ECLI:NL:RBMNE:2024:4804 - Rechtbank Midden-Nederland - 6 augustus 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Civiel recht kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10951238 UC EXPL 24-1413 rch/1466
Vonnis van 7 augustus 2024
inzake
de rechtspersoon naar buitenlands recht [eiser], gevestigd te [vestigingsplaats] , België, verder ook te noemen: ‘ [eiser] ’, eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie, gemachtigde: D.W.J. van Leeuwen,
tegen:
[gedaagde], wonende te [woonplaats] , verder ook te noemen: ‘ [gedaagde] ’, gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie, procederend in persoon.
1 De procedure
1.1. [eiser] heeft op 19 januari 2024 [gedaagde] gedagvaard voor de kantonrechter. [gedaagde] heeft op 23 april 2024 schriftelijk gereageerd op de dagvaarding en heeft een tegenvordering (een eis in reconventie) ingesteld. [eiser] is vervolgens in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren, maar zij heeft daar geen gebruik van gemaakt.
1.2. Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag het vonnis zal worden gewezen in deze zaak.
2 Bevoegdheid en toepasselijk recht
2.1. De kantonrechter zal eerst onderzoeken of zij bevoegd is om dit geschil te beoordelen, en zo ja, welk recht daarbij van toepassing is. Het betreft namelijk een geschil met een internationaal karakter, omdat het [eiser] in België gevestigd is en [gedaagde] in Nederland staat ingeschreven.
2.2. Voor de beoordeling van de vraag welke rechter in de zaak in conventie bevoegd is, is de Brussel I bis-verordening
2.3. Ten aanzien van de bevoegdheid in de zaak in reconventie overweegt de kantonrechter als volgt. Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie wordt onder ‘plaats van het schadebrengende feit’ als bedoeld in artikel 7 sub 2 van de Brussel I bis-verordening zowel gedoeld op de plaats van de veroorzakende gebeurtenis als de plaats waar de schade is ingetreden. In het laatstgenoemde geval is dat Nederland, waar [gedaagde] woont. Gelet hierop moet geoordeeld worden dat het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan, zodat de Nederlandse rechter eveneens bevoegd is om van het onderhavige geschil in reconventie kennis te nemen. Overigens is de Nederlandse rechter ook bevoegd op grond van artikel 97 lid 1 Rv, vanwege de samenhang tussen de eis in conventie en de eis in reconventie.
Het toepasselijk recht
2.4. Voor de beoordeling van de vraag welk recht voor de eis in conventie dient te worden toegepast, is de Rome I-verordening bepalend.
2.5. De bepaling van het toepasselijke recht in de eis in reconventie dient plaats te vinden aan de hand van de Verordening Rome II
3 De beoordeling
3.1. [gedaagde] heeft in november 2021 één (of meerdere medische) behandeling(en) ondergaan bij het [eiser] . De kosten van die medische behandeling bedragen € 802,20. Partijen hebben een geschil over de betaling van de factuur waarmee deze kosten in rekening zijn gebracht bij [gedaagde] (hierna: de factuur) en over een door [gedaagde] ingediende tegenvordering, betreffende schadevergoeding. Het gelijk is aan het [eiser] . [gedaagde] moet het [eiser] het factuurbedrag betalen, met bijkomende kosten en de kantonrechter wijst de tegenvordering van [gedaagde] af.
In conventie [gedaagde] moet het factuurbedrag betalen
3.2. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij met [eiser] een medische zorgovereenkomst heeft gesloten (hierna: de overeenkomst) en dat [eiser] die overeenkomst heeft uitgevoerd. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de daarvoor gefactureerde tegenprestatie. [gedaagde] voert alleen dat dat de factuur niet geaccepteerd kan worden als bewijsmiddel, omdat die medische gegevens bevat van hem en zijn echtgenote. Dat is volgens hem in strijd met de medische geheimhoudingsplicht die op het [eiser] rust.
3.3. De kantonrechter gaat daarin niet mee. [eiser] maakt aanspraak op naleving van de overeenkomst die zij met [gedaagde] heeft gesloten. Om die overeenkomst en de aard en omvang van haar vordering behoorlijk te onderbouwen heeft zij verwezen naar de factuur waarin een summiere omschrijving staat van de vordering. Dat geldt als een rechtmatig gebruik van persoonsgegevens omdat het gaat om een proportioneel en noodzakelijk gebruik voor de uitoefening en onderbouwing van een rechtsvordering.
3.4. [gedaagde] schiet te kort in zijn verplichtingen uit de overeenkomst omdat hij de factuur niet heeft betaald. Dat betekent dat de gevorderde hoofdsom toegewezen zal worden. Vermeerderd met schadevergoeding en administratiekosten
3.5. Het [eiser] maakt aanspraak op een schadevergoeding van € 40,00 en € 25,00 aan administratiekosten, conform de betalingsvoorwaarden die [gedaagde] met de factuur zijn gestuurd. Die schadevergoeding baseert [eiser] op de door haar geciteerde relevante bepaling van het toepasselijke Belgisch recht.
en de wettelijke rente naar Belgisch recht
3.6. Omdat [gedaagde] een achterstand heeft laten ontstaan en heeft laten voortduren, is hij de gevorderde wettelijke consumentenrente naar Belgisch recht (1,5% op jaarbasis) verschuldigd over de hoofdsom.
Conclusie en proceskosten
3.7. De conclusie is dat in conventie zal worden toegewezen: De hoofdsom € 802,20 De wettelijke daarover verschuldigde rente tot dagvaarding € 25,35 De wettelijke rente over de hoofdsom vanaf dagvaarding PM Schadevergoeding en administratiekosten € 65,00
3.8. [gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van het [eiser] worden in conventie begroot op:- dagvaarding € 113,54- griffierecht € 328,00- salaris gemachtigde € 135,00- nakosten __€ 67,50__Totaal € 644,04. In reconventie
[gedaagde] heeft geen recht op (immateriële) schadevergoeding
3.9. Zoals hiervoor in punt 3.3. is overwogen, heeft [eiser] niet onrechtmatig gehandeld door in deze procedure haar vordering te onderbouwen met een factuur waarop summier staat omschreven waar die factuur op is gebaseerd. De vordering van [gedaagde] in reconventie mist dus een deugdelijke grondslag en zal daarom worden afgewezen.
De proceskosten reconventie Omdat [gedaagde] in de procedure in reconventie ongelijk heeft gekregen, komen de proceskosten voor zijn rekening. Omdat [eiser] niet heeft gereageerd op de eis worden haar kosten begroot op nihil.
4 De beslissing
De kantonrechter: in conventie
4.1. veroordeelt [gedaagde] om aan het [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 892,55, te vermeerderen met de Belgische wettelijke consumentenrente over € 802,20 vanaf 16 januari 2024 tot de dag van volledige voldoening;
4.2. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de kant van het [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 644,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis wordt betekend, dan moet hij ook de kosten van betekening betalen;
4.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
4.5. wijst de vordering af;
4.6. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten in reconventie aan de zijde van het [eiser] , begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.
Verordening (EU) nr. 1215/2012, ook wel EEX-Vo (herschikt)
Verordening (EG) nr. 593/2008
Verordening (EG) nr. 864/2007
art. 9 lid 2 sub f en g van de Algemene Verordening Gegevensbescherming
art. VI.83.24 Wetboek van economisch recht
artikel 1153 Belgisch BW