Terug naar bibliotheek
Rechtbank Limburg

ECLI:NL:RBLIM:2024:5324 - Rechtbank Limburg - 16 juli 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBLIM:2024:532416 juli 2024

Uitspraak inhoud

vonnis

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

zaaknummer / rolnummer: C/03/328708 / HA ZA 24-138

Vonnis in incident van 17 juli 2024

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident], statutair gevestigd te [vestigingsplaats] en kantoorhoudend te [kantoorplaats] , eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident, advocaat mr. L.W.J.P.F. Einig,

tegen

1 [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] ,

wonend te [woonplaats 1] , 2. [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident], wonend te [woonplaats 2] , gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident, advocaat mr. B.H.A. Augustin.

Eiseres wordt aangeduid als [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] . Gedaagden worden gezamenlijk aangeduid als [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] en wanneer op één van hen specifiek wordt gedoeld als [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] .

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2 Het geschil

in de hoofdzaak 2.1. [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] stelt dat [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] de afspraken tussen partijen met betrekking tot de financiering voor verwerving van een onroerende zaak, de daaraan gelieerde aanvangsinvesteringen en de huurafspraken niet nakomen. [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] vordert in de hoofdzaak – na wijziging van eis – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: Primair:

1. [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] zal gebieden binnen 14 kalenderdagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis medewerking te verlenen aan levering van de onverdeelde helft van het eigendom van de Onroerende Zaak kadastraal bekend: [kadastrale gegevens 1] , en tevens perceelnummers [kadastrale gegevens 2] , [kadastrale gegevens 3] en [kadastrale gegevens 4] (aanvulling advocaat)

overeenkomstig de aan in dezen te wijzen vonnis gehechte (nog als aanvullende productie in te brengen) concept leveringsakte, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag (een dagdeel daaronder begrepen) dat [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] in gebreke blijft met de naleving van het in dezen te wijzen vonnis tot een maximaal bedrag van € 500.000,00;

2. zal bepalen dat in het geval [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] niet binnen dertig kalenderdagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis zal meewerken aan de levering van de onverdeelde helft van het eigendom van de onder 1 genoemde Onroerende Zaak, dit vonnis in de plaats zal treden van de vereiste wilsverklaringen c.q. toestemmingen c.q. handtekeningen van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] voor het passeren van de notariële leveringsakte van de Onroerende Zaak kadastraal bekend: [kadastrale gegevens 1] en tevens perceelnummers [kadastrale gegevens 2] , [kadastrale gegevens 3] en [kadastrale gegevens 4] (aanvulling advocaat);

3. [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 124.400,00 (terugbetaling huurpenningen);

4. zal verklaren voor recht dat [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] vanaf de datum van het in dezen te wijzen vonnis aan [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] niet meer verschuldigd is dan 50% van de tussen partijen geldende huurprijs.

1. [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] zal veroordelen tot betaling van de helft van de actuele waarde van de

Onroerende Zaak in het economisch verkeer, vast te stellen door een door de Rechtbank te benoemen deskundige;

2. [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 124.400,00 (terugbetaling huurpenningen);

3. zal verklaren voor recht dat [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] vanaf de datum van het in dezen te wijzen vonnis aan [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] niet meer verschuldigd is dan 50% van de tussen partijen geldende huurprijs;

1. [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] zal veroordelen tot:

( i) betaling van de helft van de actuele waarde van de Onroerende Zaak in het economisch

verkeer, vast te stellen door een door de Rechtbank te benoemen deskundige; (ii) betaling van een bedrag van € 124.400,00 (terugbetaling huurpenningen); (iii) maandelijkse vergoeding/betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van 50% van de huurpenningen die [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] aan [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] verschuldigd zal worden, vanaf de dag van het in dezen te wijzen vonnis tot aan de dag van eindigen van de huurovereenkomst betreffende de Onroerende Zaak, kadastraal bekend: [kadastrale gegevens 1] en tevens perceelnummers [kadastrale gegevens 2] , [kadastrale gegevens 3] en [kadastrale gegevens 4] (aanvulling advocaat) schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de Wet; In alle gevallen:

1. gedaagden hoofdelijk, des de één betalende, de ander zal zijn bevrijd, zal veroordelen tot

betaling aan eiseres van € 2.019,00 ten titel van buitengerechtelijke (incasso) kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;

2. gedaagden hoofdelijk des de één betalende, de ander zal zijn bevrijd, zal veroordelen in de kosten van deze procedure, de kosten van beslag daaronder begrepen, te voldoen binnen

veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.

in het incident

2.2. [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] vorderen dat de rechtbank de zaak verwijst naar de kamer voor kantonzaken. [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] stellen dat een deel van de vordering ziet op een aardzaak, namelijk de huurrelatie, zodat de zaak gelet op artikel 94 lid 2 Rv in zijn geheel dient te worden verwezen naar de kantonrechter.

2.3. [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] voert verweer. [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] stelt ten eerste dat de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] verzoekt echter, in afwijking van hetgeen is bepaald in artikel 94 lid 2 Rv, de zaak in zijn geheel bij de sector civiel van de rechtbank te houden. Zij stelt daartoe dat huur slechts een beperkt onderdeel van de hoofdzaak betreft en het niet in de lijn der verwachting ligt dat partijen bij een behandeling van de gehele zaak zullen afzien van vertegenwoordiging door een advocaat.

3 De beoordeling in het incident

3.1. Tussen partijen is niet in geschil dat een deel van de vordering een aardzaak betreft die op grond van art. 93 onder c Rv valt onder de bevoegdheid van de kantonrechter. Daarnaast zijn partijen het erover eens dat de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet.

3.2. Met partijen is de rechtbank van oordeel dat de vorderingen zodanig samenhangen dat afzonderlijke behandeling daarvan door verschillende rechters vanuit proceseconomisch oogpunt onwenselijk is. Nu ten minste een van de vorderingen een onderwerp betreft dat op grond van art. 93 onder c Rv door de kantonrechter dient te worden behandeld, zal de zaak in zijn geheel worden verwezen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank. De verwijzing door [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] naar een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant waaruit blijkt dat in de betreffende procedure geen verwijzing naar de kantonrechter heeft plaatsgevonden, ook al zou toepassing van artikel 94 lid 2 Rv daartoe leiden, maakt dat niet anders. Die zaak verschilt in ieder geval op een belangrijk punt van deze omdat de daarbij betrokken partijen uitdrukkelijk hebben verzocht de zaak niet te verwijzen naar de kantonrechter. Dat is hier niet aan de orde.

3.3. [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

4 De beslissing

De rechtbank

in het incident

4.1. wijst de vordering toe,

4.2. veroordeelt [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] tot op heden begroot op € 614,00,

4.3. verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,

in de hoofdzaak

4.4. verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Maastricht, op woensdag 31 juli 2024,

4.5. wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,

4.6. wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,

4.7. wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.

Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken.[1]

type: AH

coll:


Voetnoten

type: AHcoll: