ECLI:NL:RBLIM:2025:9684 - Rechtbank Limburg - 7 oktober 2025
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03.325269.23 (ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel)
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer van 7 oktober 2025 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak tegen
[Naam verdachte] , geboren te [geboorteplaats verdachte] op [Geboortedatum verdachte] 2004, wonende te [Adres verdachte] , hierna te noemen [Naam verdachte] .
[Naam verdachte] wordt bijgestaan door mr. A.C. Vingerling, advocaat kantoorhoudende te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 en 11 september 2025. [Naam verdachte] en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de behandeling van de strafzaak met parketnummer 03.325269.23. Het onderzoek ter terechtzitting is formeel gesloten op 23 september 2025.
Op 7 oktober 2025 heeft de rechtbank eerst vonnis gewezen in de strafzaak. Vervolgens is de onderhavige uitspraak gewezen.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaken en de behandeling van de ontnemingsvorderingen tegen [Medeverdachte 1] (03.325279.23), [Medeverdachte 2] (03.325291.23) en [Medeverdachte 3] (03.325254.23).
2 De vordering van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [Naam verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geschatte voordeel. De officier van justitie heeft dit bedrag geschat op € 20.295,78.
Volgens de officier van justitie zou [Naam verdachte] dit voordeel hebben verkregen door middel van of uit de baten van de feiten waarvoor [Naam verdachte] is veroordeeld.
3 De beoordeling
3.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op € 20.295,78 en volgt hierbij de berekening zoals die is opgenomen in het aanvullend proces-verbaal betreffende de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
3.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil dient te worden gesteld. De ontnemingsvordering is gebaseerd op de bij de strafbare feiten gepleegd tegen [Slachtofffer] en [Slachtofffer] weggenomen geldbedragen. Beide slachtoffers hebben een vordering tot schadevergoeding ingediend, die ook ziet op deze weggenomen geldbedragen. Door toewijzing van de vorderingen tot schadevergoeding in de strafzaak wordt [Naam verdachte] gebracht in de situatie waarin hij voor het plegen van de strafbare feiten verkeerde. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat, in lijn met de verklaring van [Naam verdachte] , het wederrechtelijk verkregen voordeel op een lager bedrag dient te worden geschat. De verdediging verzoekt de rechtbank uit te gaan van het gegeven dat de handelaar 38,24% van de omzetting van de cryptovaluta heeft gekregen en dat [Medeverdachte 2] ook nog € 5.000,- van het bedrag heeft gekregen.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
3.3.1 Inleiding Bij voormeld vonnis van 7 oktober 2025 is [Naam verdachte] onder meer veroordeeld wegens het medeplegen van diefstal met geweld gepleegd jegens [Slachtofffer] en [Slachtofffer] .
De officier van justitie heeft de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig gemaakt binnen de daarvoor gestelde termijn.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, [Naam verdachte] voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van de feiten waarvoor de veroordeling heeft plaatsgevonden.
3.3.2 Het bewijs
[Naam verdachte] en zijn mededader(s) hebben tijdens de diefstal toegang verkregen tot de mobiele telefoons van de slachtoffers [Slachtofffer] en [Slachtofffer] , waarna zij, via de online bankieren applicatie, geldbedragen van de rekeningen van de slachtoffers hebben overgemaakt naar [Crypto 1] en [Crypto 2] , zijnde platforms voor de handel in cryptocurrency.
In aanvulling op de in het vonnis genoemde bewijsmiddelen, heeft de rechtbank bij het schatten van het wederrechtelijk verkregen voordeel voorts de hierna te noemen bewijsmiddelen gebruikt.
[Slachtofffer]
In de periode van 1 augustus tot en met 15 oktober 2023 hebben de onderstaande inkomende en uitgaande cryptovaluta transacties plaatsgevonden in de wallet voorzien van adres
[Walletadres]
[afbeelding van inkomende en uitgaande cryptovaluta transacties]
[Naam verdachte] heeft op het adres [Walletadres] op 1 augustus 2023 een bedrag van 25,41742441 Ethereum ontvangen. Dat is omgerekend
[Slachtofffer]
Uit het onderzoek naar de veiliggestelde data van de inbeslaggenomen Apple iPhone 11, die tijdens de doorzoeking in de woning van [Naam verdachte] werd aangetroffen
3.3.3 De schatting en toerekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel De rechtbank zal het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vaststellen op € 11.556,53. Hiertoe overweegt zij het volgende.
[Slachtofffer]
De rechtbank zal hieronder enkel benoemen hetgeen [Naam verdachte] hieraan over heeft gehouden.
De uitgaande transacties, nummer 7 tot en met 18, zijn naar verschillende adressen overgemaakt. Er zijn een aantal transacties, in totaal 0,184802 ETH, overgeschreven naar ontvangstadres [Walletadres] van de [Walletadres] . Dat is omgerekend een bedrag van € 279,80 (nummer 8 en 12 tot en met 15). [Webwinkel] is een webwinkel waar klanten met cryptovaluta diverse giftcards kunnen kopen. Omdat de cryptowallet aan [Naam verdachte] toebehoort en hij niet heeft verklaard dat anderen ook toegang hadden tot die wallet, gaat de rechtbank ervan uit dat [Naam verdachte] 0,184802 ETH zelf heeft overgeschreven naar [Webwinkel] , en hij de giftcards heeft gekocht.
Daarnaast zijn een aantal transacties, van in totaal 0,7861 Ethereum, overgeschreven naar ontvangstadres [Walletadres] . Dat is omgerekend een bedrag van € 1.161,28 (nummer 16 tot en met 18 van die hiervoor weergegeven tabel). Het adres [Walletadres] betreft een ontvangstadres van de [Walletadres] . Uit de analyse van de transactiegegevens van bankrekeningnummer [Bankrekeningnummer] op naam van [Naam verdachte] , hebben er onder andere op 11 en 16 oktober 2023, uitbetalingen van [Walletadres] plaatsgevonden. Dit betreft een gezamenlijk bedrag van € 292,73 (€ 12,13 + € 280,60 = € 292,73).
Ook hebben er drie cryptovalutatransacties plaatsgevonden naar drie verschillende adressen, nummer 9 tot en met 11 van die hiervoor weergegeven tabel, die niet te herleiden zijn naar een Exchange of een identificerende gebruiker. Deze drie transacties omvatten in totaal 24,17375199 Ethereum. Dat is omgerekend een bedrag van € 40.476,80. [Naam verdachte] heeft verklaard dat hij na de gepleegde diefstal van [Slachtofffer] cryptovaluta naar contant geld heeft omgewisseld in Tilburg. De verklaring, dat hij in Tilburg is geweest, wordt ondersteund door de mast- en locatiegegevens van de telefoon die [Naam verdachte] in het bezit had. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat [Naam verdachte] 24,17375199 Ethereum heeft omgezet naar contant geld.
[Naam verdachte] heeft over die omzetting verklaard dat de handelaar, degene die de cryptovaluta heeft omgezet naar contant geld, een bepaald percentage van de cryptovaluta heeft gekregen voor zijn verdiensten. [Naam verdachte] zou er uiteindelijk € 20.000,- à € 25.000,- aan over hebben gehouden en dit bedrag heeft hij gedeeld met [Medeverdachte 1] ; ieder de helft.
Uitgaande van de verklaring van [Naam verdachte] zou de handelaar een bedrag van € 15.476,80 hebben gekregen voor zijn verdiensten (€ 40.476,80 - € 25.000,- = €15.476,80). De handelaar heeft daarmee volgens de verklaring van [Naam verdachte] 38,24% van het totaalbedrag als percentage ontvangen voor zijn verdiensten (15.476,80 x 100 / 40.476,80 = 38,24%).
De rechtbank acht deze verklaring niet hoogst onaannemelijk, mede omdat binnen het criminele circuit geen officiële tarieven gelden en handelaren, gezien de afhankelijkheidspositie van [Naam verdachte] , in de praktijk hogere percentages kunnen bedingen. De rechtbank neemt in dat oordeel ook mee dat [Naam verdachte] en [Medeverdachte 1] van meet af aan en los van elkaar hebben verklaard € 10.000,- aan de diefstal over te hebben gehouden. De rechtbank volgt [Naam verdachte] daarom in zijn verklaring dat hij na de omwisseling er € 20.000,- à € 25.000,- aan over heeft gehouden.
Het verkregen bedrag kan echter niet concreet worden vastgesteld, omdat [Naam verdachte] ook niet meer exact weet te vertellen hoeveel hij eraan over heeft gehouden na de omzetting, namelijk € 20.000,- à € 25.000,-. De rechtbank zal daarom het door [Naam verdachte] verkregen bedrag schatten op € 10.000,-.
De rechtbank ziet geen reden om af te wijken hiervan, ook niet nu [Medeverdachte 2] heeft verklaard op enig moment € 5.000,- te hebben gekregen van [Naam verdachte] . Deze verklaring is immers niet onderbouwd of voldoende aannemelijk gebleken.
Conclusie Het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de baten van de diefstal van [Slachtofffer] bestaat uit het volgende.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de baten van de diefstal van [Slachtofffer] zal de rechtbank daarom vaststellen op € 10.572,53.
[Slachtofffer]
Vanuit [Walletadres] hebben diverse uitbetalingen op het bankrekeningnummer op naam van [Medeverdachte 1] plaatsgevonden. Hieronder zijn die betreffende uitbetalingen opgenomen.
[afbeelding van uitbetalingen op het bankrekeningnummer van [Naam verdachte] ]
Het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de baten van de diefstal van [Slachtofffer] zal de rechtbank daarom vaststellen op € 984,-.
3.3.4 De op te leggen betalingsverplichting De rechtbank zal aan [Naam verdachte] de verplichting opleggen tot betaling van € 11.556,53 aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank merkt op dat op grond van artikel 36e lid 9 van het Wetboek van Strafrecht de aan benadeelde derden in rechte toegekende vorderingen in mindering worden gebracht op de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en op de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag, maar slechts voor zover die zijn voldaan. Nu van dat laatste nog geen sprake is – het ontnemingsvonnis wordt immers gelijktijdig gewezen met het vonnis in de strafzaak – zal dit pas aan de orde komen in de executiefase en zal de rechtbank niet reeds nu al de toegekende bedragen aan schadevergoeding in mindering brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel en het door veroordeelde te betalen bedrag aan de Staat. Indien op een later moment de schadevergoedingsvordering is voldaan, dan staat de weg van artikel 6:6:26 Sv open.
4 Het wettelijke voorschrift
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
5 De beslissing
De rechtbank:
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 231 dagen.
Deze uitspraak is gewezen door mr. S.A.M.C. van de Winkel, voorzitter, mr. C.P.W. van Well en mr. I.T.H.L. van de Bergh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.R.C. Custers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 oktober 2025.
Buiten staat Mr. C.P.W. van Well is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer LBR023105-232, gesloten van 14 maart 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1221.
Het proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2024, pagina 1211 tot en met 1217.
Opmerking weergave tijdstippen: in de tabel worden tijdstippen weergegeven als UTC+0. Voor de in de analyse genoemde tijdstippen dient er, omdat de Nederlandse zomertijd van toepassing was, 2 uur bij opgeteld te worden.
Het proces-verbaal van bevindingen van 10 januari 2024, pagina 551 tot en met 575.
Het proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2024, pagina 1211 tot en met 1217.
Wanneer in deze uitspraak staat dat Ethereum is omgerekend naar euro’s, dan is gebruik gemaakt van de omrekeningstool van www.investing.com.
De kennisgeving van inbeslagname van 6 december 2023, pagina 367.
Het proces-verbaal van bevindingen van 10 januari 2024, pagina 551 tot en met 575.
Het proces-verbaal van bevindingen van 10 januari 2024, pagina 551 tot en met 575.
De schatting en toerekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel betreffende [Naam verdachte] is gebaseerd op het proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2024, pagina 1211 tot en met 1217.
De schatting en toerekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel betreffende [Naam verdachte] is gebaseerd op het proces-verbaal van bevindingen van 22 augustus 2024, pagina 1218 tot en met 1221.