Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2024:5837 - Rechtbank Midden-Nederland - 13 oktober 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2024:583713 oktober 2024

Uitspraak inhoud

Strafrecht Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16/008428-21

Beslissing op grond van artikel 6:6:19, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 14 oktober 2024

op het verzoek van de betrokkene tot wijziging van de voorwaarden, verbonden aan een eerder opgelegde maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden, in de zaak tegen:

[betrokkene] , geboren op [1986] te [geboorteplaats] (Soedan), op dit moment wonende [adres] in [woonplaats] , hierna: betrokkene.

1 De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:

  • de beslissing van deze rechtbank van 17 juni 2024, waarbij het verzoek van 2 april 2024 tot het laten vervallen van voorwaarde 8 is afgewezen;

  • de voortgangsverslagen over de periode 11 november 2023 tot en met 11 augustus 2024;

  • het op 2 september 2024 ter griffie ingekomen verzoek van betrokkene om voorwaarde 8 te schrappen of expliciet te bepalen dat betrokkene wel een bepaalde periode (van

5 tot 10 dagen) mag afreizen naar Egypte om zijn familie te bezoeken;

  • het reclasseringsadvies van 30 september 2024, opgemaakt door M. Koot.

2 Het onderzoek ter terechtzittingHet onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 7 oktober 2024. Daarbij zijn gehoord:

3 Het reclasseringsadvies en de toelichting daarop

Het standpunt van de reclassering blijkt uit het onder 1 genoemde reclasseringsadvies, dat ter zitting door M. Koot nader is toegelicht.

Het advies luidt om het uitreisverbod naar het buitenland niet te laten vervallen noch eenmalig aan betrokkene toestemming te verlenen om naar Egypte af te reizen. De reclassering heeft ter terechtzitting toegelicht dat aanvankelijk mogelijkheden werden gezien om betrokkene naar het buitenland te laten gaan als met hem een vriendin zou meereizen. Na nader overleg met Openbaar Ministerie is de reclassering echter tot het inzicht gekomen dat zij dit voor de meereizende vriendin een te grote verantwoordelijkheid vinden, waarbij de risico’s toch onvoldoende kunnen worden ondervangen.

4 Het verzoek van de verdediging

De raadsvrouw voert aan dat betrokkene grote persoonlijke belangen heeft om naar Egypte af te reizen. De moeder van betrokkene moet op korte termijn geopereerd worden en hij is de enige persoon in de familie die dit kan regelen met de artsen daar. Alle familieleden in Egypte zijn daar “vluchteling” en beschikken daarom niet over de juiste papieren. In juni van dit jaar heeft betrokkene een soortgelijk verzoek gedaan. Het verzoek is toen afgewezen, omdat de reclassering op dat moment nog teveel risico’s zag.

De reclassering is, in samenspraak met de behandelaren van betrokkene, inmiddels van mening dat het wel verantwoord is dat betrokkene een aantal dagen naar Egypte gaat, als hij samen met een begeleider van VluchtelingenWerk reist. Het Openbaar Ministerie adviseert echter negatief en de reclassering wil niet tegen dat advies ingaan.

De risico’s zijn laag. Betrokkene zal zijn medicatie meenemen en gewoonlijk is sprake van een aanloop voordat iemand psychisch ontregelt. Het is een sluimerend proces en betrokkene voelt dat nu veel beter aan. Tot slot functioneert betrokkene goed, terwijl hij de afgelopen maanden veel spanning en stress heeft ervaren.

De raadsvrouw verzoekt voorwaarde 8, zoals opgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 11 januari 2022, te schrappen of expliciet te bepalen dat betrokkene wel een bepaalde periode mag afreizen naar Egypte om zijn familie te bezoeken.

5 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie verzet zich tegen het verzoek om betrokkene naar het buitenland te laten gaan, ook wanneer dit voor een paar dagen is. De reclassering uit in haar advies zorgen en ziet risico’s in het schrappen van de voorwaarde. Het afreizen met alle spanningen, confrontaties en emoties kan namelijk voor betrokkene ontregelend werken. Hij is hier ook gevoeliger voor, nu hij in het verleden al eerder psychotisch is ontregeld. Bij een verblijf in het buitenland is er vanuit de reclassering en hulpverlening onvoldoende zicht op betrokkene, kan hij onvoldoende worden begeleid en kunnen de risico’s minder worden beperkt. Het laten meereizen van een begeleider zou de risico’s kunnen verkleinen, maar dat zou in dit geval voor een niet professionele begeleider een enorme (en te grote) verantwoordelijkheid met zich brengen.

6 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank wijst het verzoek van betrokkene tot het schrappen van voorwaarde 8 af. Ook het verzoek om te bepalen dat betrokkene in afwijking van die voorwaarde een beperkte periode mag afreizen naar Egypte wijst de rechtbank af. Hoewel de rechtbank de wens van betrokkene om af te reizen naar Egypte begrijpt, weegt die op dit moment niet op tegen de mogelijke risico’s verbonden aan een reis naar Egypte door betrokkene, ook niet met de door betrokkene voorgestelde begeleiding.

De rechtbank overweegt dat uit het rapport en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat het risico op recidive en letselschade nog aanwezig is. De reclassering schat het risico op recidive en letselschade binnen het huidig kader, met het uitblijven van PTSS-klachten en daarmee de kans op psychoses, laag in. Betrokkene verblijft binnen een beschermde setting en onder staat onder toezicht van de reclassering. Bij het wegvallen van deze beschermde setting kan het recidiverisico toenemen. De huidige behandelaren van betrokkene zijn van menig dat de psychose ten tijde van het delict eenmalig lijkt te zijn geweest door de destijds aanwezige en onbehandelde trauma’s en het gebrek aan juiste hulp. De trauma’s lijken momenteel binnen de maatregel voldoende behandeld om het recidive risico te verlagen. Daarnaast functioneert betrokkene de afgelopen periode, ondanks de nodige spanningen, stabiel.

De rechtbank stelt vast dat echter onzeker is of betrokkene ook in het buitenland psychisch stabiel blijft functioneren. In de periode voordat betrokkene naar Nederland kwam heeft hij diverse trauma’s opgelopen. Hoewel deze trauma’s behandeld zijn, kan een reis of verblijf in het buiteland voor betrokkene een trigger vormen voor herbeleving of opleving van juist die eerdere trauma’s. Daarnaast zal het weerzien met zijn moeder en mogelijk andere familieleden ook voor betrokkene de nodige emoties met zich brengen. Deze emoties zouden zijn weerslag kunnen hebben op de (huidige) emotionele stabiliteit van betrokkene. Dit alles kan ervoor zorgen dat betrokkene psychisch ontregeld raakt. Daarbij komt dat betrokkene in het verleden bekend was met psychotische klachten, wat hem gevoeliger maakt voor nieuwe psychotische ontregeling.

Hieruit blijkt dat er serieuze risico’s verbonden zijn aan de wens van betrokkene om naar Egypte af te reizen. Begeleiding van betrokkene tijdens zijn reis zou deze risico’s kunnen verkleinen. Naar het oordeel van de rechtbank zal de betreffende begeleider dan echter wel over voldoende kennis en expertise moeten beschikken om eventuele signalen van decompensatie van betrokkene te zien en hiernaar te handelen. De rechtbank is er niet van overtuigd dat de persoon die betrokkene op dit moment wil begeleiden daartoe over voldoende kennis en ervaring beschikt.

Dat betrokkene de afgelopen periode stabiel heeft gefunctioneerd, is voor de rechtbank geen garantie dat het ook op zijn reis naar het buitenland goed zal (blijven) gaan. Zijn stabiel functioneren is mede het gevolg van het kader om betrokkene heen, in de vorm van toezicht en begeleiding door de reclassering, welk kader juist ontbreekt wanneer betrokkene naar het buitenland reist.

Gelet op dit alles wijst de rechtbank het verzoek van betrokkene af.

7 De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot wijzigen van de voorwaarden van de maatregel tot terbeschikkingstelling af.

Deze beslissing is genomen door mr. A. Maas, voorzitter, mr. S.M. Schothorst en mr. S. Ourahma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 oktober 2024.

Mr. Troostheide is niet in staat om de beslissing mede te ondertekenen.