Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

zaaknummer: ROE 21/956

en

(gemachtigde: mr. S.O. Visch).

  1. Deze uitspraak gaat over de beëindiging van de opleiding van eiseres door de Politieacademie. Eiseres is het daarmee niet eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of verweerder het beëindigingsbesluit in stand heeft mogen laten.

Procesverloop

  1. Met het besluit van 12 november 2020 (het primaire besluit) heeft het sectorhoofd basis politieonderwijs (sectorhoofd) eiseres haar opleiding tot Assistent Politiemedewerker voor Vrijwillige Politie (VP) niveau 2 (de opleiding) beëindigd, omdat eiseres niet binnen de daarvoor maximaal toegestane doorlooptijd, inclusief verlenging, een voldoende resultaat heeft behaald.

2.1. Met de uitspraak van 18 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eiseres hiertegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.

2.2. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

2.3. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

2.4. De rechtbank heeft het beroep voor de eerste keer op 17 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld van [naam 1] en de gemachtigde van verweerder, vergezeld van [naam 2] .

2.5. Het onderzoek ter zitting is geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen er samen uit te komen.

2.6. Met de brieven van 12 en 14 november 2024 hebben partijen de rechtbank bericht dat het niet gelukt is om er samen uit te komen.

2.7. Eiseres heeft de rechtbank met haar brief van 27 december 2024 laten weten dat zij nogmaals op een zitting gehoord wil worden.

2.8. Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2025. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld van [naam 1] en de gemachtigde van verweerder, vergezeld van [naam 2] .

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?

  1. In februari 2019 (week 7) is eiseres gestart met de opleiding. De opleiding betrof een deeltijdopleiding en eiseres volgde deze naast haar ‘reguliere’ baan en naast haar aanstelling als vrijwillige politieambtenaar bij de politie-eenheid Limburg.

3.1. Op 6 oktober 2020 heeft een eindgesprek plaatsgevonden. Eiseres wilde tijdens dit eindgesprek haar portfolio presenteren, zodat dit beoordeeld kon worden en vastgesteld kon worden of zij haar diploma had gehaald of niet. Tijdens het eindgesprek is echter aan eiseres medegedeeld dat zij de opleiding niet succesvol had afgerond, omdat ze – kort gezegd – niet alle verplichte onderdelen had volbracht. Eiseres had namelijk haar stageopdrachten niet voorafgaand aan het eindgesprek door haar praktijkbegeleider voor akkoord laten aftekenen.

3.2. De opleiding is vervolgens met het primaire besluit beëindigd. Dit besluit is door verweerder met het bestreden besluit in stand gelaten. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de maximale doorlooptijd van de opleiding is bereikt. Het gevolg hiervan is dat er op basis van de Onderwijs- en examenregeling 2020 (OER 2020) geen andere weg meer open stond dan het besluit tot beëindiging van de opleiding. Anders zou er tijd zijn geweest voor eiseres om met de feedback de nog openstaande opdrachten af te ronden.

3.3. Aan eiseres is met ingang van 1 maart 2021 op eigen verzoek eervol ontslag verleend als vrijwillig politieambtenaar bij de politie-eenheid Limburg.

3.4. Tussen partijen is in geschil of de Politieacademie de opleiding op deze manier heeft mogen beëindigen. Eiseres stelt zich op het standpunt – kort weergegeven – dat zij onvoldoende tijd, hulp en begeleiding heeft gekregen. Zij heeft beroep ingesteld, omdat ze vindt dat ze op grond van een inhoudelijke beoordeling van haar portfolio het diploma had moeten krijgen. Eiseres wenst het diploma alsnog te ontvangen.

3.5. Tijdens de eerste zitting is met partijen afgesproken dat de Politieacademie het portfolio alsnog (inhoudelijk) zou beoordelen en dat eiseres zou trachten een nieuwe aanstelling als vrijwillig politieambtenaar te verkrijgen. Partijen hebben de rechtbank laten weten dat hun inspanningen niet tot een oplossing hebben geleid. Daarom doet de rechtbank nu, na de tweede zitting en sluiting van het onderzoek, uitspraak op het beroep van eiseres.

Heeft eiseres nog (proces)belang bij een beoordeling van het bestreden besluit?

  1. De rechtbank ziet zich allereerst voor de ambtshalve te beoordelen vraag gesteld of eiseres nog (voldoende) procesbelang heeft bij haar beroep. Indien eiseres onvoldoende procesbelang heeft, is het beroep niet-ontvankelijk en zou de rechtbank niet toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit.

4.1. Er is pas sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het indienen van dat beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.

  1. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres geen procesbelang meer heeft, omdat zij met deze beroepsprocedure niet kan bereiken wat zij zou willen bereiken. Verweerder wijst er allereerst op dat eiseres geen aanstelling meer heeft bij een politie-eenheid. Zonder aanstelling is het niet mogelijk om toegelaten te worden tot de Politieacademie. Het is daarom volgens verweerder voor eiseres niet meer mogelijk om een opleiding aan de Politieacademie te volgen dan wel af te ronden. Op de tweede zitting heeft verweerder daar nog aan toegevoegd dat een herbeoordeling van het portfolio niet mogelijk is en niet kan leiden tot een diploma. In dat kader is van belang dat de Politieacademie niet langer over het portfolio van eiseres beschikt nu de bewaartermijn daarvoor is verstreken. Bovendien zou eiseres voor een volledig portfolio een goedkeurende verklaring nodig hebben van de (praktijkbegeleider van de) politie-eenheid Limburg. Uit navraag is gebleken dat de politie-eenheid Limburg die verklaring niet wil afgeven, omdat er volgens de eenheid inmiddels sprake is van een verstoorde (arbeids)relatie. Daar heeft de Politieacademie verder geen invloed op. Tot slot heeft verweerder tijdens de tweede zitting naar voren gebracht dat de Politieacademie – als dat al aan de orde zou zijn – ook niet meer bevoegd is om eiseres alsnog een diploma voor de opleiding uit te reiken, omdat de opleiding per 1 januari 2023 niet meer bestaat en er geen sprake is van overgangsrecht.[1]

  2. Eiseres heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat zij wel degelijk nog procesbelang heeft. Haar beroep gaat over de periode dat zij in opleiding was bij de Politieacademie (van februari 2019 tot oktober 2020). In die periode had zij een aanstelling bij de politie-eenheid Limburg. Wat haar betreft heeft zij alle opdrachten van de opleiding juist en volledig uitgevoerd. Het enige dat er nog moest gebeuren is een beoordeling van deze stukken. Met een diploma op zak heeft zij de keuze om in de toekomst bij een andere politie-eenheid te solliciteren en haar werkzaamheden als politievrijwilliger weer op te pakken. Op de tweede zitting heeft eiseres nog naar voren gebracht dat zij niet inziet waarom zij niet met terugwerkende kracht alsnog een diploma zou kunnen krijgen. In het dossier zijn alle documenten aanwezig om haar portfolio te beoordelen. Dat is ook wat zij met haar beroep wenst te bereiken: een positieve beoordeling en een diploma voor de opleiding. Volgens haar is dat nog steeds mogelijk.

  3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres voldoende procesbelang bij de beoordeling van haar beroep. De rechtbank begrijpt dat het voor het (ver)volgen van een opleiding aan de Politieacademie noodzakelijk is om een aanstelling bij een politie-eenheid te hebben. Nu eiseres een dergelijke aanstelling niet heeft en daar ook geen zicht op is, acht de rechtbank het volgen van onderwijs aan de Politieacademie geen haalbaar resultaat van de beroepsprocedure. Dat is ook niet wat eiseres met de beroepsprocedure wenst te bereiken. Zij wil bereiken dat zij alsnog een diploma krijgt. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet een onmogelijk resultaat van deze beroepsprocedure. Volgens eiseres hoeven geen aanvullende opdrachten in de praktijk bij een politie-eenheid meer te worden uitgevoerd, en dient de Politieacademie slechts haar portfolio inhoudelijk te beoordelen. Daarvoor is geen aanstelling bij een politie-eenheid nodig. Verweerder heeft dit niet betwist. De rechtbank ziet verder niet in waarom het voor de Politieacademie onmogelijk zou zijn om die beoordeling uit te voeren. Dat de Politieacademie het portfolio niet heeft bewaard staat daaraan niet in de weg. Naast de registratie van de behaalde positieve (deel)resultaten van eiseres, maakt het resterende deel van het portfolio (de uitgewerkte stageopdrachten voor de drie ontbrekende stages, de feedbackformulieren en de reflectieverslagen) onderdeel uit van het procesdossier van de rechtbank en is daarmee dus ook voor de Politieacademie beschikbaar. Als deze beoordeling positief uitvalt, kan eiseres in theorie alsnog een diploma voor de opleiding krijgen. Het is de rechtbank niet gebleken dat de (directeur van de) Politieacademie niet meer bevoegd is om alsnog met terugwerkende kracht een diploma voor de opleiding uit te reiken.[2] Dat is immers afhankelijk van het antwoord op de vraag of eiseres ten tijde van het eindgesprek op 6 oktober 2020, althans ten tijde van het primaire besluit, voldeed aan de voorwaarden om het diploma voor de opleiding te krijgen. Eiseres had toen nog een aanstelling bij de politie-eenheid Limburg. Dat de opleiding per 1 januari 2023 niet meer bestaat, betekent niet zonder meer dat aan eiseres niet per de datum van het primaire besluit (toen de opleiding dus nog wel bestond) een diploma zou kunnen worden verstrekt. Bovendien zou de rechtbank het onredelijk achten om het stopzetten dan wel schrappen van de gehele opleiding (nota bene tijdens een nog lopende beroepsprocedure) aan verkrijging van een diploma in de weg te stellen. Met het diploma op zak kan eiseres tot slot desgewenst bij iedere politie-eenheid in het land solliciteren. Het te behalen resultaat kan daarmee voor eiseres ook feitelijk betekenis hebben. De rechtbank neemt daarom aan dat eiseres procesbelang heeft en toetst hierna inhoudelijk het bestreden besluit.

Heeft eiseres te weinig tijd gekregen?

  1. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij te weinig tijd heeft gekregen om de opleiding af te ronden. Zij wijst er onder meer op dat zij geen schriftelijke reactie heeft gekregen op haar verlengingsverzoek en dat zij last-minute een nieuwe praktijkopleider heeft gekregen die haar – gelet op zijn beperkte aanwezigheid – nog maar een paar dagen kon begeleiden voor het eindgesprek. Verder begrijpt eiseres niet dat haar lichtingsgenoten wegens corona allemaal een verlenging hebben gekregen tot 1 januari 2021, en zij als enige niet.

  2. De opleiding van eiseres is beëindigd op grond van artikel 35.2, aanhef en onder d, van de OER 2020.[3] Daarin is bepaald dat de inschrijving van de student door het sectorhoofd wordt beëindigd als de maximaal toegestane doorlooptijd inclusief eventuele verlenging als bedoeld in artikel 34 van de OER 2020 is verstreken.

Het sectorhoofd mag de opleiding alleen beëindigen als de opleiding voor zodanige voorzieningen heeft gezorgd dat de mogelijkheden voor een goede studievoortgang zijn gewaarborgd.

9.1. In artikel 31.1 van de OER 2020 – voor zover hier relevant – staat dat, voor studenten die vanaf week 5 van 2015 zijn gestart met een basispolitieopleiding die één jaar of langer duurt, geldt dat de maximaal toegestane doorlooptijd gelijk staat aan de standaard doorlooptijd plus één derde verlenging. Binnen de maximaal toegestane doorlooptijd moeten alle examens met goed gevolg zijn afgelegd.

9.2. De opleiding van eiseres had een nominale duur van 66 weken. De maximaal toegestane doorlooptijd is dan 88 weken (66 weken plus één derde verlenging). Uit het dossier blijkt dat eiseres in week 7 van 2019 (maandag 11 februari 2019) is begonnen met de opleiding. 88 weken later was het maandag 19 oktober 2020 (week 43).

9.3. Tijdens de eerste zitting is met partijen vastgesteld dat het sectorhoofd ten onrechte is uitgegaan van de einddatum zondag 4 oktober 2020. Nog los van de vraag of aan eiseres net als aan haar lichtingsgenoten een extra verlenging wegens corona had moeten worden verleend, had eiseres op basis van artikel 31.1 van de OER tot in elk geval maandag 19 oktober 2020 de tijd moeten krijgen om alle examens af te leggen. In het geval van eiseres hadden deze extra dagen misschien net het verschil kunnen maken. Dit staat ook in het bestreden besluit (“Anders zou er tijd zijn geweest voor eiseres om met de feedback de nog openstaande opdrachten af te ronden.”). In tegenstelling tot wat verweerder in het bestreden besluit heeft opgenomen was er tussen 4 oktober 2020 en 19 oktober 2020 dus nog wel degelijk tijd geweest voor eiseres om met de feedback de nog openstaande opdrachten af te ronden. Het beëindigingsbesluit was dan ook prematuur. Dat heeft verweerder op de zitting ook erkend.

9.4. Het voorgaande brengt reeds mee dat het beroep slaagt. De overige beroepsgronden van eiseres kunnen onbesproken blijven.

Hoe nu verder?

  1. De rechtbank zal het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaren en die uitspraak op het administratief beroep van eiseres vernietigen. De rechtbank ziet niet in dat verweerder in het administratief beroep anders zou kunnen oordelen dan het administratief beroep gegrond te verklaren en het primaire besluit te vernietigen. Het primaire besluit kon immers niet worden gebaseerd op artikel 35.2, aanhef en onder d, van de OER 2020 en ontbeert dus een (juiste) juridische grondslag. Nu er geen andere uitkomst mogelijk is, ziet

de rechtbank aanleiding om in zoverre zelf in de zaak te voorzien door met gegrondverklaring van het administratief beroep het primaire besluit te vernietigen.[4]

  1. Dit betekent dat de oude situatie, waarin de opleiding van eiseres nog niet was beëindigd, herleeft. De rechtbank realiseert zich dat daarmee (opnieuw) een onzekere situatie ontstaat. Gelet op het tijdsverloop en de belangen van partijen had de rechtbank de voorkeur om deze zaak op een meer finale manier af te doen. Die ruimte heeft de rechtbank echter niet. Het is niet aan de rechtbank om het ‘kennen en kunnen’ van eiseres te beoordelen, maar aan (de directeur van de) Politieacademie. De (directeur van de) Politieacademie zal dan ook met terugwerkende kracht alsnog moeten beoordelen of eiseres aan de voorwaarden voor een diploma voor de opleiding voldeed. De (directeur van de) Politieacademie zal hierbij in ieder geval de mails van eiseres van 18, 27 en 30 september 2020 en 3 oktober 2020 en de bijbehorende bijlagen inhoudelijk moeten beoordelen. Het betreft een onderzoek naar de kennis, het inzicht, de vaardigheden en de beroepshouding van eiseres op dat moment (oktober 2020) alsmede een beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek aan de hand van de vereisten in het kwalificatiedossier.

11.1. Ter voorlichting aan eiseres overweegt de rechtbank dat dit nog niet betekent dat er alsnog een diploma voor de opleiding aan haar moet worden toegekend, maar dat de (directeur van de) Politieacademie alsnog een inhoudelijke beoordeling moet doen. Die beoordeling kan voldoende of onvoldoende zijn.

11.2. Ter voorlichting aan de (directeur van de) Politieacademie overweegt de rechtbank dat het ontbreken van de goedkeurende verklaring van de politie-eenheid Limburg, gelet op de premature beëindiging van de opleiding en het tijdverloop in de beroepsprocedure, in redelijkheid niet vanwege het ontbreken van een aanstelling bij die politie-eenheid of het inmiddels bestaan van een verstoorde (arbeids)relatie aan eiseres kan worden tegengeworpen. Dat geldt eveneens voor de door verweerder benoemde praktische problemen, zoals het niet meer beschikken over het portfolio, het niet meer in dienst zijn van de betrokken begeleiders en het niet meer beschikken over een format voor het diploma behorend bij de opleiding. Deze zaken mogen wat de rechtbank betreft niet aan een inhoudelijke beoordeling van het portfolio en – bij een voldoende beoordeling – aan het uitreiken van een diploma in de weg staan.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep tegen het bestreden besluit is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet verder aanleiding om met gegrondverklaring van het administratief beroep het primaire besluit te vernietigen, omdat het niet op artikel 35.2, aanhef en onder d, van de OER 2020 kon worden gebaseerd. De (directeur van de) Politieacademie zal met een nieuw besluit moeten beslissen of eiseres in oktober 2020 aan de voorwaarden voor een diploma voor de opleiding voldeed en of er aan haar een diploma moet worden toegekend, met inachtneming van deze uitspraak.

12.1. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft verder geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep tegen de uitspraak van verweerder van 18 februari 2021 gegrond en vernietigt die uitspraak;

  • verklaart het administratief beroep tegen het besluit van 12 november 2020 gegrond en vernietigt dat besluit;

  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 181,- aan eiseres moet vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, voorzitter, en mr. M.M.T. Coenegracht en mr. P.H. Broier, leden, in aanwezigheid van mr. M.H. Vonk-Menger, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2025 .

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 24 september 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep[5] waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Verweerder heeft ter zitting onder meer verwezen naar de Regeling Landelijke Politieopleidingen PO2002 gepubliceerd in de Staatscourant 2003, 248 en vervallen per 1 januari 2023 en de Regeling politieonderwijs gepubliceerd in de Staatscourant 2024, 7016 in werking getreden per 1 januari 2023.

In artikel 91, vijfde lid, van de Politiewet 2012 staat: Ten bewijze dat een examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een diploma, deeldiploma of certificaat uitgereikt, nadat de directeur van de Politieacademie heeft verklaard dat aan de procedurele eisen voor de afgifte is voldaan.

In het primaire besluit staat artikel 35.2, aanhef en onder b, van de OER 2020. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat dit een verschrijving betreft.

Zie artikel 7:25 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 8.1 van het Reglement van de Commissie van beroep, waarin staat dat verweerder een besluit geheel of gedeeltelijk kan vernietigen, maar niet bevoegd is om zelf een nieuw besluit te nemen.

Zie artikel 8:105, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 10, tweede volzin, van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (bijlage 2 bij de Awb) in samenhang met artikel 3, aanhef en onder f, van de Ambtenarenwet 2017 in samenhang met artikel 2, aanhef en onder c, van de Politiewet 2012 in samenhang met artikel 1 van het Besluit algemene rechtspositie politie.


Voetnoten

Verweerder heeft ter zitting onder meer verwezen naar de Regeling Landelijke Politieopleidingen PO2002 gepubliceerd in de Staatscourant 2003, 248 en vervallen per 1 januari 2023 en de Regeling politieonderwijs gepubliceerd in de Staatscourant 2024, 7016 in werking getreden per 1 januari 2023.

In artikel 91, vijfde lid, van de Politiewet 2012 staat: Ten bewijze dat een examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een diploma, deeldiploma of certificaat uitgereikt, nadat de directeur van de Politieacademie heeft verklaard dat aan de procedurele eisen voor de afgifte is voldaan.

In het primaire besluit staat artikel 35.2, aanhef en onder b, van de OER 2020. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat dit een verschrijving betreft.

Zie artikel 7:25 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 8.1 van het Reglement van de Commissie van beroep, waarin staat dat verweerder een besluit geheel of gedeeltelijk kan vernietigen, maar niet bevoegd is om zelf een nieuw besluit te nemen.

Zie artikel 8:105, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 10, tweede volzin, van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (bijlage 2 bij de Awb) in samenhang met artikel 3, aanhef en onder f, van de Ambtenarenwet 2017 in samenhang met artikel 2, aanhef en onder c, van de Politiewet 2012 in samenhang met artikel 1 van het Besluit algemene rechtspositie politie.