Terug naar bibliotheek
Rechtbank Limburg

ECLI:NL:RBLIM:2024:6708 - Rechtbank Limburg - 24 september 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBLIM:2024:670824 september 2024

Uitspraak inhoud

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht Kantonrechter

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 10953184 \ CV EXPL 24-1043

Vonnis van 25 september 2024

in de zaak van

[eiser], te [woonplaats 1] , eisende partij, hierna te noemen: [eiser] , gemachtigde: mr. J.G. van Ek,

tegen

[gedaagde], te [woonplaats 2] , gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] , gemachtigde: mr. G.D. Jongen.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het exploot van dagvaarding van 14 februari 2024 met producties 1 en 2; - de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 5;

  • de conclusie van repliek met productie 3;

  • de conclusie van dupliek met producties 6 tot en met 12; - de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;

  • de mondelinge behandeling van 3 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1. Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad die in juni 2023 is geëindigd. Zij zijn niet gehuwd geweest en hebben samengeleefd zonder geregistreerd partnerschap of een op schrift gestelde samenlevingsovereenkomst.

2.2. [gedaagde] huurde een woning te [woonplaats 1] (hierna: de woning). [eiser] heeft in juni 2023 de woning verlaten en [gedaagde] in december 2023.

2.3. Bij brief van 21 juni 2023 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] gesommeerd om de resterende zaken aan [eiser] af te geven.

2.4. In januari 2024 heeft [eiser] de woning betreden. Echter waren volgens [eiser] niet alle zaken die zijn genoemd in de brief van 21 juni 2023 aanwezig.

2.5. [eiser] heeft [gedaagde] mondeling verzocht om de resterende zaken aan hem af te geven. [gedaagde] heeft hieraan geen gevolg gegeven.

3 Het geschil

3.1. [eiser] vordert – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen:

1. om de volgende zaken af te geven aan [eiser] , op straffe van verbeurte van een dwangsom:

1. Leenbakker SCOTT dressoir, kast en tv-meubel; 2. Leenbakker Tafel BJARNE; 3. Leenbakker eetkamertafel TREVOR; 4. Samsung wasmachine (kenmerk WW90T684ALE/S2); 5. Samsung droger (kenmerk DV80T5220AT/S2); 6. Spa Bestway Lay-Z-Spa Miami; 7. Loungeset Gardini San Marino; 8. Loungeset Gardini Hocker; 9. Mountainbike Torpedo; 10. Omafiets Talend Classic; 11. Haier Tundra airco; 12. Tweetal Tv’s; 13. Muziekbox; 14. Spiegel gang; 15. Diverse herenkleding; 16. Gasfornuis; 17. IJskast; 18. Glazen beeldjes Swarovski; 19. Persoonlijke eigendommen van oma [eiser] ; 20. Foto’s van oma [eiser] ; 21. Persoonlijke eigendommen oma [eiser] ; 22. Gereedschap; 23. TV plus TV zolder.

2. om aan [eiser] te betalen € 5.000,00 ter zake de Citroën en € 2.450,00 ter zake de hond, te vermeerderen met rente;

3. in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.2. [eiser] legt aan zijn vorderingen de stelling ten grondslag dat hij gerechtigd is om zijn eigendommen terug te vorderen. Ingevolge artikel 5:2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is de eigenaar bevoegd zijn eigendommen terug te eisen van eenieder die deze zonder recht of titel onder zich houdt. De weigering van [gedaagde] om de spullen aan hem af te geven, vormt een inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser] .

3.3. [gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1. De eigenaar van een zaak is op grond van artikel 5:2 BW bevoegd haar op te eisen van een ieder die haar zonder recht houdt.

4.2. [gedaagde] betwist dat [eiser] eigenaar is van de zaken genoemd onder 1 tot en met 5 en 14. Als onderbouwing heeft [eiser] facturen overgelegd, maar daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter niet komen vast te staan dat hij eigenaar is van betreffende zaken. De facturen staan namelijk op naam van de familie [familienaam] dan wel [familienaam] en het e-mailadres van [gedaagde] is op de facturen genoemd. Ook blijkt uit de facturen niet dat [eiser] (cash) heeft betaald. Ten aanzien van 14 heeft [gedaagde] bij conclusie van antwoord gesteld dat zij de spiegel cadeau heeft gekregen van de moeder van [eiser] . De kantonrechter gaat uit van de juistheid daarvan nu [eiser] dit zowel bij repliek als tijdens de mondelinge behandeling niet heeft betwist. Dit betekent dat ook ten aanzien van 14 niet is komen vast te staan dat [eiser] eigenaar is. De vordering van [eiser] tot afgifte van deze zaken zal dan ook worden afgewezen.

4.3. Ten aanzien van de zaken 6 tot en met 13 en 15 tot en met 23 betwist [gedaagde] dat zij die zaken onder zich heeft.

4.3.1. [gedaagde] stelt bij conclusie van antwoord dat de zaken in het bezit zijn van de oudste dochter (11) of van [eiser] (11) dan wel naar het stort (6) of milieupark (9 en 10) zijn gebracht of zijn weggegooid (7, 8 en 13). De kantonrechter gaat uit van de juistheid van die stellingen nu [eiser] dit zowel bij repliek als tijdens de mondelinge behandeling niet heeft weersproken. Dit betekent dat ten aanzien van 6 tot en met 11 en 13 niet is komen vast te staan dat [gedaagde] die zaken onder zich heeft. De vordering van [eiser] tot afgifte van deze zaken zal daarom worden afgewezen.

4.3.2. Ook zal de vordering van [eiser] tot afgifte van de zaken genoemd onder 12 en 15 tot en met 23 worden afgewezen. Door na de betwisting door [gedaagde] enkel te stellen dat de gevorderde zaken door hem zijn betaald, hetgeen niets zegt over of [eiser] de gevorderde zaken onder zich heeft, heeft [eiser] zijn vordering onvoldoende onderbouwd. Tevens had het gelet op artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op de weg van [eiser] gelegen om zijn vordering nader te concretiseren nu [gedaagde] over enkele posten stelt niet te weten wat [eiser] bedoelt. Aan het door [eiser] aangeboden getuigenbewijs komt de kantonrechter dan ook niet toe. Ten aanzien van het aangeboden getuigenbewijs merkt de kantonrechter ten overvloede op dat dit ziet op de stelling dat de zaken in de woning aanwezig waren voordat [gedaagde] de woning verliet en dat dit voor de beoordeling van het geschil niet relevant is omdat het niet ziet op het feit of [gedaagde] de zaken thans onder zich heeft.

4.4. Het rechtsgevolg van artikel 5:2 BW is afgifte van de betreffende de zaak. Nu [eiser] met betrekking tot de auto en de hond een geldbedrag vordert en geen andere rechtsgrond aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd, zal ook deze vordering worden afgewezen.

4.5. Gelet op de relatie die tussen partijen is geweest zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.6. De gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad wordt afgewezen omdat de vorderingen worden afgewezen en er bij compensatie van proceskosten niets ten uitvoer valt te leggen.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1. wijst de vorderingen van [eiser] af,

5.2. compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024.

CL