ECLI:NL:RBMNE:2024:3825 - Rechtbank Midden-Nederland - 5 juni 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 10553601 \ MC EXPL 23-3326
Vonnis van 5 juni 2024
in de zaak van
[eiser], wonende te [woonplaats] , eisende partij, hierna te noemen: [eiser] , gemachtigde: mr. C.R.R. Dewindt, advocaat te Rotterdam,
tegen
[gedaagde] B.V., tevens handelend onder de naam [handelsnaam] , gevestigd te [vestigingsplaats] , gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] , gemachtigde: mr. M.L. Dingemans, advocaat te Amsterdam.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 Overwegingen
2.1. Alvorens uitgebreid in te gaan op het geschil tussen partijen, zal de kantonrechter [gedaagde] in de gelegenheid stellen zich nog uit te laten over een bepaalde kwestie. De kantonrechter licht dit als volgt toe.
2.2. Partijen hebben een (aanneem)overeenkomst gesloten in het kader waarvan [gedaagde] reparatiewerkzaamheden heeft uitgevoerd aan de boot van [eiser] . De grootste discussie tussen partijen ziet op (het antwoord op) de vraag of [gedaagde] zich terecht en op goede gronden beroept op een retentierecht ten aanzien van de boot. [gedaagde] beroept zich (onder andere) op artikel 17.5 van de op de overeenkomst van toepassing zijnde Algemene aannemings- leverings- en betalingsvoorwaarden van de Nederlandse Jachtbouw Industrie (hierna: de algemene voorwaarden). Artikel 17.5 van de algemene voorwaarden luidt:
“Artikel 17: Zekerheden (…)
17.5 Opdrachtnemer heeft op alle zaken die hij uit welke hoofde ook onder zich heeft of zal krijgen en voor alle vorderingen die hij op opdrachtgever heeft of mocht krijgen ten opzichte van een ieder die daarvan afgifte verlangt een pandrecht en een retentierecht.
(…)”
2.3. Volgens vaste rechtspraak is de kantonrechter gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden in consumentenovereenkomsten. Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een in de algemene voorwaarden gemaakte contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd.
2.4. [eiser] – ten aanzien waarvan niet in geschil is dat hij als consument moet worden aangemerkt – meent dat de bepaling onredelijk bezwarend is en heeft tijdens de mondelinge behandeling de vernietiging ervan ingeroepen. Volgens [eiser] verleent de bepaling [gedaagde] een verdergaande bevoegdheid tot retentie dan haar volgens de wet toekomt en valt het beding onder artikel 6:236 sub c BW (de ‘zwarte lijst’). Artikel 6:236 onder c BW luidt:
“Bij een overeenkomst tussen een gebruiker en een wederpartij, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, wordt als onredelijk bezwarend aangemerkt een in de algemene voorwaarden voorkomend beding (…) c. dat (…) de gebruiker een verdergaande bevoegdheid tot opschorting verleent dan hem volgens de wet toekomt; (…)”
2.5. [eiser] stelt dat er gelet op de ratio van het Dexia-arrest (Hof van Justitie EU 27 januari 2021, gevoegde zaken C-229/19 en C-289/19, ECLI:EU:C:2021:68) geen plaats meer is voor een beroep op het wettelijk retentierecht (artikel 3:290 en verder Burgerlijk Wetboek).
2.6. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij nog op het betoog van [eiser] wil reageren. [gedaagde] zal daartoe, in het kader van hoor en wederhoor, in de gelegenheid worden gesteld. De zaak zal worden verwezen naar de rol voor een akte aan de zijde van [gedaagde] als hiervoor omschreven.
2.7. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3 De beslissing
De kantonrechter:
3.1. verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 3 juli 2024 te 11.00 uur voor een akte aan de zijde van [gedaagde] ;
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.
13702