ECLI:NL:RBMNE:2025:3418 - Rechtbank Midden-Nederland - 11 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
raadkamernummer: 25-008815
Beslissing van de enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het op 4 april 2025 ter griffie van deze rechtbank ingekomen klaagschrift, op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), van
[de klager /beslagene] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.H. Mastenbroek advocaat te Groningen, hierna te noemen: de klager, tevens beslagene.
Procesgang
Het klaagschrift strekt tot teruggave van het onder klager in beslag genomen voorwerp, te weten: een bedrijfsauto, merk MAN, registratienummer: [nummer] .
De raadkamer heeft kennis genomen van de inhoud van een afschrift van een proces-verbaal met nummer PL0900-2025106734-3, van voornoemd klaagschrift en van het schriftelijk advies van de officier van justitie d.d. 15 mei 2025.
De raadkamer heeft op 17 juni de raadsman en de officier van justitie, mr. J.A.S. Roos, in openbare raadkamer gehoord. Klager is, alhoewel daartoe geldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken:
Op grond van de stukken uit het dossier moeten Global Transporte Hungary Kft. (hierna: Global) en MAN Financial Services Zweigniederlassung Der Volkswagen Leasing Gmbh (hierna: MAN) als belanghebbenden worden aangemerkt in de zin van artikel 552a Sv. Global en MAN hebben zelf een klaagschrift ingediend en de teruggave verzocht (rekestnummers: 015366-25 en 015367-25). Namens hen is mr. E. Dekker, advocaat te Utrecht, ter zitting verschenen.
Standpunten
Standpunt van klager De raadsman van klager heeft ter toelichting op het klaagschrift kort samengevat aangevoerd dat er geen reden was voor beslag, maar als er beslag gelegd kon worden dan had de truck aan klager teruggegeven moeten worden zodra het onderzoek klaar was. Indien de truck teruggegeven wordt aan de werkgever dan wordt het retentierecht doorbroken. Verwezen wordt naar artikel 116 lid 1 Sv: ‘Indien dit belang niet of niet meer aanwezig is, beëindigt hij het beslag en doet hij het voorwerp onverwijld teruggeven aan degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen.’
Er zijn volgens klager geen uitzonderingen op deze bepaling aanwezig, waardoor het inbeslaggenomen goed teruggegeven dient te worden aan klager.
Standpunt belanghebbenden Namens de belanghebbenden is betoogd dat zij rechthebbenden zijn van het onder klager in beslag genomen goed. Zij hebben daartoe aangevoerd dat er geen sprake is van retentierecht. Dit is niet alleen juridisch onmogelijk, maar mist ook feitelijke grondslag. Verzocht wordt het inbeslaggenomen goed te doen teruggegeven aan primair, Global (de houder) of subsidiair aan MAN (de eigenaar).
Standpunt van het Openbaar Ministerie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het belang van strafvordering zich niet langer verzet tegen opheffing van het beslag en dat het inbeslaggenomen goed teruggegeven dient te worden aan de eigenaar, met het oog op de diefstalsignalering in het buitenland.
Beoordeling
De beoordeling of een inbeslaggenomen voorwerp moet worden teruggegeven, dient gedaan te worden aan de hand van het bepaalde in artikel 116 Sv. Uitganspunt is dat wanneer het belang van strafvordering niet of niet meer aanwezig is, het beslag wordt beëindigd en het voorwerp wordt teruggegeven aan degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen. In plaats van teruggave aan degene onder wie het voorwerp in beslag is genomen, kan het openbaar ministerie het voorwerp doen teruggeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Deze teruggave aan een ander dan aan degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen vindt plaats indien: (a) degene bij het voorwerp in beslag is genomen schriftelijk verklaard afstand te doen van het voorwerp, (b) indien die verklaring niet wordt afgelegd en degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen, zich niet binnen veertien dagen tegen een beslissing tot teruggave aan, kortgezegd, een ander, daarover beklaagt of (c) het door diegene ingestelde beklag ongegrond wordt verklaard. In lid 6 van voornoemde bepaling is voorts bepaald dat een beslissing tot teruggave ieders rechten ten aanzien van het voorwerp onverlet laat. Met dit laatste heeft de wetgever tot uitdrukking willen brengen dat de beklagregeling niet kan worden gebruikt om andere beslissingen dan die over teruggave uit te lokken. Evenmin biedt de regeling van artikel 116 Sv ruimte om civielrechtelijk vragen diepgaander te behandelen dan voor een beslissing tot teruggave noodzakelijk is.
Man, Global en [de klager /beslagene] stellen zich ieder op het standpunt dat zij als rechthebbende van het voorwerp moeten worden aangemerkt; MAN als eigenaar, Global als gerechtigde uit hoofde van een leaseovereenkomst met MAN en tot slot [de klager /beslagene] als retentiehouder in verband met onbetaalde loonvorderingen die hij stelt te hebben op Global. Het door [de klager /beslagene] gestelde retentierecht wordt weliswaar door Global en MAN betwist, maar gelet op hetgeen van de zijde van [de klager /beslagene] is aangevoerd, is het zo op het eerste gezicht niet onaannemelijk dat hem dat recht toekomt.
Gelet op het voorgaande kunnen MAN, Global noch [de klager /beslagene] als enig redelijkerwijs rechthebbende worden aangewezen, zodat de hoofdregel van artikel 116 Sv, teruggave aan degene onder wie het voorwerp in beslag is genomen, heeft te gelden. De raadkamer zal daarom het door [de klager /beslagene] ingesteld beklag gegrond verklaren en gelasten dat het voorwerp aan hem wordt teruggegeven.
Beslissing
De raadkamer:
-
verklaart het beklag gegrond;
-
gelast de teruggave aan klager van een bedrijfsauto, merk MAN, registratienummer: [nummer] .
Deze beslissing is gewezen door mr. P.K. van Riemsdijk, rechter, als lid van de enkelvoudige raadkamer, in tegenwoordigheid van G.Z. Bont, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van de enkelvoudige raadkamer in deze rechtbank van 11 juli 2025.
Tegen deze beslissing staat voor het openbaar ministerie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na de dagtekening der beslissing.