Terug naar bibliotheek
Rechtbank Limburg

ECLI:NL:RBLIM:2025:7212 - Rechtbank Limburg - 25 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBLIM:2025:721225 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

zittingsplaats Maastricht

zaaknummer : 11610441 MS VERZ 25-461 datum : 25 juli 2025 beschikking op een verzoek tot instelling mentorschap

van:

[verzoekster] , adres: [woonplaats 1] , [adres 1] , hierna te noemen: verzoekster,

met betrekking tot:

[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1931, wonende te [woonplaats 2] , [adres 2] , hierna te noemen: betrokkene.

1 De procedure

1.1 Het verzoek, met bijlagen (waaronder een bereidverklaring,) is ontvangen op 24 maart 2025.

1.2 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 juli 2025 op het verblijfadres van de betrokkene. Daarbij zijn verschenen de betrokkene en de verzoekster.

2 De onderbouwing

Verzoekster stelt ter onderbouwing – samengevat – het volgende. De betrokkene is ca. 60 jaar lid van de congregatie waarvan de verzoekster overste is. De betrokkene heeft al die tijd samengeleefd met andere zusters van de congregatie en met de overste. Sinds enige tijd is zij opgenomen in en wordt zij verzorgd door de Zorginstelling Huize Bergweide. De overste is de leidinggevende binnen de congregatie en bevoegd de congregatie tegenover derden te vertegenwoordigen. In het verleden gaf zij ook leiding aan en nam beslissingen ten behoeve van de leden binnen de congregatie. Tegenwoordig wordt die bevoegdheid door derden niet erkend. Daardoor is er de behoefte ontstaan om de bevoegdheid van de overste anderszins vast te leggen. Het benoemen van haar tot mentor zou dit bewerkstelligen. Zij kan dan als mentor de betrokkene vertegenwoordigen bij ziekenhuisafspraken en beslissingen die door de zorginstelling gemaakt worden.

3 De ontvankelijkheid

3.1 De verzoekster behoort niet tot de kring van personen die op grond van art. 1:451 BW het verzoek kunnen doen. Zo behoort zij niet tot de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of die aan de betrokkene begeleiding biedt als bedoeld in art. 1:451 lid 2 BW: zij maakt geen deel uit van de Zorginstelling Huize Bergweide en de congregatie is ook niet gelieerd aan die zorginstelling. Bij een strikte toepassing van art. 1:451 BW zou de verzoekster dan ook niet-ontvankelijk in haar verzoek moeten worden verklaard.

3.2 De kantonrechter ziet evenwel aanleiding anders te oordelen. Hij stelt voorop dat binnen de congregatie een langdurige band bestaat die vaak nog hechter is dan die bij bloedverwantschap. Tijdens de mondelinge behandeling in deze procedure en die in procedures inzake vijf andere zusters van de congregatie is bovendien gebleken dat die band niet is verbroken nadat die zusters vanwege hun dementie moesten worden opgenomen in Huize Bergweide: de verzoekster bezoekt hen wekelijks, toont liefdevolle betrokkenheid, wordt door de zusters nog steeds beschouwd als degene die verantwoordelijkheid voor hen draagt en wordt door de zorginstelling als volwaardige gesprekspartner beschouwd. De kantonrechter overweegt dat uit de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II, 2011-2012, 33 054, nr.3 p.7-8) volgt dat de achterliggende gedachte voor het geven van de bevoegdheid tot het verzoeken van bewind, mentorschap of curatele aan instellingen die zorg bieden of begeleiden, is dat “dergelijke instellingen, bij afwezigheid of niet optreden van een partner of familieleden, in ieder geval wel omgang en contact met de betrokkene hebben en daarom in staat worden geacht in te kunnen schatten of de betrokkene een bewindvoerder, mentor of curator nodig heeft”. Dat geldt naar het oordeel van de kantonrechter in elk geval ook voor de verzoekster. De kantonrechter overweegt verder dat de in de wetshistorie aangevoerde argumenten tegen een uitbreiding van de kring van personen die om mentorschap kunnen verzoeken (zoals de bescherming van de privacy en het vermijden van vermenging van bevoegdheden) in deze casus niet van toepassing zijn. Gelet op het voorgaande brengt een redelijke wetstoepassing mee dat de verzoekster ontvankelijk wordt geacht in haar verzoek.

4 Het mentorschap

4.1 De kantonrechter is van oordeel dat de betrokkene vanwege haar geestelijke of lichamelijke toestand niet in staat is om haar niet-vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Mogelijk is het mentorschap niet nodig ten opzichte van Huize Bergweide, maar wel ten opzichte van derden. De kantonrechter zal het verzoek dus toewijzen en het mentorschap instellen.

4.2 De kantonrechter zal de voorgestelde mentor benoemen, nu niet van bezwaren daartegen is gebleken.

4.3 De mentor zal geen loon in rekening brengen. Zij zal mentor over meer dan drie zusters worden, maar gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval niet als professionele mentor worden aangemerkt. 5. De beslissing

De kantonrechter:

5.1 stelt met ingang van de dag na de datum van verzending van deze beschikking een mentorschap in ten behoeve van [betrokkene] vanwege de geestelijke of lichamelijke toestand;

5.2 benoemt met ingang van de dag na de datum van verzending van deze beschikking tot mentor: [verzoekster], wonende te [woonplaats 1] , [adres 1] .

Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:

a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;

b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.