ECLI:NL:RBLIM:2024:2140 - Rechtbank Limburg - 8 januari 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 9 januari 2024
Zaaknummer: C/03/323634 / FA RK 23-4033
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de volgende beschikking gegeven inzake:
[verzoekster] , verzoekster, wonend in [woonplaats] , advocaat mr. E.P.J. Appelman, kantoorhoudend in Alkmaar.
1 Het verloop van de procedure
Het procesverloop blijkt uit:
2 De feiten
Verzoekster is geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] . De geboorteakte van verzoekster komt voor in het register van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats] in het jaar 1996 onder aktenummer 102787. Aan deze geboorteakte is een latere vermelding betreffende vaststelling geslachtsnaam en voornaam vader en kind gehecht met ref. 102787/1996. In genoemde geboorteakte en genoemde latere vermelding is verzoekster vermeld met de voornaam [voornaam 1] .
In de basisregistratie personen is verzoekster geregistreerd met de Nederlandse nationaliteit.
3 Het verzoek
Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank de wijziging zal gelasten van de voornaam van verzoekster, in die zin dat de voornaam [voornaam 1] wordt gewijzigd in [voornaam 2] , zodat verzoekster voortaan [voornaam 2] Harsin zal heten.
Verzoekster heeft ter onderbouwing van haar verzoek gesteld dat haar ouders het bij haar geboorte niet eens konden worden over haar naam, reden waarom haar vader haar aangaf met de naam [voornaam 1] , maar dat lag niet in lijn met de wens van haar moeder. Kort na de geboorte van verzoekster belandden haar ouders in een vechtscheiding en mede omdat verzoekster eigenlijk al vanaf de geboorte werd aangesproken met de naam [voornaam 2] , heeft ze een grote afkeer ontwikkeld jegens haar officiële voornaam, omdat aan de naam aldus een sterke negatieve associatie gekoppeld is. Verzoekster ervaart er veel last van dat de roepnaam niet is geregistreerd, omdat ze vaak in discussies verzeilt raakt over haar naam en ze vaak aan anderen dient uit te leggen dat ze eigenlijk [voornaam 2] heet en niet [voornaam 1] . In dit verband heeft ze in eerste instantie de wens om de roepnaam [voornaam 2] te formaliseren en meent zij dat dit haar dagelijks welzijn en geluksgevoel ten goede zou komen. Dit zou haar ook sterken in haar gevoel van identiteit. Niet alleen verzoekster zelf, maar ook anderen hebben er belang bij dat de roepnaam [voornaam 2] officieel zal zijn vastgelegd, want het levert immers vaak hinder en verwarring op. Ze heeft daarnaast de wens om niet langer met de voornaam [voornaam 1] te worden geconfronteerd bij, omdat ze niets op heeft met die voornaam. Al eerder heeft verzoekster de wens gehad om de roepnaam te formaliseren, maar aangezien ze volgend jaar gaat trouwen, is de kwestie meer urgent geworden. Gezien het voorgaande stelt verzoekster dat zij een zwaarwichtig belang bij haar verzoek tot voornaamswijziging heeft. De voornaam is daarbij geoorloofd.
4 De beoordelingArtikel 1:4 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft de rechter de (discretionaire) bevoegdheid op verzoek van de betrokken persoon de wijziging te gelasten van zijn voornamen. Voor een dergelijke wijziging dient een voldoende zwaarwichtig belang te bestaan. Bepalend bij de vraag of sprake is van een zwaarwichtig belang, is de mate van ongemak en/of overlast die de betrokkene in het dagelijks leven van zijn voornamen ondervindt. Daarbij dienen alle feiten en omstandigheden te worden meegewogen. Daarnaast dient het verzoek te worden getoetst aan artikel 1:4 lid 2 BW. Beoordeeld moet worden of de gewenste voornamen niet ongepast zijn of overeenstemmen met bestaande geslachtsnamen, tenzij deze tevens gebruikelijke voornamen zijn.
De rechtbank is van oordeel dat verzoekster door haar in het verzoekschrift en in de motivatiebrief gegeven toelichting, op overtuigende wijze naar voren heeft gebracht dat zij een voldoende zwaarwichtig belang heeft bij de door haar verzochte wijziging van de voornaam. Niet gebleken is van beletselen als bedoeld in artikel 1:4 lid 2 BW tegen de gewenste voornaam van verzoekster. Gezien het vorenstaande zal het verzoek tot wijziging van de voornaam van verzoekster worden toegewezen, in die zin dat de voornaam [voornaam 1] wordt gewijzigd in [voornaam 2] , zodat verzoekster voortaan [verzoekster] zal heten.
Ingevolge artikel 1:4 lid 4 BW geschiedt de wijziging van de voornaam doordat van de beschikking een latere vermelding aan de akte van geboorte van de betrokken persoon wordt toegevoegd, overeenkomstig artikel 1:20a lid 1 BW. In verband daarmee dient de griffier niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking, en voor zover daartegen geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats] in wiens registers de geboorteakte van verzoekster voorkomt.
5 De beslissing
De rechtbank:
gelast de wijziging van de voornaam van [verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] , in die zin dat de voornaam [voornaam 1] wordt gewijzigd in de voornaam [voornaam 2] , zodat verzoekster voortaan [verzoekster] zal heten;
bepaalt dat de griffier op de voet van het bepaalde in artikel 1:20e lid 1 BW niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking een afschrift daarvan zal zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats] , dit met het oog op het bepaalde in artikel 1:20 lid 1 en onder a BW juncto artikel 1:20a lid 1 BW.