ECLI:NL:RBGEL:2025:8190 - Rechtbank Gelderland - 2 oktober 2025
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 25/1466
in de zaak tussen
en
- Deze uitspraak gaat over de invordering van € 5.000 omdat eiser niet heeft voldaan aan de last onder dwangsom die aan hem is opgelegd. Volgens de last onder dwangsom moet eiser uiterlijk op 1 november 2023 diverse goederen verwijderen en verwijderd houden van het perceel aan de [locatie] tussen nummer [huisnr. 1] en [huisnr. 2] in [plaats 2]. Vaststaat dat eiser een deel van de goederen al heeft verwijderd van het perceel, maar volgens het college had hij de glijbaan, de big bags met haardhout en de ladder nog niet verwijderd. Eiser is het niet eens met de invordering van de dwangsom. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het college de dwangsom heeft kunnen invorderen.
Procesverloop
- Bij besluit van 8 augustus 2024 heeft het college aan eiser een dwangsom van € 5.000 ingevorderd wegens het niet voldoen aan de onherroepelijke last onder dwangsom van 19 september 2023.
2.1. Bij beslissing van 2 februari 2025 op het bezwaar van eiser (het bestreden besluit) is het college bij dat invorderingsbesluit gebleven, onder aanvulling van de motivering als volgt:
2.2. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.3. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
2.4. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
Beoordeling door de rechtbank
- De rechtbank beoordeelt of het college de dwangsom kon invorderen. Zij beoordeelt dat op het moment van het nemen van het bestreden besluit, namelijk op 13 februari 2025. Wat na die datum is gebeurd, is niet relevant voor de beoordeling door de rechtbank. Dat het college in zijn verweerschrift aangeeft dat uit het controlerapport van 16 april 2025 blijkt dat eiser inmiddels heeft voldaan aan de last onder dwangsom voorkomt een nieuw handhavingstraject. Maar het is wel een nieuwe omstandigheid die de rechtbank niet kan meewegen in haar oordeel in deze zaak tegen de beslissing op bezwaar over het invorderingsbesluit.
Heeft het college voldoende aangetoond dat de last is overtreden?
- Eiser betoogt dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat er een overtreding heeft plaatsgevonden. De overgelegde foto’s kan eiser niet goed plaatsen en er ontbreken plaatsaanduidingen met richting van waaruit de foto’s zijn genomen. Het bestreden besluit maakt melding van een aantal goederen (glijbaan, big bags met haardhout en een ladder), maar de goederen die na 2010 zijn geplaatst zijn verwijderd. Eiser wil graag bewijs dat het college destijds heeft geïnventariseerd waarmee onomstotelijk kan worden aangetoond dat de goederen niet aanwezig waren.
4.1. De rechtbank oordeelt dat het college voldoende heeft aangetoond dat er op 13 februari 2025 sprake was van een overtreding van de last onder dwangsom. Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de last onder dwangsom onherroepelijk is en dat hieruit volgt dat onder meer de glijbaan, de big bags met haardhout en de ladder op 1 november 2023 verwijderd moesten zijn. Met het controlerapport van 12 maart 2024 heeft het college via een situatietekening van het perceel, de bevindingen van de toezichthouder en een aantal foto’s aangetoond dat de glijbaan, de big bags met haardhout en de ladder nog niet waren verwijderd van het perceel. Dit controlerapport is als bijlage bij het invorderingsbesluit gevoegd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de foto’s van het controlerapport duidelijk en geven zij in samenhang een goed beeld van wat op welke plek van het perceel staat. Anders dan eiser naar voren brengt is het college niet verplicht per foto een plaatsaanduiding met richting aan te geven. Dat de goederen die na 2010 zijn geplaatst wel verwijderd zijn, doet er niet aan af dat uit het controlerapport blijkt dat de glijbaan, big bags met haardhout en ladder nog wel aanwezig waren. De beroepsgrond slaagt niet.
Moet het college een nieuwe controle van te voren aankondigen? 5. Voor zover eiser naar voren brengt dat hij een nadere controle graag van te voren aangekondigd wil hebben, heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat bij toezicht controles in de regel onaangekondigd plaatsvinden. Uit artikel 5:15 van de Awb volgt dat een toezichthouder bevoegd is om hiertoe elke plaats te betreden. Toestemming is daarbij niet nodig, behalve als het over het betreden van een woning gaat. Daarvan was hier geen sprake.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college terecht een dwangsom van € 5.000 heeft ingevorderd. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Verschuren, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.