ECLI:NL:RBLIM:2025:9806 - Rechtbank Limburg - 7 oktober 2025
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03.325291.23 (ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel)
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer van 7 oktober 2025 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak tegen
[Naam verdachte] , geboren te [Woonplaats verdachte] op [Geboortedatum verdachte] 2003, wonende te [Adres verdachte] , hierna te noemen [Naam verdachte] .
[Naam verdachte] wordt bijgestaan door mr. L.M.E. Kleczewski, advocaat kantoorhoudende te Venlo.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 en 11 september 2025. [Naam verdachte] en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgehad met de behandeling van de strafzaak met parketnummer 03.325291.23. Het onderzoek ter terechtzitting is formeel gesloten op 23 september 2025. Op 7 oktober 2025 heeft de rechtbank eerst vonnis gewezen in de strafzaak. Vervolgens is de onderhavige uitspraak gewezen.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaken en de behandeling van de ontnemingsvorderingen tegen [Medeverdachte 1] (03.325279.23), [Medeverdachte 2] (03.325269.23) en [Medeverdachte 3] (03.325254.23).
2 De vordering van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [Naam verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geschatte voordeel. De officier van justitie heeft dit bedrag geschat op € 823,65.
Volgens de officier van justitie zou [Naam verdachte] dit voordeel hebben verkregen door middel van of uit de baten van het feit waarvoor [Naam verdachte] is veroordeeld.
3 De beoordeling
3.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op € 823,65 en volgt hierbij de berekening zoals die is opgenomen in het aanvullend proces-verbaal betreffende de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
3.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, uit praktisch oogpunt, het wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil dient te worden gesteld. De ontnemingsvordering is gebaseerd op de bij het strafbare feit gepleegd tegen [Slachtoffer] weggenomen geldbedrag. [Slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die ook ziet op de dit weggenomen geldbedrag. Door toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van [Slachtoffer] in de strafzaak wordt [Naam verdachte] gebracht in de situatie waarin hij voor het plegen van dit strafbare feit verkeerde.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
3.3.1 Inleiding Bij voormeld vonnis van 7 oktober 2025 is [Naam verdachte] onder meer veroordeeld wegens het medeplegen van diefstal met geweld gepleegd jegens [Slachtoffer] .
De officier van justitie heeft de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig gemaakt binnen de daarvoor gestelde termijn.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, [Naam verdachte] voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het feit waarvoor de veroordeling heeft plaatsgevonden.
3.3.2 Het bewijs
[Naam verdachte] en zijn mededaders hebben tijdens de diefstal toegang verkregen tot de mobiele telefoon van het slachtoffer [Slachtoffer] , waarna zij, via de online bankieren applicatie, geldbedragen van de rekening van het slachtoffer hebben overgemaakt naar [Crypto] , zijnde een platform voor de handel in cryptocurrency
In aanvulling op de in het vonnis genoemde bewijsmiddelen, heeft de rechtbank bij het schatten van het wederrechtelijk verkregen voordeel voorts de hierna te noemen bewijsmiddelen gebruikt.
Uit het onderzoek naar de veiliggestelde data van de inbeslaggenomen Apple iPhone 11, die tijdens de doorzoeking in de woning van mededader [Medeverdachte 2] werd aangetroffen
3.3.3 De schatting en toerekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Er is 3,3084 Ethereum overgeschreven naar de wallet die aan [Walletadres 1] toebehoort.
Vanuit [Walletadres 1] heeft een uitbetaling op het bankrekeningnummer op naam van [Naam verdachte] plaatsgevonden. Hieronder is die betreffende uitbetaling opgenomen.
[afbeelding van uitbetalingen op het bankrekeningnummer van [Naam verdachte] ]
Het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de baten van de diefstal van [Slachtoffer] zal de rechtbank daarom vaststellen op € 823,65.
3.3.4 De op te leggen betalingsverplichting De rechtbank zal aan [Naam verdachte] de verplichting opleggen tot betaling van € 823,65 aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank merkt op dat op grond van artikel 36e lid 9 van het Wetboek van Strafrecht de aan benadeelde derden in rechte toegekende vorderingen in mindering worden gebracht op de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en op de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag, maar slechts voor zover die zijn voldaan. Nu van dat laatste nog geen sprake is – het ontnemingsvonnis wordt immers gelijktijdig gewezen met het vonnis in de strafzaak – zal dit pas aan de orde komen in de executiefase en zal de rechtbank niet reeds nu al de toegekende bedragen aan schadevergoeding in mindering brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel en het door veroordeelde te betalen bedrag aan de Staat. Indien op een later moment de schadevergoedingsvordering is voldaan, dan staat de weg van artikel 6:6:26 Sv open.
4 Het wettelijke voorschrift
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
5 De beslissing
De rechtbank:
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 16 dagen.
Deze uitspraak is gewezen door mr. S.A.M.C. van de Winkel, voorzitter, mr. C.P.W. van Well en mr. I.T.H.L. van de Bergh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.R.C. Custers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 oktober 2025.
Buiten staat Mr. C.P.W. van Well is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer LBR023105-232, gesloten van 14 maart 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1221.
De kennisgeving van inbeslagname van 6 december 2023, pagina 367.
Het proces-verbaal van bevindingen van 10 januari 2024, pagina 551 tot en met 575.
Het proces-verbaal van bevindingen van 10 januari 2024, pagina 551 tot en met 575.
De schatting en toerekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel betreffende [Naam verdachte] is gebaseerd op het proces-verbaal van bevindingen van 22 augustus 2024, pagina 1218 tot en met 1221.