer: C/16/25/65 R uitspraakdatum: 24 juli 2025

Beschikking over het behouden van de activa

in de zaak van

de heer [schuldenaar] , geboren op [geboortedatum] 1970, te [geboorteplaats] , wonende [adres] , [postcode] [woonplaats] , hierna: schuldenaar.

1 De procedure

1.1. Bij vonnis van deze rechtbank van 13 maart 2025 is de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard op de schuldenaar. Bewindvoerder is [bewindvoerder] . Rechter-commissaris is mr. G. Konings.

1.2. De beschermingsbewindvoerder heeft, namens de schuldenaar, op 16 april 2025 verzocht om de gelden op de beheerrekening niet over te maken aan de boedel van de WSNP. De WSNP-bewindvoerder heeft dit verzoek vervolgens voorgelegd aan de rechter-commissaris.

2 De beslissing

De rechter-commissaris:

2.1. In artikel 295 Fw is bepaald dat het vermogen van de schuldenaar bij de start van de WSNP in de boedel valt. De rechter-commissaris zal daar in dit geval van afwijken. Sinds 1 juli 2023 is de regeling van de WSNP veranderd waardoor (ex art. 349a lid 1 Fw) de ingangsdatum van de WSNP vastgesteld kan worden op de datum van de eerste aflossing in het minnelijke traject.[1]

2.2. Op 13 maart 2025 heeft de rechtbank bepaald dat de schuldenaar reeds gedurende zestien maanden heeft geleefd alsof de WSNP al van toepassing was. De rechtbank heeft aangeknoopt bij de startdatum van het minnelijk traject, te weten 14 november 2023. Dit is van belang voor het vaststellen van het vermogen.

2.3. Op 14 november 2023 was het vermogen € 9.594,29. Dit bedrag, minus een bedrag gelijk aan één keer het VTLB van destijds, moet aan de boedel worden afgedragen, zoals dat ook het geval zou zijn als het wettelijk schuldsaneringstraject op 14 november 2023 zou zijn gestart. Het bedrag dat afgedragen moet worden aan de boedel is € 8.379,19.

2.3. De bewindvoerder heeft een nieuwe berekening gemaakt van het VTLB vanaf november 2023 tot en met februari 2025. Daaruit is gebleken dat het VTLB over die periode lager moet worden vastgesteld, namelijk op € 1.327,44. Dit houdt in dat de afdrachtplicht van de schuldenaar per maand € 208,33 is. Dit is een totaalbedrag van € 3.333,38 in de periode 14 november 2023 t/m februari 2025. Daarnaast dienen de belastingteruggaven van 2023 (€ 345,-) en 2024 (€ 145,-) ook afgedragen te worden aan de boedel.

2.4. Opgeteld dient de schuldenaar dan ook € 12.202,57 af te dragen aan de boedel. Dit is dus het totaal van het spaarsaldo per 14 november 2023, de maandelijkse afdracht na herberekening van het VTLB over november 2023 t/m februari 2025 en de belastingteruggaven van 2023 en 2024.

2.5. Hetgeen dat tijdens de minnelijke regeling binnen het VTLB is gespaard valt niet in de boedel. De schuldenaar zou dit gespaarde bedrag (in de periode november 2023 – februari 2025) immers in geval van toepassing van de WSNP ook niet aan de boedel hoeven af te dragen. De schuldenaar mag als gevolg van verkorting van de termijn van de wettelijke schuldsanering niet in een nadeligere positie komen te verkeren.

3 De beslissing

De rechter-commissaris:

3.1. wijst het verzoek toe in zoverre dat de schuldenaar alles wat binnen het VTLB is gespaard ten tijde van de minnelijke regeling, mag houden.

3.2. de schuldenaar dient het bedrag van € 12.202,57 af te dragen ten behoeve van de boedel. Het meerdere mag de schuldenaar zelf houden.

Deze beschikking is gegeven door mr. G. Konings op 24 juli 2025.

Bevestigd in de uitspraak van de Hoge Raad van 20 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1913.


Voetnoten

Bevestigd in de uitspraak van de Hoge Raad van 20 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1913.