ECLI:NL:RBMNE:2024:2996 - Rechtbank Midden-Nederland - 27 mei 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/555095 / FA RK 23-742 (echtscheiding) C/16/569131 / FA RK 24-127 (verdeling)
Beschikking van 28 mei 2024
in de zaak van:
[de moeder] , wonende in [woonplaats] , hierna te noemen: de vrouw of de moeder, advocaat mr. H.P. Scheer,
tegen
[de vader] , wonende in [woonplaats] , hierna te noemen: de man of de vader, advocaat mr. S. Makhloufi.
1 De procedure
1.1. De rechtbank heeft op 20 november 2023 een beschikking gewezen. Voor het verloop van de procedure tot dat moment, wordt naar die beschikking verwezen.
1.2. De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
1.3. De verzoeken zijn (verder) besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 30 april 2024. Daarbij waren partijen aanwezig, bijgestaan door hun voornoemde advocaten. Daarnaast was mevrouw [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) aanwezig.
1.4. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de minderjarige kinderen van partijen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , in de gelegenheid te stellen om aan de kinderrechter te vertellen wat zij van de verzoeken vinden. De kinderrechter is daartoe alleen verplicht bij kinderen die twaalf jaar of ouder zijn. Als ze jonger zijn mág de kinderrechter dat doen.
2 Waar de procedure over gaat
2.1. De man heeft de Nederlandse en de Algerijnse nationaliteit. De vrouw heeft de Algerijnse nationaliteit.
2.2. Partijen zijn op [trouwdatum] 2015 in [trouwplaats] (Algerije) met elkaar getrouwd.
2.3. Partijen zijn de ouders van:
2.4. Bij beschikking van 3 augustus 2023, in een voorlopigevoorzieningenprocedure tussen partijen, heeft de rechtbank:
2.5. Bij beschikking van 20 november 2023 heeft de rechtbank in de onderhavige procedure de beslissing op de verzoeken van partijen aangehouden in afwachting van nadere schriftelijke informatie van partijen. Daarnaast heeft de rechtbank de vrouw in de gelegenheid gesteld om haar verzoeken ten aanzien van de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk nader te concretiseren.
2.6. De vrouw verzoekt de rechtbank:
o Microsoft surface pro 5; o Kitchenaid mixer met accessoires; o Kitchenaid Blender; o Delonghi koffiemachine; o Miele wasmachine o 2 Sony smart televisies; o Verisure plus alarm systeem deurbel; o Apple computer; o 2 Karcher boormachines; o Karcher schroefmachine o Karcher snoeimachine; o Professionele maaimachine; o Broodrooster; o Nuby en Woolrich dames winterjas; o Sieraden: Gouden oorbellen (cadeau van vader vrouw); 2 paar gouden oorbellen (cadeau van moeder vrouw); Handgemaakte berber armband; Zandparels ketting met hanger in saffier en ruby; Zandparels ketting (cadeau van overleden oma uit Mekka); Hanger met Kouran (cadeau van Baccalaureat 2002); Parure verguld (cadeau beste vriendin vrouw) Handgemaakte parure (door beste vriendin vrouw); Ketting (afscheidscadeau voor collega);
2.7. De man refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het verzoek van de vrouw tot echtscheiding, het hoofdverblijf van de kinderen en het huurrecht van de woning. De man verzoekt de rechtbank:
2.8. Het is partijen nog niet gelukt een ouderschapsplan te maken. In een ouderschapsplan staan de afspraken over de kinderen, zoals wanneer de kinderen bij wie zijn en hoe partijen elkaar op de hoogte houden over de kinderen. Als partijen geen ouderschapsplan hebben gemaakt, neemt de rechtbank geen beslissing totdat partijen zo’n plan hebben gemaakt. De rechtbank kan daarop een uitzondering maken als niet van partijen kan worden verwacht dat zij samen een ouderschapsplan maken.
3 De beoordeling
Het ontbreken van het ouderschapsplan
3.1. De rechtbank vindt dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek tot echtscheiding. Dat wil zeggen dat het verzoek tot echtscheiding en de andere verzoeken inhoudelijk worden behandeld. De rechtbank vindt namelijk dat van de ouders niet kan worden verwacht dat zij alsnog samen een ouderschapsplan maken. Er is in de afgelopen periode geen communicatie tussen partijen mogelijk gebleken. De moeder wil niet zonder begeleiding met de vader praten, de vader wil alleen zonder begeleiding met de moeder praten. Het is niet gelukt om hulpverlening op te starten omdat de vader dit afhield.
De echtscheiding
3.2. De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding omdat de gewone verblijfplaats van partijen in Nederland is.
3.3. De rechtbank zal de echtscheiding tussen partijen uitspreken omdat aan de wettelijke vereisten is voldaan.
De hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling
3.4. De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht met betrekking tot het verzoek over de kinderen omdat de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is.
3.5. De rechtbank zal bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben bij de moeder. De moeder draagt sinds halverwege september 2023 de zorg voor de kinderen alleen. De vader heeft de kinderen sindsdien niet meer gezien. Het is niet in het belang van de kinderen om de situatie nu plotseling te veranderen en te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben en dus bij hem wonen. De huidige situatie, waarin de kinderen bij de moeder wonen en zij de dagelijkse zorg voor de kinderen draagt, dient daarom gehandhaafd te blijven.
3.6. De rechtbank zal de beslissing over de zorgregeling aanhouden. Dit betekent niet dat er geen omgang kan zijn tussen de vader en de kinderen. De man is altijd een goede vader geweest voor de kinderen. Dit wordt door de moeder ook niet betwist. Net als de ouders en de Raad vindt de rechtbank dan ook dat de omgang weer moet worden opgestart. Gelet op de omstandigheid dat de vader en de kinderen elkaar al meer dan een half jaar niet meer hebben gezien, dient daarin wel een opbouw plaats te vinden. Om daartoe te komen hebben partijen op de zitting met elkaar afgesproken dat zij binnen een traject van ouderschapsbemiddeling (en dus onder begeleiding) met elkaar zullen gaan praten. De rechtbank houdt de beslissing over de zorgregeling daarom aan. De rechtbank ziet geen aanleiding om voor de tussentijd een voorlopige zorgregeling te bepalen. Beide ouders hebben zich bereid verklaard zich in te spannen om gezamenlijk afspraken over de kinderen te maken. De rechtbank wil dit proces niet (onnodig) onder druk zetten.
Het huurrecht van de woning
3.7. De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht met betrekking tot het verzoek over het huurrecht van de echtelijke woning aan de [adres] in [plaats] , omdat de woning van partijen in Nederland is gelegen.
3.8. De moeder woont samen met de kinderen in de woning. De moeder draagt de dagelijkse zorg voor de kinderen. Het is niet in het belang van de kinderen om deze situatie te wijzigen. Zij hebben al genoeg veranderingen meegemaakt. De moeder heeft daarom (samen met de kinderen) het meeste belang bij voortzetting van het huurrecht.
De kinderalimentatie
3.9. De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht met betrekking tot het verzoek van de vader tot kinderalimentatie omdat het verzoek is ingediend als nevenverzoek in de echtscheidingsprocedure waarin de Nederlandse rechter bevoegd is.
3.10. De rechtbank zal het verzoek van de vader om kinderalimentatie afwijzen. De moeder neemt alle kosten voor de kinderen op zich. Zij verzoekt niet om kinderalimentatie van de vader. De vader zorgt op dit moment niet voor de kinderen. Gelet hierop heeft de vader onvoldoende gesteld waarom hij behoefte heeft aan een bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van de kinderen. Daarbij mag worden aangenomen dat de vader in staat is om een inkomen te verwerven. Hij heeft op de zitting verteld dat hij in het verleden in Algerije een bouwbedrijf heeft gehad en in Nederland als accountmanager heeft gewerkt. De enkele stelling dat de vader het emotioneel moeilijk heeft als gevolg van de echtscheiding is onvoldoende om aan te nemen dat hij niet kan werken. Ook de moeder heeft het emotioneel moeilijk, maar zij neemt wel haar verantwoordelijkheid en verwerft inkomen om in het levensonderhoud van de kinderen te voorzien.
De partneralimentatie
3.11. De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht met betrekking tot het verzoek van de vrouw tot partneralimentatie omdat het verzoek is ingediend als nevenverzoek in de echtscheidingsprocedure waarin de Nederlandse rechter bevoegd is.
3.12. De rechtbank zal het verzoek van de man om partneralimentatie afwijzen. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
De huwelijksgerelateerde behoefte
3.13. Bij de berekening van de partneralimentatie stelt de rechtbank eerst het bedrag vast dat de man nodig heeft om zijn kosten van te kunnen betalen. Dat wordt ook wel de ‘behoefte’ genoemd. Daarbij kijkt de rechtbank niet alleen naar de puur noodzakelijke kosten die de man moet maken, maar ook naar de welstand waarin partijen hebben geleefd en naar wat de man daardoor gewend was uit te geven. Daarom wordt dat ook wel de ‘huwelijksgerelateerde behoefte’ genoemd.
3.14. De rechtbank stelt de huwelijksgerelateerde behoefte van de man vast op € 1.660,- netto per maand in 2022. De rechtbank heeft deze behoefte reeds berekend in haar beschikking ten behoeve van de eerdere voorlopigevoorzieningenprocedure tussen partijen. De berekening is vastgesteld aan de hand van de jaaropgave van de vrouw van 2022, toen partijen nog samen waren. De man had in dat jaar geen inkomen. Er zijn geen nieuwe of andere gegevens ingediend. In tegenstelling tot de man ziet de rechtbank geen enkele aanleiding om aan te nemen dat het gezinsinkomen en daarmee zijn behoefte hoger zou liggen. De man heeft dit, door de vrouw betwiste, standpunt niet onderbouwd. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding om, zoals de vrouw stelt, aan te nemen dat de behoefte van de man lager ligt omdat hij in Algerije zou wonen. De man heeft op de zitting verklaard dat hij in Nederland bij een vriend woont.
3.15. Gecorrigeerd in verband met de inflatie (geïndexeerd) bedraagt de behoefte nu, in 2024, € 1.763,- per maand.
De behoeftigheid
3.16. Vervolgens onderzoekt de rechtbank of de man redelijkerwijs in staat is om zelf dat bedrag (€ 1.763,-) te verdienen. Als de man daar niet toe in staat is, dan is hij ‘behoeftig’. Alleen in dat geval kan de rechtbank het verzoek van de man om partneralimentatie toewijzen.
3.17. De rechtbank is van oordeel dat de man onvoldoende heeft aangetoond dat hij behoeftig is. De man ontvangt een daklozenuitkering. Dat hij het moeilijk heeft als gevolg van de echtscheiding betekent niet dat hij (daarnaast) niet in staat is om te werken. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen heeft de man in het verleden ook gewerkt. Hij is hiermee gestopt omdat de vrouw ging werken, niet omdat hij arbeidsongeschikt was. De man heeft ook geen enkel document aangeleverd waaruit blijkt dat hij niet zou kunnen werken.
De draagkracht van de vrouw
3.18. Naast het feit dat de man niet behoeftig is, overweegt de rechtbank ten overvloede dat de vrouw ook geen draagkracht heeft om aan de man een bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud te betalen. De rechtbank verwijst hierbij naar de draagkrachtberekening die de vrouw heeft overgelegd. Uit die berekening blijkt dat de vrouw in beginsel een draagkracht heeft van € 1.021,- per maand, maar dat daar als gevolg van de kosten van de kinderen van € 1.653,- per maand niets van overblijft. De man heeft deze berekening, behoudens het woonbudget niet betwist. Volgens de man zouden de woonkosten van de vrouw lager zijn, maar de rechtbank volgt dit standpunt niet. Van het woonbudget dient de vrouw niet alleen de huur maar onder meer ook de verplichte servicekosten en lokale belastingen te voldoen. Gesteld noch gebleken is dat al deze kosten samen aanmerkelijk lager zijn dan het woonbudget.
Het (huwelijks)vermogen en de schulden
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.19. De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht met betrekking tot de verzoeken van partijen over de afwikkeling van het vermogen en de schulden. Zoals eerder vastgesteld heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht met betrekking tot de echtscheiding van partijen, waardoor de Nederlandse rechter ook rechtsmacht krijgt om te beslissen in zaken betreffende het huwelijksvermogensstelsel van partijen die met het echtscheidingsverzoek verband houden.
3.20. Het huwelijksvermogensregime van partijen wordt beheerst door het Algerijns recht. Partijen hebben voor het huwelijk geen rechtskeuze gemaakt. Hun eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk was in Algerije en zij bezitten uitsluitend gezamenlijk de Algerijnse nationaliteit.
De (inboedel)goederen
3.21. De rechtbank zal de verzoeken van partijen tot afgifte van goederen dan wel tot betaling van een (vervangende) vergoeding afwijzen. Beide partijen hebben tijdens het huwelijk een inkomen dan wel een uitkering genoten. Aan het begin van het huwelijk werkte uitsluitend de man. Nadat hij in overleg met de vrouw is gestopt met werken, werkte uitsluitend de vrouw. Partijen hebben ergens tijdens het huwelijk ook een uitkering genoten. Beide partijen stellen zich op het standpunt dat zij (gedeeltelijk) eigenaar zijn van de betreffende goederen, maar dat de ander deze in bezit had of heeft. Zij betwisten elkaars standpunt ten aanzien van het eigendom, het bezit/houderschap alsmede de waarde van de goederen. Geen van beide heeft hun standpunten onderbouwd. Met welk vermogen welk goed is betaald en aan wie is geleverd is in nevelen gehuld. De rechtbank kan daarom niet vaststellen aan wie de goederen in eigendom toebehoren en welke waarde deze vertegenwoordigen.
De schulden
3.22. Tussen partijen is niet in geschil dat tijdens het huwelijk schulden zijn ontstaan bij de belastingdienst ten aanzien van de huurtoeslag 2022 van € 3.115, het Kindgebonden Budget 2022 van € 1.183 en de Zorgtoeslag 2022 van € 2.136,-. De vrouw heeft onbetwist gesteld dat partijen samen aansprakelijk zijn voor deze schulden en dat zij inmiddels de helft van deze schulden heeft voldaan. Partijen waren fiscale partners en vormden een gezin waarbinnen de toeslagen zijn ontvangen. In beginsel zijn het dus gezamenlijke schulden en behoren deze bij helfte te worden gedragen. Dat is in dit geval niet anders. De rechtbank gaat voorbij aan het (enkele) standpunt van de man dat de vrouw de schulden maar alleen moet afbetalen omdat zij de gelden heeft uitgegeven aan een woning van haar in Algerije. Dit standpunt is door de vrouw betwist en door de man op geen enkele manier onderbouwd. Voor zover de man zijn helft van de schulden niet voldoet en de vrouw voor het meerdere wordt aangesproken, dient de man dit meerdere aan de vrouw te vergoeden.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.23. De rechtbank zal haar beslissing over de hoofdverblijfplaats van de kinderen uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt. De uitvoerbaarheid bij voorraad geldt niet voor de echtscheiding en het huurrecht van de woning. De echtscheiding kan op grond van de wet niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard en over de woning is een voorlopige voorziening getroffen.
4 De beslissing
De rechtbank:
4.1. spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, getrouwd op [trouwdatum] 2015 in [trouwplaats] (Algerije);
4.2. bepaalt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun hoofdverblijfplaats hebben bij de moeder;
4.3. bepaalt dat de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand huurster is van de woning aan de [adres] in [plaats] ;
4.4. bepaalt dat voor zover de vrouw meer dan de helft van de schulden bij de belastingdienst heeft voldaan ten aanzien van de huurtoeslag 2022 van € 3.115, het Kindgebonden Budget 2022 van € 1.183 en de Zorgtoeslag 2022 van € 2.136,-, de man het meerdere aan de vrouw dient te vergoeden;
4.5. verklaart onderdeel 4.2. van deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
4.6. houdt de beslissing over de zorgregeling aan tot 28 november 2024, in afwachting van de uitkomst van ouderschapsbemiddeling, met het verzoek aan de advocaten om tijdig voor die datum te laten weten:
4.7. wijst de verzoeken van de ouders voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.A.A.T. Engbers, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. K.A.H. Verhoeven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2024.
Artikel 809 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Artikel 3 Verordening Brussel II-ter.
Artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Artikel 1:151 BW.
Artikel 7 Verordening Brussel II-ter.
Artikel 15 Haags Kinderbeschermingsverdrag ’96.
Artikel 4 lid 3 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Artikel 3 sub c Alimentatieverordening.
Artikel 15 van de Alimentatieverordening in samenhang met artikel 3 van het Haagse Protocol van 2007.
Artikel 3 sub c van de Alimentatieverordening.
Artikel 15 van de Alimentatieverordening in samenhang met artikel 3 van het Haagse Protocol van 2007.
Artikel 5 lid 1 van de Huwelijksvermogensverordening.
Artikel 3, 4 en 7 van het Haags Huwelijksvermogensbedrag 1978.